Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dorre doodsbeenderen levendgemaakt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dorre doodsbeenderen levendgemaakt

6 minuten leestijd

En Hij zeide tot mij: Mensenkind, zullen deze beenderen levend worden? En ik zeide: Heere HEERE, Gij weet het. Ezechiël 37:3

Geliefde lezer,

Mensenkind. Zo noemt de Heere Ezechiël. De profeet des HEEREN blijft een mensenkind, een kind van Adam. Nietig, afhankelijk, onwetend, zondig en verdorven. Hij is een mensenkind tussen de mensenkinderen. Maar toch geroepen om Gods Woord te spreken. Ambtsdragers, we zijn niet meer dan een mensenkind. Maar de Heere wil zondige mensen gebruiken in Zijn dienst. Tot Zijn eer en tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk.

Ezechiël krijgt een vreselijk gezicht te zien. Een dal vol doodsbeenderen, vol dode botten. Het zijn er zeer veel en ze zijn zeer dor en droog. De letterlijke betekenis van het gezicht lezen we in vers 11: Mensenkind, deze beenderen, die zijn het ganse huis Israëls; zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze verwachting is verloren, wij zijn afgesneden. Het volk Israël is weggevoerd naar Babel. Stad en tempel zijn verwoest. De rechtvaardige straf op de zonde is gekomen. Er is geen hoop en verwachting meer. Terugkeer is onmogelijk.

Maar in het beeld van Israël ligt het beeld van elk mens. Door onze zonde in het paradijs hebben we het verbond der werken verbroken. We zijn van God afgevallen. We zijn in een vijandige doodstaat terecht gekomen. We liggen dood door de misdaden en zonden (Ef. 2:1,5). We zijn zeer dor. Er is geen leven, geen kracht, geen verwachting, geen besef, geen vrucht. Levenloos, hulpeloos, reddeloos. Hebt u uw ellendestaat recht ingeleefd? Hebt u de scheiding tussen God en uw ziel ingeleefd? U hebt een hemelhoge schuld en kunt niets betalen. Hebt u gezien dat u zeer dor bent, zodat uit u geen vrucht is tot in eeuwigheid? Is alle hoop en alle verwachting afgesneden? Leeft u in dat u in de geestelijke dood ligt en naar de eeuwige dood reist? Hebt u mogen buigen onder de rechtvaardige straf op uw zonden?

Mensenkind, zullen deze beenderen levend worden? En ik zeide: Heere HEE- RE, Gij weet het.

Ezechiël weet: de botten zullen uit zichzelf nooit levend worden. Hij weet ook: ik als profeet kan ze niet levend maken. Toch zegt hij niet: het is onmogelijk. Hij zegt: Heere HEERE, Gij weet het. Hij mag de Heere kennen als Eigenaar, als de Almachtige. Hij mag de HEERE kennen als de getrouwe, onveranderlijke Verbonds-Jehovah. Hij gelooft: wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. Gij weet het. De kanttekening zegt: ’Alsof de profeet zeide heel eerlijk: Ik weet Uw macht wel, maar wat Gij hier nu met deze beenderen voorhebt, en aan dezelve zult willen doen, dat is U bekend en mij van U nog niet geopenbaard.’ Hij gelooft God in Zijn almacht, maar ook in Zijn vrijmacht.

De HEERE geeft dit mensenkind een wonderlijke opdracht: Profeteer over deze beenderen, en zeg tot hen: Gij dorre beenderen, hoort des HEEREN woord. Ezechiël moet spreken tegen dode botten, waar geen enkele verwachting van is. Ze leven niet, ze horen niet, ze zien niet. Zo werkt de HEERE door het onmogelijke heen. Hij werkt het Zelf! Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen!

Ezechiël profeteert. Hij is gehoorzaam aan de opdracht des HEEREN. Dan doet de HEERE wonderen. Er wordt een geluid gehoord, er komt een beroering. Elk been nadert tot zijn been. Er komen zenuwen en vlees. De HEERE trekt er een huid over. Maar… er was geen geest in hen. Het vreselijke gezicht wordt nog vreselijker. Dode lichamen liggen er.

Wat is de geestelijke betekenis? Ezechiël kan er geen leven inblazen. Daarom komt hier de eenzijdigheid van het Goddelijke werk naar voren: Zie, Ik zal den geest in u brengen en gij zult levend worden (vers 5).

We mogen nooit eenzijdig zijn in de prediking: Het is Wet en Evangelie. Maar we moeten wel eenzijdig zijn in de bekering van de zondaar, dat de Heere van het begin tot het eind alles werkt in de ziel, naar Zijn soeverein welbehagen.

Wanneer de Heere u van dood levend maakt, doet de Heere u uit uw graf opkomen. Er komt een beroering in uw leven. De Heere gaat orde op zaken stellen. De zonden worden ordentelijk voor ogen gesteld. Er gebeuren wonderen in uw ziel. Maar u kunt in de weg van ellendekennis geen rust vinden. U kunt geen leven in uw ziel bespeuren. U moet sterven en God ontmoeten. U kunt geen grond vinden in alles wat u meemaakt. U wordt steeds armer en ellendiger, totdat het een afgesneden zaak wordt. Het wordt hopeloos en reddeloos; u mag het met Gods rechtvaardigheid eens worden.

Maar waar de Heere dit werk begint, zal Hij ook doorgaan. De Heere blies in de dode lichamen. Toen kwam de geest in hen, en zij werden levend en stonden op hun voeten, een gans zeer groot heir. De HEERE doet wat Hij heeft beloofd.

Zo ook in het leven van u, als verloren mensenkind. De Geest opent de weg tot zaligheid. Hij geeft onderwijs, dat uw reinigmaking en zaligheid buiten uzelf ligt. De zaligheid ligt in Jezus, Zaligmaker, Die de hemel heeft willen verlaten en op aarde is gekomen om alles te betalen. Om aan Gods recht te voldoen. Om een dode zondaar te herstellen. Wanneer u Jezus mag leren kennen, dan ligt in Hem het leven. Want die Mij vindt, vindt het leven, en trekt een welgevallen van den HEERE (Spr. 8:35). Dan mag u Hem zien, dan mag u Zijn stem horen. Al was er vanaf de wedergeboorte leven in uw ziel, u mag in Christus het leven vinden! Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; dan is er leven aan uw ziel. Dan zult u weten dat Ik, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE.

Het is ook tegelijkertijd een waarschuwing voor al het nabijkomende. We kunnen veel bezitten, er kunnen grote beroeringen zijn in ons leven. We kunnen een gedaante van godzaligheid hebben. Maar dat er geen geest in ons is; dat we het ware leven missen; dat we de Heere niet kennen en onszelf niet kennen. Maar ook Christus niet recht kennen, al belijden we Hem met de mond. Onderzoekt uzelf nauw, ja zeer nauw! En smeek allen: Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart!

De Heilige Geest wekt Gods kinderen op uit de dood; ze zijn als een zeer groot heir, een groot leger van soldaten. Gods volk is een strijdende Kerk. Ze strijden tegen hun doodsvijanden. Ze strijden onder de banier van Koning Jezus. Ze strijden om eeuwig in Hém te overwinnen. Daarom kon Paulus zeggen: Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning liefgehad hebben (2 Tim. 4:7,8).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 2021

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Dorre doodsbeenderen levendgemaakt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 2021

De Wachter Sions | 12 Pagina's