Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De begrafenis van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De begrafenis van Christus

4 minuten leestijd

‘En als zij alles volbracht hadden wat van Hem geschreven was, namen zij Hem af van het hout en legden Hem in een graf’ (Hand. 13:29). De Zoon des mensen is begraven. Zo was het ook voorzegd door de profeet Jesaja.

Reeds Jesaja profeteerde dat er een Overwinnaar begraven zou worden. De Joden hadden Hem tezamen met de twee moordenaars willen begraven. Hij was immers één van hen. Hij was de ergste zelfs. En zo hadden zij Zijn graf al bij de goddelozen gesteld. Maar Gods raad was anders. Alles was immers volbracht. De prijs was betaald, het rantsoen was aangebracht en nu krijgt Hij een plaats bij de rijken. Twee mannen komen nu openbaar in hun liefde tot hun Zaligmaker, Jozef van Arimathea en Nicodemus. Ze komen tot Pilatus en begeren Zijn lichaam. Zij krijgen het. Met zeer veel liefde nemen ze het lichaam van hun Zaligmaker van het kruis, winden het in een zuiver fijn lijnwaad met de specerijen en leggen het in het graf dat Jozef uitgehouwen had. Een nieuw graf waar nog nooit iemand in gelegen had. Hij Die opstond uit dit graf was Degene Die er als enige in gelegen had. Een vergissing is onmogelijk.

Eervol begraven

Jezus krijgt een eervolle begrafenis. En toch, het is wel een begrafenis. Het graf is niet eervol. Hoe lief Abraham zijn vrouw Saraï ook had, hij sprak tot de zonen van Heth: ‘Geef mij een erfbegrafenis bij u, opdat ik mijn dode van voor mijn aangezicht begrave’. Wij kunnen niet leven met een dode. Ook dit is een vernedering geweest voor de Zaligmaker.

God heeft de mens geschapen met ziel en lichaam. Een twee-eenheid om tezamen voor Gods aangezicht te leven en Hem te dienen. De ziel in de mens, als bron van het leven. God formeerde Adam uit het stof van de aarde en had in zijn neusgaten geblazen de adem des levens. Zo is Adam geworden tot een levende ziel. En nu klinken er telkens weer doodsklokken en staan we bij open graven. Niemand van ons zal aan het graf ontkomen, totdat de laatste dag van de wereld aanbreekt. Als de dood de ziel opeist, blijft een levenloos lichaam achter. Een ontzield lichaam is een onteerd lichaam. Het is de tekening van onze doodstaat. ‘Wie redt zijn ziel van het graf?’

Nu daalt de Zaligmaker zo diep af in de vernedering van de Zijnen dat Hij Zijn dode lichaam in het graf laat leggen. Ook dat is Borgtocht geweest. Hij lag plaatsvervangend in het graf om zo die aangrijpende plaats voor hen die Zijn verschijning hebben liefgehad te heiligen. Voor hen is het graf in gemeenschap met Hem een rustplaats geworden. Hij heiligde het graf. Toen Jezus aan het graf van Lazarus stond en beval dat men de steen zou wegnemen, was de eerste reactie van Martha: ‘Heere, hij riekt nu al, want hij heeft vier dagen aldaar gelegen’. Een dood lichaam ontbindt in het graf. Maar zo niet bij de Zaligmaker. Ja, Zijn ziel was op Golgotha naar Zijn Vader gegaan. Daarom wordt Zijn zielloos lichaam begraven, want Hij is waarlijk gestorven. Maar Zijn Godheid is nooit van Zijn mensheid gescheiden geweest. Zijn lichaam is niet tot ontbinding overgegaan. Hoe intens had de vloek van God geklonken toen Hij het oordeel uitsprak over de gevallen Adam: ‘Want gij zijt stof en gij zult tot stof wederkeren’.

Vloek weggenomen

Wat blijft er van ons lichaam over, dat heerlijk geschapen maar door onszelf onteerde lichaam? Die vloek neemt Hij weg. Het lichaam van Jezus - hoe kunnen wij Hem anders voorstellen dan in gemeenschap met al degenen die Hem van eeuwigheid zijn gegeven - is gaaf gebleven. Zo heiligt Hij niet alleen het graf, neemt Hij niet alleen de vloek weg, maar wacht het ontzielde lichaam van de Zaligmaker ook op het moment van Zijn opstanding. ‘Zalig zijn de doden die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid’.

Jesaja zegt dat Gods kinderen zich mogen neerleggen op hun slaapsteden. Ze rusten daar tot hun wederopstanding ten laatsten dage. Om dan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig te worden. Dat lichaam dat in het graf werd gelegd en opstond in heerlijkheid op Paasmorgen. Een verheerlijkt lichaam dat nooit meer zal sterven.

Lezer, u zult eens sterven en uw lichaam zal begraven worden. Hoe zal uw lichaam daar dan liggen? Als u al een graf mag krijgen, want dat wordt niet ieder gegeven. Maar hoe dan ook, zalig is hij die het nú zeggen mag: ‘Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan’.

slot volgt


1. Zijn nederige geboorte

2. Zijn lijden

3. Zijn dood

4. Zijn begrafenis

5. Zijn nederdaling ter hel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2025

De Saambinder | 24 Pagina's

De begrafenis van Christus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2025

De Saambinder | 24 Pagina's