Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak over de brief van Paulus (20)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak over de brief van Paulus (20)

10 minuten leestijd

Daarom heeft hen God overgegeven tot oneerlijke bewegingen; want ook hun vrouwen hebben het natuurlijk gebruik veranderd in het gebruik tegen nature; En insgelijks ook de mannen nalatende het natuurlijk gebruik der vrouw, zijn verhit geworden in hun lust tegen elkander, mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende, en de vergelding van hun dwaling, die daartoe behoorde, in zichzelven ontvangende. Romeinen 1:26 en 27

HOPENDE: We worden nu even bij een gedeelte van Gods Woord bepaald, dat ons voor deze tijd genoeg te zeggen heeft, maar waarover we liever niet met elkaar zouden willen spreken. Maar toch hebben we Gods Woord voor ons en mogen dit gedeelte uit Gods Woord niet overslaan. In Gods Woord vinden we niet alleen beschreven wat voor het zielenleven van Gods volk zeer stichtelijk is, maar ook de waarschuwingen tegen de zonde ontbreken in Gods Woord niet. Deze waarschuwingen dienen de onbekeerden ter harte te nemen, maar ook Gods volk moet weten hoe men in de ware dankbaarheid naar de geboden Gods heeft te leven.

Zo wordt ons in onze Heidelbergse Catechismus niet alleen de ware troost van de Christen aangewezen en waarin die bestaat, maar ook wordt uitvoerig het stuk der dankbaarheid behandeld, waarbij dan al de geboden des Heeren ter sprake komen. Bij de rechte verklaring daarvan blijkt het steeds dat Gods gebod zeer wijd is.

Dus dan zal ook Gods volk zich schuldig verklaard moeten zien, want zelfs de allerheiligste heeft in dit leven nog maar een klein beginsel van die volmaakte gehoorzaamheid die in Gods Wet geëist wordt. En daarom geloof ik, dat wat de apostel nu gaat opsommen van de zonden die in het bijzonder onder de heidenen bedreven werden, ons ook nog wel wat te zeggen kan hebben. Al de zaden der boosheid zijn in des mensen hart te vinden en moet men ook na ontvangen genade bij zichzelf waarnemen. En zou er één zonde zijn, waar de mens niet voor bewaard moet blijven? We hebben echter steeds het oogmerk van de apostel niet uit het oog te verliezen in de inleiding die hij in de Romeinenbrief geeft op wat de hoofdzaak is van wat hij in deze brief heeft willen schrijven. De mens wordt door de apostel in zijn gevallen staat zo laag mogelijk neergezet, opdat hij de rijkdom van Gods genade daartegenover zoveel te heerlijker kan doen uitschitteren.

UITZIENDE: Juist vriend, ik geloof ook met u dat we dat niet uit het oog moeten verliezen. En verder is het zeker ook voor deze tijd niet overbodig om onze aandacht wat te schenken aan wat de apostel heeft geschreven over die oneerbare en schandelijke bewegingen die onder de heidenen waren te vinden. We behoeven op die zonden zelf, waarover de apostel schrijft, niet uitvoerig in te gaan, want daar heb ik werkelijk geen behoefte aan en ook zou dat zelfs nog wel de vuile lusten bij de door de zonde gans verdorven mens kunnen opwekken.

Daarom moet men ook altijd weten hoe men een onderwerp als het 7 e gebod behandelt. Want het bestraffen van de zonden zou een aanleiding kunnen geven tot het bedrijf der zonden, als men dit niet op een gepaste wijze doet, hoewel de mens natuurlijk verantwoordelijk blijft voor al zijn daden, ook als hij misbruik maakt van wat hem ter waarschuwing wordt gezegd. In dit laatste blijkt dan ook weer hoe goddeloos de mens is, want men hoort nog graag over zulke dingen spreken ook. En er wordt in deze tijd maar al te veel over deze zonden gesproken. Men kan haast geen dagblad meer onder het oog krijgen waarin men niet leest over homoseksualiteit. Vroeger kende men dat fatsoenlijke woord amper, al kon men weten dat Sódom en Gomórra om die gruwelijke zonde zijn omgekeerd, waarom men dan ook over de Sodomszonde sprak. Het is nu echter zo erg geworden wat het bedrijf van deze ongerechtigheid betreft, dat men niet meer schijnt te weten dat Gods Woord ons zegt dat de mannen van Sódom boos waren en grote zondaars tegen de Heere. Neen, men mag zelfs als predikant deze zonde wel bedrijven. Ook moet het Heilig Avondmaal voor de bedrijvers van deze zonde toegankelijk worden gesteld. Het abnormale is normaal geworden. Er wordt onder de godsdienst toch ook wat klaargemaakt. Maar wij zijn zo jong niet meer en zo hebben onze ogen ook wel wat aanschouwd, ook wel in bepaalde kringen waarin men nog wel van bevinding wil weten. En dan zijn we er wel achter gekomen, dat deze zonde toch een zonde is waartoe men de lusten bij zichzelf en bij elkaar opwekt. 1) Ik wens me maar bij Gods Woord te houden en bij de zuivere verklaringen daarop gegrond. Zelfs de verklaring van Calvijn heb ik erop nageslagen. Nu, die schrijft er heel eenvoudig over als een schandelijke onreinheid, die ook de onredelijke beesten gruwelijk is. De apostel zegt in Éfeze 5:12: Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk ook te zeggen. En de kanttekening tekent daarbij aan, dat het dan nog schandelijker is om het te doen. Maar wij leven nu ook wel in een tijd waarin de zonde waarop de apostel het oog heeft, evenals in Sódom vrij wordt uitgesproken. Hoewel ik vanwege de boosheid en verdorvenheid van mijn hart me boven de grootste boosdoener niet kan verheffen, heb ik er toch altijd moeite mee om over deze zonde te spreken. En ben ik het ook eens met wat u dienaangaande hebt opgemerkt.

HOPENDE: Och vriend, we worden voor deze tijd ook maar een paar oude achterlijke mensen. Maar we zien nog wel waar het heengaat en hoe gruwelijk men zich reeds ook in ons land heeft uitgeleefd in de laatste jaren. Dat God Sódom en Gomórra om deze zonde heeft omgekeerd, heeft ook de godsdienstige mens niets meer te zeggen. De apostel spreekt over vrouwen, die het natuurlijk gebruik veranderd hebben in het gebruik tegen nature. En hetzelfde hebben ook de mannen gedaan. Ik heb ook Calvijn er nog op nagelezen en gezien dat hij daar verder niet op ingaat. Hij en de verdere oude verklaarders hebben hierover geschreven als de stomme zonde. Maar ik kan niet nalaten om bij deze gelegenheid toch wel even tot u te zeggen, dat het me al lange tijd zeer bang geworden is onder het bedrijf van zoveel ongerechtigheid. Als de Heere ons niet een weinig overblijfsel had gelaten, dan zouden we ook Sódom en Gomórra al reeds lang gelijk gemaakt zijn geweest.

We zien echter in al de goddeloosheid die bedreven wordt, hoe de Heere Zijn weerhoudende genade steeds meer intrekt. En dat moet ons ook het ergste doen vrezen. De Heere is niet verplicht om de mens weerhoudende genade te bewijzen, maar de apostel wijst er wel op, dat de zonde waaraan de Heere de heidenen heeft overgegeven, een straf was op de zonde van afgoderij en wel van zulk een afgoderij waarbij God tot de onreine dieren verlaagd werd. Daarom zegt hij ook in het 27e vers: en de vergelding van hun dwaling, die daartoe behoorde, in zichzelven ontvangende. Dus de vuile lust waaraan men zich over kan geven gelijk als de heidenen, is als een straf te zien. Men onteert het lichaam en doet dingen die niet betamen, maar waarvan men ook de gevolgen in het lichaam zal moeten ondervinden. We weten wel, welke vreselijke ziekte thans al het gevolg van al die zedeloze en onkuise gedragingen is, wat men ook wel moet erkennen, maar liever niet wil erkennen. De ongerechtigheid moet vrij bedreven kunnen worden. We moeten de volgende keer nog even doorgaan op de zonden die door de apostel in het laatste gedeelte van dit hoofdstuk worden opgesomd. We willen dan evenals Calvijn maar niet te veel woorden daaraan verspillen, want het gaat uiteindelijk om wat de apostel op het oog heeft met wat hij van die heidenen zegt.

UITZIENDE: Och vriend, we kunnen er meer over denken dan over zeggen. De apostel spreekt over een tegennatuurlijke zonde, die bij de vrouwen zowel als bij de mannen aanwezig kan zijn. Dat zegt ons dan ook wel weer hoe verdorven de mens door de zonde is geworden. Hij handelt helemaal tegen de natuur in. 1) En ik houd me bij Gods Woord, dat ons hier zegt dat de vrouwen het natuurlijk gebruik hebben veranderd in het gebruik tegen nature. En insgelijks ook de mannen nalatende het natuurlijk gebruik der vrouw, zijn verhit geworden in hun lust tegen elkander. We zien verschillende uitingen hiervan in deze tijd openbaar komen. Waarom moeten nu de vrouwen zo nodig mannenkleding dragen en waarom is het dat we bij jongens en mannen dingen zien die hen meer op meisjes en vrouwen doen gelijken dan op jongens en mannen? Dit alles moet ons veel te denken geven.

Maar ik heb nu zo-even gezegd dat we over wat we hier in Romeinen 1 lezen, meer kunnen denken dan zeggen. Het wonder zal toch zoveel te groter worden, als de Heere in zo’n tijd waarin men zich zo gruwelijk uitleeft, ons niet alleen voor deze zonde wil bewaren, maar ook als Hij ons genade in Zijn ogen doet vinden, zoals we dat ook van Lot kunnen weten. Lot heeft Sódom zelf gekozen om daar te wonen, maar dan om de vruchtbaarheid van die vlakte. Eerst heeft hij in die vruchtbare vlakte gewoond en daarna is hij in Sódom zelf woonachtig geworden. Maar toen heeft hij zijn ziel daar moeten kwellen. We houden ons aan Gods Woord en lezen dan even met elkaar wat de apostel Petrus heeft geschreven in 2 Petrus 2:6-9: En de steden van Sódom en Gomórra tot as verbrandende met omkering veroordeeld heeft, en tot een voorbeeld gezet dengenen die goddelooslijk zouden leven. En den rechtvaardigen Lot, die vermoeid was van den ontuchtigen wandel der gruwelijke mensen, daaruit verlost heeft. (Want deze rechtvaardige man, wonende onder hen, heeft dag op dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun ongerechtige werken). Zo weet de Heere de godzaligen uit de verzoeking te verlossen, en de onrechtvaardigen te bewaren tot de dag des oordeels, om gestraft te worden.

HOPENDE: Juist vriend, zo hebt u dus Gods Woord maar laten spreken. Laten ze nu verder met hun waanwijsheid maar klaarmaken wat ze willen. Maar mocht het ons nu ook nog maar gaan zoals het Lot gegaan is. Dat zal het voornaamste zijn. O vriend, wat zal het toch een wonder zijn, als de Heere ons uit zo’n wereld van zoveel verzoekingen evenals een Lot nog zal willen verlossen, om niet als de onrechtvaardigen bewaard te worden tot de dag des oordeels, om gestraft te worden. (wordt vervolgd)


Noot redactie:

1. Voor een goed verstaan van deze passages moet worden bedacht dat ds. Mallan hier schrijft over het uitleven van de zonde. Elke uitleving van de zonde tegen een van de tien geboden is in flagrante strijd met Gods Woord.

In een Antwoord per brief in De Wachter Sions van 3 februari 2005 beschrijft ds. Mallan hoe hij over geaardheid en gerichtheid denkt en dat dit een gevolg is van de zondeval. Daarbij is ds. Mallan zeer pastoraal als hij in het genoemde Antwoord per brief schrijft welk een zware strijd eraan verbonden is om voor de uitleving bewaard te blijven. Het doet ons goed dat ds. Mallan dit onderscheid maakt.

Ds. J. Roos

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Samenspraak over de brief van Paulus (20)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's