Het bidden van de Borg
In dit opschrift - Het bidden van de Borg - lezen we dus twee zaken. Allereerst, het gaat over de Borg van Sion. Van Zijn vele namen wordt hier bewust de naam ‘Borg’ gebruikt. Bij deze naam moeten we steeds denken aan drie woorden: ‘in plaats van’. In de tweede plaats gaat het over de praktijk van Zijn bidden.
Alles wat Hij doet, verricht Hij in plaats van schuldige en dwaze mensen die niet weten te bidden zoals het behoort. Dat geldt dus zeker ook Zijn bidden tijdens Zijn aardse leven. Het geldt ook nu in de heerlijkheid van Zijn Vader. De Borg doet dit omdat er zoveel zonden, gebreken en nalatigheid in ons bidden is te verzoenen. Hij doet dit opdat het bidden van de Zijnen vernieuwd zal worden tot de tere vreze van Gods Naam. Hij doet dit om onderwijs te geven in de brede praktijk van ons bidden. Anders gezegd, Hij doet dit als Priester om te verzoenen, als Profeet om te onderwijzen en als Koning om Zijn genadeheerschappij te doen ervaren in hart en leven. Daarom hebben we zo dringend déze Borg nodig om te bidden! Dan klinkt de hartelijke belijdenis: ‘Wij geloven dat wij geen toegang hebben tot God, dan alleen door de enige Middelaar en Voorspraak, Jezus Christus, de Rechtvaardige…, anderszins ware ons de toegang gesloten (Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 26).
In de praktijk van ons bidden hebben wij, op zichzelf gerichte, aardsgezinde bidders, deze biddende Borg nodig. In álles moet Hij verzoenen, vernieuwen, voorspreken, voorbeeldig zijn en bemiddelen. De Borg treedt steeds tussen (Heidelbergse Catechismus, antwoord 31) bij de allerhoogste Majesteit, voor Wiens aangezicht wij niet kunnen bestaan.
Zijn leven is bidden
Ten tweede gaat het dus over Zijn gebedsleven. We lezen vaak dát Hij bidt. Niet zo vaak wát Hij bidt. Het Hogepriesterlijke gebed van Johannes 17 is daarop een rijke uitzondering. Echter, allerlei aspecten van Zijn gebedsleven zijn voor ons ook van wezenlijk belang. Opdat óns bidden zal zijn alleen in Zijn Naam (Joh. 16:24), alleen krachtens Zijn voorbede en Zijn verdiensten. Zeker ook op weg naar de komende biddag. Deze Borg bidt als de zondeloze Mens, op deze vervloekte aarde, in de menselijke natuur die alle gevolgen van de zonde onderworpen was, in alles verzocht, eenzaam als nooit iemand geweest is op de aarde, het voorwerp van hoon, spot en verzoeking. Ten slotte is Hij door Judas verraden, door Zijn discipelen verlaten, door de wereld veracht en verworpen, door Pilatus veroordeeld, door Zijn vervolgers gepijnigd. Hij heeft met de machten der duisternis gestreden, als niemand anders Gods toorn gevoeld. Daarna is Hij een pijnlijke, smadelijke en vervloekte kruisdood gestorven. Dát was Zijn leven. En dit leven stond altijd in het teken van bidden! Hij kon niet zonder. U wel? Het was voor Hem als ademen. Zoals Hij bidt, kan niemand het. Dáárom hebben we Hem zo nodig, voor elke zucht.
Zijn bidden is leven
Zonder volledig te zijn, wijzen we op de praktijk van Zijn bidden: Zijn gebedstijd, gebedshouding, gebedsinhoud, gebedsstrijd, gebedsbehoefte, gebedsdoel, gebedsaanspraak. Bij de aanvaarding van Zijn borgtochtelijke bediening, als de Borg uit het Jordaanwater opklimt, lezen we in Lukas 3:21 dat Hij bad. Meer niet. Maar deze gebedstijd is veelzeggend: er liggen drie zware jaren voor Hem. Vlak voor de gevangenneming zegt Hij: ‘aldaar zal ik bidden’ (Matth. 26:36). Hij bad in de hoogste nood en aanvechting, daar en aan het kruis, in Godverlatenheid, angst en pijn. Het moge bemoedigend zijn, als het ons aan woorden ontbreekt, dat zelfs Hij met dezelfde woorden bad (Matth. 26:44). Ons gebed mooi verwoorden, is dus niet van belang, als het maar hartentaal is. Als het dezelfde woorden zijn, is dat niet erg.
Steeds lezen we dat Hij er behoefte aan heeft om alleen te zijn en te bidden (Luk. 9:18). Hij zocht voortdurend de heilzame afzondering, in een woeste plaats (Mark. 1:35), zelfs in de stille nachten, alleen op de berg. Over Zijn gebedshouding lezen we dat Hij eerbiedig neerknielde (Luk. 22:41), zelfs op het aangezicht viel (Matth. 26:39). De houding is immers uitdrukking van ons innerlijk. Al antwoordt de hemel niet, toch volhardt Hij in het gebed: in zware strijd bad Hij des te ernstiger (Luk. 22:44). Ontroerend te lezen dat Hij met en voor de kinderen bad (Matth. 19:13). Hij peilt de noden en de zorgen, daarom: ‘Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude’ (Luk. 22:32). Hij bidt uitdrukkelijk voor ‘dezen’ (Joh. 17:20a), Hij wijst ze bij wijze van spreken met de vinger aan bij Zijn Vader. Hij bidt niet voor de wereld (Joh. 17:9), dat is duidelijk, maar wel voor degenen die zullen worden toegebracht (Joh. 17:20b).
Als je de Borg hoort bidden, ga je vragen of Hij je bidden wil leren. Dat lezen we in Lukas 11:1. Hij heeft vanuit Zijn hart ons een voorbeeldgebed nagelaten, zo volmaakt in orde en verwoording. Het is bedoeld als toetssteen voor ons gebed. Daarom is het blijvende gebedsonderwijs in de Catechismus (Zondag 45-52) zo noodzakelijk.
Hoe Hij bidt
Uit dit volmaakte gebed is veel te leren als het gaat om Zijn gebedsinhoud. Hij richt Zich naar boven, in de ons-vorm, in het meervoud. Zijn eerste verlangen is Gods Naam, Zijn Koninkrijk en Zijn wil. Daarna volgt onze dagelijkse verzorging, onze vergeving, blijkend uit ootmoedige verzoeningsgezindheid, en onze bewaring. Met als einde wat alleen maar de grondslag van de verhoring kan zijn. Wanneer we helemaal niets in onszelf vinden om verhoord te worden, zeg dan maar: in Zijn Naam. ‘Want’ is redengevend. Want het genaderijk is toch van U? Want de almachtige genadekracht kan alleen maar van U komen? Want U werkt toch alleen op Uw eigen eer aan? Drie keer, dáárom ‘verhoor ons toch, Heere’.
Zo ook de gebedsinhoud van Johannes 17. De Borg begint met de eer van God en eindigt met het recht van God. Hij spreekt aan met ‘Vader, heilige Vader en rechtvaardige Vader’. Zo gepast en eerbiedig. Hij gebruikt niet heel vaak Gods Naam, het is voor Hem geen stopwoord. In de stille nacht van het verraad, omringd door bange discipelen, slaat Hij Zijn ogen op naar Boven, legt Hij Zijn hart open voor de hemel. Hij bidt vragend, niet beschrijvend. Ook zegt Hij na 26 verzen geen ‘Amen’. Want Hij gaat door met (voor) bidden, ook nu aan de rechterhand des Vaders. Hij blijft vragen: ‘Vader, verheerlijk Uw Zoon, opdat Uw Zoon U verheerlijke’. Zo blijft Hij bidden voor mensen, die het van zichzelf niet kunnen. Opdat zij zullen bidden alleen maar in Zijn Naam.
Kunt u niet bidden? Durft u misschien niet te bidden? Er ís in de genadetroon een Voorbidder. Hij bidt altijd… voor overtreders (Jes. 53:12).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 maart 2025
De Saambinder | 28 Pagina's