Op weg naar Kanaän
9. Zij aten en dronken nadat zij God gezien hadden
Mozes ontving opnieuw de opdracht tot de HEERE op te klimmen. Deze keer moest hij een aantal mensen meenemen, namelijk 70 oudsten die het hele volk vertegenwoordigden en Aäron met zijn beide zonen Nadab en Abíhu. Bij elkaar dus 74 personen. Terwijl het volk onderaan de berg Sinaï moest blijven staan, mochten de 74 personen tot halverwege de berg meegaan.
Alleen Mozes mocht naar de in dikke duisternis gehulde top van de berg gaan om daar in tegenwoordigheid met de HEERE te verkeren. Waarschuwend sprak de HEERE nog eens: En dat Mozes alleen nadere tot de HEERE, maar dat zij (de 73 personen) niet naderen, en het volk klimme ook niet op met hem (Ex. 24:2).
Zo gingen de 74 mensen op Gods bevel de berg op en nadat de 73 personen halverwege de berg achterbleven, ging Mozes naar de top om met de HEERE te spreken. Hier ontving Mozes de burgerlijke en ceremoniële wetten. Het waren allerlei voorschriften hoe de Heere door het volk van Israël gediend wilde worden. Met die wetten en voorschriften bij zich daalde hij daarna weer de berg af en toen hij bij het volk terugkwam, deelde hij hen de wetten van de HEERE mee. Het volk hoorde de geboden aan en sprak opnieuw: Al deze woorden die de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen (vers 3). Zoals eerder werd opgemerkt, bedoelden zij het goed, maar getuigden de woorden van weinig zelfkennis. Dat had het verleden duidelijk aangetoond en het zou ook in de toekomst blijken dat ze echt niet zo gewillig waren om de Heere te dienen.
Hierna schreef Mozes al de woorden in ‘het boek des verbonds’ en bouwde daarna onder aan de berg een altaar. Ook richtte hij 12 stenen kolommen op en op elke kolom stond de naam van een stam geschreven. De twaalf kolommen vertegenwoordigden de twaalf stammen van Israël. Een aantal jongelingen moest jonge ossen slachten en die vervolgens offeren op het brand- en dankofferaltaar. Het brandoffer zag op de zonden van het volk en het dankoffer (of vredeoffer) wees op het feit dat de HEERE gedankt werd voor de vergeving van de zonden op grond van het gebrachte brandoffer, een heenwijzing naar het lijden en sterven van de Heere Jezus. De helft van het vergoten bloed van de geslachte ossen sprenkelde Mozes op het opgerichte altaar en de andere helft van het bloed werd in schalen bewaard en daarna gedeeltelijk op het ‘boek des verbonds’ gesprenkeld. Opnieuw las Mozes de voorschriften en wetten uit ‘het boek des verbonds’ voor en voor de derde maal antwoordde het volk: Al deze woorden die de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen (vers 7). Deze keer voegden zij er zelfs nog enkele woorden aan toe: En gehoorzamen!
Met de laatste rest van het bloed in de schalen besprenkelde Mozes ten slotte de oudsten die bij de stenen kolommen van hun stam stonden. Zij vertegenwoordigden het hele volk van Israël. Het bloed werd dus gesprengd: 1) op het opgerichte altaar, 2) op het ‘boek des verbonds’ en 3) op het hele volk, vertegenwoordigd door de oudsten bij de 12 stenen kolommen. Daarbij sprak Mozes veelbetekenend: ‘Zie, dit is het bloed des verbonds, hetwelk de HEERE met ulieden gemaakt heeft over al die woorden (die in het ‘boek des verbonds’ geschreven zijn)’ (vers 8).
We weten dat het bloed van de dieren voor de brandoffers en de dankoffers heenwees naar de Heere Jezus Die op Golgotha Zijn bloed voor de zonden van Zijn kinderen zou storten. Zonder Zijn bloedstorting was en is er geen vergeving. Verder zagen we dat Mozes het bloed ook sprenkelde op de 73 vertegenwoordigers van het volk. Dat wijst erop dat het eens gestorte bloed van de Heere Jezus op Golgotha door het geloof moet toegepast worden in het leven van een mens wil hij of zij behouden worden. We zullen de kracht van dat bloed persoonlijk moeten leren kennen. Op die persoonlijke toepassing van het bloed wees Mozes’ besprenkeling van het bloed op het volk.
Nadat Mozes zijn werk gedaan had, klom hij opnieuw de berg op met de 73 oudsten. Daar zagen ze de tegenwoordigheid van de HEERE en de glans van Zijn heerlijkheid onder Zijn voeten als een werk van saffierstenen (vers 10). Hoewel ze zo dicht in Gods nabijheid waren, zo bleven zij niet alleen in leven, maar zij aten en dronken nadat zij God gezien hadden (vers 11). Het was als het ware een afschaduwing van Gods kinderen in de hemel. Dat ‘zien’ van de HEERE betekent ‘dat zij de tekenen van Gods tegenwoordigheid zagen, want geen mens heeft God ooit in Zijn Wezen gezien,’ zegt kanttekening 19. Daarna gingen de 74 mensen weer naar beneden.
Kort hierna gingen op Gods bevel Mozes en Jozua de berg op. Alleen Mozes mocht weer naar de top van de bevende berg, die nog altijd in dikke duisternis gehuld was en rookte als een oven (Ex. 19:18). We lezen in vers 17: En het aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend vuur op het opperste diens bergs in de ogen der kinderen Israëls. Mozes zou er veertig dagen en veertig nachten in Gods tegenwoordigheid verblijven. Hier zou hij de twee stenen tafelen van Gods heilige wet ontvangen. Verder gaf de Heere hem aanwijzingen hoe straks de tabernakel zou moeten worden gebouwd. Maar tijdens Mozes’ lange afwezigheid op de berg gebeurde er iets ergs.
Gods wagens, boven ’t luchtig zwerk,
Zijn tien- en tienmaal duizend sterk,
Verdubbeld in getalen;
Bij hen is Zijne Majesteit
Een Sinaï in heiligheid,
Omringd van bliksemstralen (Ps. 68:9).
(Volgende keer D.V. 10. Israëls gruwelijke afgoderij)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2023
De Wachter Sions | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2023
De Wachter Sions | 16 Pagina's