Geroepen tot de strijd
Voorts, mijne broeders, wordt krachtig in den Heere, en in de sterkte Zijner macht. Doet aan de gehele wapenrustig Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. Éfeze 6:10, 11
Geliefde lezer,
We lezen in Job 7: Heeft niet de mens een strijd op de aarde? Nu zal het er maar over gaan welke strijd wij op aarde strijden. Van nature strijden we allen in het leger van de vorst der duisternis, omdat we in het paradijs van koning zijn veranderd. Vóór de val was God onze Koning, maar nu is het de duivel. Door het ingeven van de duivel en onze moedwillige ongehoorzaamheid hebben we God de dienst opgezegd en satan toegezegd. We zijn van God afgevallen en satan toegevallen. Is dat niet vreselijk goddeloos en ondankbaar tegenover onze getrouwe Schepper en Weldoener, Die ons naar Zijn beeld geschapen had? Is het ook niet ontzettend meedogenloos tegenover onszelf en onze nakomelingen? Door tegen God te zondigen hebben we immers onszelf en al onze nakomelingen van Gods beeld en alle andere geestelijke gaven beroofd. O, dat Christus’ eigen woorden toch eens recht tot ons doordrongen: Die tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen, die Mij haten, hebben den dood lief (Spr. 8:36).
Wat is dus voor ons allen van levensbelang, ja, van eeuwigheidsbelang? Dat we weer van koning zullen veranderen, waardoor we de vorst der duisternis en onszelf zullen afvallen en Vorst Messias zullen toevallen. O, dat we de woorden van de dichter ter harte namen: Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden (Ps. 2:12).
Onbekeerde lezer, u leeft nog in het kostelijke heden van genade. Smeek de Heere of Hij u uit de macht der duisternis wil trekken en u over wil zetten in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde. Door die Goddelijke liefde zult u zich onvoorwaardelijk leren overgeven in de handen van Hem Die in Christus zeer goedertieren en barmhartig, ja, mild in het schuld vergeven is. U zult echter ook in aanraking komen met de listige omleidingen des duivels, want hij haat God en daarom ook Zijn kinderen. Van zichzelf zijn zij echter zo zwak dat zij niet één ogenblik kunnen bestaan. En waren ze zich daar nu altijd maar bewust van! Er zijn echter ook tijden dat ze niet op wacht staan. Juist dan zijn ze een gemakkelijke prooi voor satan, die door de apostel Petrus een briesende leeuw wordt genoemd, die omgaat, zoekende wie hij zou mogen verslinden. Dat heeft Petrus zelf ondervonden. Toen hij dacht dat hij bereid was om met Jezus in de gevangenis en in de dood te gaan, heeft Jezus geantwoord: Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden niet kraaien, eer gij driemaal zult verloochend hebben dat gij Mij kent (Luk. 22:33, 34). Toen Petrus echter zijn Meester verloochende, verloochende Jezus Zijn kind niet, want indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw; Hij kan Zichzelven niet verloochenen (2 Tim. 2:13). Zo wilde de Heere Petrus leren dat hij geen ogenblik in eigen kracht staande kon blijven, maar dat hij in de kracht Gods bewaard moest worden door het geloof tot de zaligheid (1 Petr. 1:5).
Daarop wijst de apostel de gelovige Eféziërs ook in de woorden van onze overdenking: Voorts, mijne broeders, wordt krachtig in den Heere, en in de sterkte Zijner macht. Paulus wijst hen op Christus als de machtige Held bij Wie de Vader reeds van eeuwigheid hulp besteld heeft om Zijn Kerk te verlossen. In Hem zijn gerechtigheden en sterkte; tot Hem zal men komen (Jes. 45:24). Daarom wekt Paulus Gods kinderen te Éfeze op om hun kracht en sterkte in de Heere te zoeken. Wie van hen zou immers bestand zijn tegen de aanvallen van hun doodsvijanden, de duivel, de wereld en hun eigen vlees? Van zichzelf zijn zij zwak van moed en klein van krachten, ja, zijn zij stof van jongs af geweest. Maar nu zegt Paulus als het ware tegen de Eféziërs: ’Vertrouw in de strijd tegen de driehoofdige vijand niet op uzelf, want dan komt u beschaamd uit, maar vertrouw op Christus en op de sterkte van Zijn macht. Houd in uw weg het oog op God gericht, en de uitkomst zal niet falen.’
Gods macht is almacht en daarom onbegrensd. Ethan zingt in Psalm 89: ’Wie is aan U gelijk? Wie kan U evenaren? Grootmachtig, zijt G’ o Heere, ja, eindeloos in vermogen’ (vs. 4, ber.). De sterkte van Gods macht is de openbaring van Gods almacht. Denk eens aan de schepping van hemel en aarde, aan de zondvloed, aan de doortocht van de kinderen Israëls door de Rode Zee, en aan de vele natuur- en genezingswonderen die Christus tijdens Zijn leven op aarde heeft verricht. Getuigen al die wonderen niet van de sterkte van Gods macht? Denk verder aan de vele wonderen in het rijk van Gods genade. Een brute Manasse werd door de sterkte van Gods macht een smekeling aan de troon van Gods genade. Paulus, een brute vervolger van Gods kerk, werd door de sterkte van Gods macht ter aarde nedergeveld en later tot een getrouwe prediker van vrije genade in Gods Kerk gesteld.
Het is deze prediker die Gods kinderen in Éfeze opwekt om zich in het strijdperk van dit leven vast te klemmen aan Christus, de onwankelbare Rots der eeuwen. Paulus doet echter meer. Hij roept hen niet alleen op om krachtig te worden in de Heere en in de sterkte van Zijn macht, maar ook om de gehele wapenrusting Gods aan te doen. Tijdens zijn gevangenschap te Rome heeft Paulus ongetwijfeld vele Romeinse soldaten gezien. Zij droegen een wapenrusting die bestond uit een harnas, een helm, een schild, een zwaard, en niet te vergeten de gordel die het geheel bijeenhield. Welnu, zo heeft de Heere voor Zijn kinderen ook een volledige wapenrusting uitgedacht. Elk stuk van deze wapenrusting is van groot belang. Niet één kan ervan gemist worden. De strijders onder het vaandel van Koning Jezus moeten er van het hoofd tot de voeten toe mee bedekt zijn. Van de helm der zaligheid tot en met de voeten geschoeid met de bereidheid van het Evangelie des vredes. Zo alleen zullen zij weerstand kunnen bieden tegen de listige omleidingen des duivels, en alles verricht hebbende, staande blijven. Nee, van zichzelf kunnen zij deze wapenrusting niet hanteren. De Heere moet hen onderwijzen in het gebruik ervan. David zingt in Psalm 144: Gezegend zij de Heere, mijn Rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten strijde, mijn vingeren ten oorlog (vs. 1). Zonder de kracht van de overste Leidsman van hun zaligheid kunnen ze niet één aanval afwenden!
Zo oefent de Heere de Zijnen in het gebruik van deze wapenrusting, totdat zij aan het einde van de loopbaan zullen gekomen zijn. Dan zal alle strijd gestreden en alle leed geleden zijn en het woord van de apostel in vervulling gaan: Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben (2 Tim. 4:8). Volk des Heeren, vertroost elkander met deze woorden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 2020
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 2020
De Wachter Sions | 12 Pagina's