Juda, gij zijt het!
Juda, gij zijt het, u zullen uw broeders loven. Genesis 49:8a
Geliefde lezer,
Bovenstaande woorden sprak de 147 jaar oude aartsvader Jakob op zijn sterfgebed tegen zijn vierde zoon Juda. Wat denkt u, zou Juda op deze en volgende woorden van zijn vader gerekend hebben? Zou hij verwacht hebben dat hij de volgende drager zou worden van de Goddelijke belofte aangaande de komst van de Messias?
Welnee, hij wist maar al te goed hoe hij zich die grote zegen geheel en al onwaardig had gemaakt. Wat had hij de naam die zijn moeder hem bij zijn geboorte gegeven had verloochend! In plaats van de Naam des Heeren te loven had hij Deze openlijk onteerd. Hij was immers getrouwd met een heidense vrouw en na haar overlijden had hij ook nog eens hoererij bedreven met zijn eigen schoondochter Thamar.
Zou Juda daarom niet veeleer verwacht hebben dat zijn vader tegen hem gezegd zou hebben: ‘Juda, jij zult net zomin als Ruben, Simeon en Levi de eerstgeboortezegen ontvangen. Je hebt die zegen in alle opzichten verzondigd en verbeurd?’ Geloof het maar gerust, en juist daarom is het voor hem een onbegrijpelijk wonder geworden toen hij in plaats daarvan mocht horen: Juda, gij zijt het. Zal het niet de taal van zijn hart geweest zijn: ‘Ik, Heere, zo’n onteerder van Uw Naam? Ik, Heere, zo’n hoereerder en albederver?’
Ja, wie zal het wonder ooit klein kunnen krijgen dat God op goddelozen neerziet? O, het houdt wat in de vloek rechtvaardig te hebben verdiend en in plaats daarvan de zegen te mogen ontvangen, en dat uit vrije genade, op grond van het verkiezend welbehagen des Vaders en het borgtochtelijk werk van Christus, de meerdere Juda!
Zijn er in deze adventsweken nog onder onze lezers die het ook moeten inleven dat ze zich de vloek van Gods heilige wet hebben waardig gemaakt? Wel geprobeerd een eigen gerechtigheid voor God op te richten om daarmee voor Hem te kunnen bestaan, maar door ontdekkende genade erachter gekomen dat die gerechtigheid hen niet kan redden van de dood? Zijn al uw gerechtigheden een wegwerpelijk kleed geworden? O, dan wensen we u van harte toe dat die meerdere Juda Zich aan u zal ontdekken, Die Zich in de eeuwige Vrederaad voor verloren doch verkoren zondaren Borg heeft willen stellen.
Toen Jozef van zijn broers eiste dat zij de volgende keer Benjamin zouden meebrengen, heeft Juda zich borg voor hem gesteld bij zijn vader, zeggende: Zend den jongeling met mij, zo zullen wij ons opmaken en reizen, opdat wij leven en niet sterven, noch wij, noch gij, noch onze kinderkens. Ik zal borg voor hem zijn; van mijn hand zult gij hem eisen (Gen. 43:8, 9a). Maar wat heeft die meerdere Juda gedaan toen Zijn Vader de vraag stelde: Wie is hij die met zijn hart borg worde, om tot Mij te genaken? (Jer. 30:21c). O, eeuwig wonder, toen heeft Christus Zich uit eeuwige liefde Borg gesteld voor al degenen die de Vader in Hem had uitverkoren, zeggende: Zie, Ik kom, in de rol des boeks is van Mij geschreven. Ik heb lust, o mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands (Ps. 40:8, 9).
Zoals de stervende Jakob met een hemelse blijdschap en verwondering vervuld werd toen hij door het geloof mocht zien dat de Zaligmaker uit zijn zoon Juda zou voortkomen, zoveel het vlees aangaat, zo worden ook alle geestelijke broeders van de meerdere Juda met een onuitsprekelijke blijdschap vervuld wanneer Hij Zich aan hun ziel ontdekt! O, wat wordt Hij hun dan door het geloof dierbaar en gepast! Dan blijft Jakobs taal hun niet vreemd: Juda, Gij zijt het. U zullen Uw broeders loven.
Toen Juda geboren werd heeft zijn moeder Lea de Heere geloofd, en toen de meerdere Juda in Bethlehems kribbe werd gelegd, juichten de engelen: Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen (Luk. 2:14). Welnu, wat denkt u dat de geestelijke broeders van de meerdere Juda doen als Hij in hun hart geboren wordt? O, dan zinken zij ook in aanbidding en verwondering weg en stemmen van harte met de dichter in: “U alleen, U loven wij; ja, wij loven U, o Heer’” (Ps. 75:1, ber.). Zij mogen dan weer dat gezegende doel beoefenen waartoe God de Vader hen voor de grondlegging der wereld in Christus verkoor, namelijk om te verkondigen de deugden Desgenen, Die hen uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht (1 Pet. 2:9).
Onbekeerde medereiziger naar de eeuwigheid, hetzij jong of oud, indien u zich niet bekeert, zo zult u de God in Wiens Naam u gedoopt bent eeuwig moeten vloeken en lasteren. O, beeft en siddert u niet, u die volhardt in uw zondige wegen en gedachten? Och, of gij ook beken det, ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient (Luk. 19:42a). Wij bidden u van Christuswege, alsof God door ons bade, laat u heden nog met God verzoenen (2 Kor. 5:20).
Is er onder onze lezers nog een adventsvolk dat heilbegerig uitziet naar de komst van de meerdere Juda in hun ziel, en die met de dichter de verzuchting slaken: “De morgen, ach, wanneer?” (Ps. 130:3, ber.). Wij roepen u met de profeet Hábakuk toe: Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven. Dus niet op uw tijd, maar op Zijn tijd zal Hij gewisselijk komen. Is dat geen rijke bemoediging?
Hij zal eens de band van uw tong losmaken, zodat u met Zacharias van weleer zult mogen instemmen: Geloofd zij de Heere, de God Israëls, want Hij heeft bezocht, en verlossing te weeg gebracht Zijnen volke (Luk. 1:68). Wat zal het zijn, o volk des Heeren, als u tot in eeuwigheid zult mogen zeggen: Juda, Gij zijt het. “Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's