Nieuwe kerkvorst in Rome
‘De wereldkerk heeft een nieuwe leider’, kopten verschillende kranten op 9 mei naar aanleiding van de verkiezing van de Amerikaan Robert Francis Prevost tot paus. Onder de naam Leo XIV regeert hij sindsdien over de Rooms-Katholieke Kerk.
Wie begin mei de media ook maar vluchtig volgde, kon de pauswisseling niet ontgaan. Na het overlijden van paus Franciscus op 21 april ging er bijna geen dag voorbij of er was nieuws uit Rome. Spannende vraag was: wie wordt de nieuwe kerkvorst van de 1,4 miljard rooms-katholieken? Na vier stemmingen door 133 kardinalen kreeg de in Chicago geboren Prevost de pauselijke stola omgehangen. De keus voor een Amerikaan was op zichzelf al bijzonder.
De Rooms-Katholieke Kerk ziet de pauselijke macht als tegenhanger van de wereldlijke grootmachten. De verkiezing van Prevost is ook opvallend omdat de vorige paus met de naam Leo in 1899 een encycliek uitvaardigde waarin hij verheerlijking van Amerika veroordeelde.
Ethische punten
Met een kritische ondertoon constateerden seculiere media dat Leo XIV op ethische punten conservatieve opvattingen heeft. Zo is hij bijvoorbeeld uitgesproken verdediger van het ongeboren leven. Binnen conservatief christelijke kringen wordt de paus daarom juist gezien als medestrijder voor behoud van traditionele waarden.
Zorgwekkend is echter dat in veel protestantse kringen de paus ‘een broeder in Christus’ wordt genoemd. Dat verdoezelt de nog altijd bestaande kloof tussen Rome en de Reformatie.
Hoe groot die kloof is, bleek alleen al uit het eerste publieke optreden van de nieuwe paus waarbij hij een gebed tot Maria en de heiligen uitsprak. Daarmee onderstreepte hij nog maar weer eens dat Maria voor hem niet alleen de moeder des Heeren is, maar ook de ‘voorspraak, helpster en middelares’, zoals dat in de ‘Catechismus van de Katholieke Kerk’ wordt geleerd. De eerste daad van Leo XIV was het afkondigen van een algemene aflaat voor iedereen waarmee de tijdelijk zonden van de mensen vergeven zouden zijn. Dat illustreert het fundamentele verschil met de reformatorische leer dat alleen Christus’ bloed reinigt van alle zonden en dat Hij alleen genade kan schenken.
De Reformatie wees met klem de gedachte af dat de paus als plaatsvervanger van Christus op aarde de macht had om genade uit te delen. Onomwonden noemden de reformatoren de paus daarom de antichrist. Toen Luther de banbul van paus Leo X thuiskreeg, antwoordde hij in een brief van 6 september 1520: ‘Beste Leo, als mens wil ik je eren. Maar als paus ben je voor mij niets anders dan de antichrist’.
Ook Calvijn stelde zich - zo mogelijk nog helderder - op het standpunt dat de paus de grote antichrist is. Bij zijn uitleg over de verschillende Bijbelteksten die spreken over de komst van de grote tegenstander van de Kerk zegt hij onomwonden dat dit de bisschop van Rome is. Zo schrijft hij bij de verklaring van 2 Thessalonicenzen 2:3 en 4: ‘Paulus spreekt niet van een mens, maar van het rijk dat de duivel zou innemen, om de stoel der gruwelijkheid midden in de tempel Gods op te richten; hetwelk wij in het pausdom vervuld zien’.
Dordtse Leerregels
Dezelfde gedachte is terug te vinden in de verschillende gereformeerde confessies. De voorrede van de Dordtse Leerregels spreekt over ‘de tirannie van de roomse antichrist en de schrikkelijke afgoderij des pausdoms’. De Nederlandse Geloofsbelijdenis veroordeelt het ‘rijk van de antichrist’, waarmee duidelijk de Rooms-Katholieke Kerk wordt bedoeld. En de Westminster Confessie zegt (art. 25.6): ‘De paus van Rome kan dus in geen enkel opzicht het hoofd van de kerk zijn, maar hij is die antichrist, die mens der zonde en zoon des verderfs, die zichzelf in de kerk tegen Christus verheft en tegen al wat God heet’.
Dit spoor volgde ds. G.H. Kersten. Vooral vanwege het amendement dat hij in 1925 indiende om het gezantschap bij de paus op te heffen, werd hij in de seculiere pers getekend als onverdraagzaam antipapist.
Maar ds. Kersten stond niet alleen in zijn afwijzing van het pauselijk gezag. Zeker aan het begin van de vorige eeuw leefden er ook breed binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en in de Gereformeerde Kerken grote bezwaren tegen. Er verschenen in die tijd diverse publicaties tegen de roomse leer. Niet verwonderlijk, want in 1870 was op het Eerste Vaticaans Concilie het leerstuk van de pauselijke onfeilbaarheid aangenomen.
Twee voorbeelden: de hervormde dr. P.J. Kromsigt publiceerde in 1924 een preek waarin hij de roomse mis fel afwees. En de gereformeerde theoloog Herman Bavinck (1854-1921) gaat in zijn “Gereformeerde Dogmatiek” (deel IV, blz. 389 e.v.) uitvoerig in op de bezwaren tegen het pauselijk stelsel. Daarin zegt hij dat de rooms-katholieke hiërarchie ten onrechte is gebaseerd op een onderscheid tussen geestelijken en leken. Dat is nergens in het Nieuwe Testament te vinden. Ook een verschil in gezag tussen een bisschop en een presbyter noemt Bavinck onbijbels. Paulus gebruikt in Handelingen 20 beide woorden door elkaar, en de apostel Petrus noemt zichzelf medeouderling (1 Petr. 5:1). Verder wijst Bavinck erop dat het apostelambt een tijdelijk ambt was, dus de eventuele opvolgers van Petrus hebben geen bijzonder of apostolisch gezag. Bovendien is er geen enkel bewijs in de Bijbel dat Petrus een unieke autoriteit had ten opzichte van de andere apostelen. Bezwaren die tot op de dag vandaag nog relevant zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 2025
De Saambinder | 24 Pagina's