Een bezoeker te middernacht
En er was een mens uit de farizeeën, wiens naam was Nicodémus. Johannes 3:1
In het holst van de nacht zegt iemand in Jeruzalem: ‘Rabbi, wij weten…’ (Joh. 3:2b). Het is een lid van de orthodox-Joodse partij, de farizeeën. Zo iemand wéét het dus. Een farizeeër kan God loven en danken dat hij gelukkig niet is zoals andere mensen, hij kan altijd geloven en altijd bidden. De man die hier aan het woord is, is een gerespecteerd beroepstheoloog, een rechtzinnig schriftgeleerde, een vroom mens die veel aan Bijbelstudie doet en de wet van Mozes bestudeert tot op de tittel en de jota. Dit is een ambtsdrager, een overste der Joden en lid van het Sanhedrin, de raad die straks het doodsvonnis over Christus gaat vellen.
Deze man is ook al op leeftijd, want straks zegt hij van zichzelf ‘… nu oud zijnde’ (vers 4). In deze nacht zegt dit hyper-vrome mens: ‘Rabbi, wij weten…’. Hij weet het dus. Hij is met al zijn letterkennis rijk en verrijkt. Maar wat hij weten móet, wat tot zijn eeuwige zaligheid dient, daar weet hij nog niets van. En wat hij wel weet is allemaal te kort voor de eeuwigheid.
‘En er was een mens uit de farizeeën, wiens naam was Nicodémus, een overste der Joden’. Johannes is de enige van de evangelisten die over deze Nicodémus schrijft. Hij bericht zelfs driemaal over hem, in Johannes 7 vers 50 tot en met 52, en Johannes 19 vers 39 tot en met 42, en nu hier, in Johannes 3.
De geschiedenis uit Johannes 3 vindt plaats ergens in Jeruzalem, de heilige stad. Het Paasfeest is net achter de rug. Als de van God Gezondene had Christus op het feest vele wonderen en tekenen gedaan. Daarop waren er velen in Zijn Naam gaan geloven (Joh. 2:23).
Nu is het nacht. De straten zijn verlaten. De stad slaapt. Maar er zijn er in elk geval twee die niet slapen. Nicodémus kan niet slapen omdat de rust hem is opgezegd. En Israëls Wachter slaapt en sluimert niet omdat Hij in deze nacht iemand tot Zich gaat trekken met touwen der liefde en koorden van goedertierenheden. In deze nacht komt die ene mens tot Christus. Het is een mens uit de farizeeën, iemand uit de groep waarvan niemand in Hem geloofde (Joh. 7:48). De hemel gaat onderscheid maken waar geen onderscheid is. ‘Hoe vrij toch is God in de verheerlijking van Zijn genade. Hij kent de schapen die Hij toebrengen moet, al verkeren zij in de grootste vijandschap’ (G.H. Kersten).
De aristocraat Nicodémus haast zich langs de verlaten straten van Jeruzalem. Ook Nicodémus was getuige geweest van de wondertekenen die Jezus rond Pesach had gedaan. En hij had ook al Zijn wonderlijke woorden over het Koninkrijk der genade gehoord. Al die dingen hadden het hart van deze farizeeër geraakt. Want wat Jezus had gesproken, dat was allemaal zo heel anders geweest dan hem altijd was voorgehouden, en ook zo anders dan hij als schriftgeleerde altijd aan het volk had geleerd. Nicodémus zit geestelijk in het donker, is vastgelopen in zijn eigen godsdienst en wil als een onwetende onderwezen worden in de dingen van het Koninkrijk der hemelen. Nicodémus is bezorgd over zijn ziel.
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 maart 2025
De Saambinder | 28 Pagina's