Arnhem
Voor de kerk in de grote stad is er genoeg reden tot zorg. Zo is het ook in Arnhem. Maar de kerkenraad schept moed uit de woorden waarmee de gemeente werd geïnstitueerd: ‘De HEERE is aldaar’.
In 1948 kwamen in Arnhem voor het eerst enkele gezinnen bijeen in een leesdienst, als afdeling van de Gere- formeerde Gemeente te Wageningen. In hetzelfde jaar werd er een gebouw aan de Kortestraat gekocht. Op 7 maart 1949 vond de instituering plaats. Ds. M. Heer- schap sprak toen over Ezechiël 48:35b: ‘En de naam der stad zal van dien dag af zijn: De HEERE is aldaar’.
In 1965 betrok de gemeente een kerkge- bouw in de Parkstraat. In verband met de overkomst van een groot deel van de plaatselijke Christelijke Gereformeerde Kerk, samen met haar predikant ds. J.C. van Ravenswaay, verhuisde de gemeente in 1969 naar het huidige kerkgebouw aan de Groen van Prinstererstraat.
Hoe gaat het getalsmatig met de gemeente? Is er jeugd, zijn er verenigingen?
Ouderling-scriba L.M. Roeleveld: ‘Sinds 2005 loopt de gemeente getalsmatig langzaam terug. In 2005 waren er nog 246 leden en doopleden, nu 129. Er is jeugd, maar zeker de laatste jaren zijn gezinnen vertrokken naar elders. Catechisatie wordt in twee groepjes gegeven, de jeugd- verenigingen zijn samengevoegd. Met weinig jeugd valt het niet mee om dingen te organiseren en taken te verdelen. Toch zien we wel dat de jongeren als groep met elkaar optrekken. Helaas zijn er ook jonge- ren die niet meedoen’.
De gemeente kent twee Bijbelkringen die, buiten coronatijd, bij elkaar komen in de huizen van de deelnemers. Er is een vrouwenvereniging, een vrouwengespreks- kring en een kinderbijbelclub.
Hoe is het om kerk te zijn in de grote stad? Welke verschillen ziet u in dat opzicht met gemeenten op de biblebelt?
‘Meer dan de helft van onze leden woont buiten Arnhem. Dat brengt praktische problemen met zich mee. Kinderen moe- ten voor catechisatie en verenigingen gebracht en gehaald worden. De leden zien elkaar alleen op zondag of doorde- weeks tijdens een gemeenteactiviteit. Wij ontmoeten elkaar niet op straat of in de supermarkt, zoals op de biblebelt. En de binding met de buurt van de kerk is natuurlijk ook anders als je er zelf niet woont’.
Arnhem is een streekgemeente, zegt Roeleveld. ‘Als we geroepen worden om christen te zijn op de plek waar we wonen, dan is dat dus niet de plek waar de kerk staat. Wat je dus in je eigen buurt doet, ligt buiten de context van de gemeente. Er wonen nauwelijks gemeenteleden in de buurt van de kerk. Als we in de buurt bekendstaan als mensen die zondags komen, hier even zijn en weer vertrekken, dan is dat ook geen getuigenis’.
Vanuit de buurt zijn een aantal vragen op ons pad gekomen, zegt Roeleveld. ‘We hebben enkele buurtbijeenkomsten ge- houden in de zaalruimte van de kerk. Op zo’n moment heb je gelegenheid om de kerk te laten zien. Dan kun je wijzen op de teksten die daar zijn aangebracht’.
In een zaal van de kerk werden -vóór de coronatijd- diaconale maaltijden gehou- den, georganiseerd door een diaconaal consulent van de protestantse gemeente Arnhem. En met de laatste verkiezingen was daar ook het stembureau. ‘Op deze manier maken de buren kennis met ons en met het gebouw. We hopen dat dit de drempel lager maakt’.
De kerkenraad organiseert de laatste jaren ook enkele laagdrempelige dien- sten, gericht op mensen uit de buurt. ‘Op Eerste Paasdag hadden we ’s morgens een aangepaste dienst, waarin een paar buurtkinderen aanwezig waren. Alle kin- deren hebben na de dienst voorin de kerk samen gezongen’.
Nederland seculariseert. Hoe kijkt u als grote-stadsgemeente naar de toekomst?
‘De toekomst ligt veilig in Gods hand. Er is genoeg reden om te gaan somberen, maar de gemeente is niet van ons, maar van de Heere Jezus Christus. Dat ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid om de gemeente trouw te dienen. Dat is bidden, het goede doen, en wachten op de Heere. Wij weten niet of de gemeente behouden kan blijven. Misschien komt er wel groei vanbuiten. Met een financiële commissie onderzoeken we nu diverse aspecten van ons gemeentezijn’.
Is er, met schroom wellicht, iets te zeggen over vrucht op de prediking?
‘We scheppen moed als we mooie dingen zien gebeuren, als leden naar elkaar om- zien en elkaar bemoedigen, als ze voor elkaar of voor de kerkenraad bidden. Soms horen we op huisbezoeken een vrijmoe- dig getuigenis of een geloofsworsteling. Met beide zijn we blij. We belijden dat het Woord van God niet ledig terugkeert, maar dat het doet wat Hem behaagt. Zelfs zal het voorspoedig zijn in hetgeen waartoe God het zendt’.
(volgende week deel 3:
Den Haag-Scheveningen)
J. van ’t Hul, Lieren
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 april 2021
De Saambinder | 24 Pagina's