Op weg naar Kanaän
11. De straf op de zonde
Mozes smeekte de Heere het zondige volk van Israël te willen ontzien. Hij bad: ‘HEERE, denk aan Uw onveranderlijk verbond gesloten met Abraham, Izak en Jakob. Weliswaar hebben zij door hun afgoderij straf verdiend, maar wil toch het door U verkoren volk niet verdelgen, maar vergeef hun zonde. Als U het volk zou verteren, dan zouden de heidense volkeren Uw Naam lasteren en zeggen: ‘Omdat Hij het volk niet in Kanaän kon brengen, heeft Hij het omgebracht en zo zou U gelasterd worden. Denk aan Uw verbond en aan de belofte aan de vaderen gedaan dat uit de stam van Juda eens de Zaligmaker zou worden geboren. Keer af van de hittigheid Uws toorns en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen (Ex. 32:12).’
De HEERE liet zich verbidden en overhalen. Hij zou het volk niet verdelgen, maar vertelde het nog niet aan Mozes. Daarna klom Mozes de berg af met de twee tafelen van de wet in zijn hand. Halver wege de berg ontmoette hij Jozua, die ook veertig dagen op hem gewacht had, en samen liepen ze de berg af naar beneden. Ineens hoorden ze het gejuich van de Israëlieten onder aan de berg. Verontrust sprak Jozua: ‘Ik hoor een geschreeuw onder aan de berg. Zouden vijanden ons volk overvallen hebben?’ Maar Mozes wist beter en antwoordde: ‘Nee, het is geen krijgsgeschrei, want ik hoor zingen en spelen.’ Hoewel hij meer wist, vertelde hij niet aan Jozua wat er aan de hand was. Maar spoedig zagen ze voor hun ogen hoe het volk zich uitleefde in grote goddeloosheid. Mozes werd zó boos, dat hij de twee stenen tafelen van de wet uit zijn handen wierp. Daarmee gaf hij te kennen dat het volk de wet van de HEERE verbroken had. Meteen ging hij naar het gouden kalf, vernietigde en vermaalde het en strooide het fijne stof in het water. Daarna moesten de Israëlieten voor straf het vieze water drinken. Aäron probeerde zich te verontschuldigen door te vertellen dat het volk hem tot de zonde van afgoderij gedwongen had.
Mozes ging hierna naar de hoofdingang van het leger van de Israëlieten en riep: ‘Laten zij die de HEERE dienen naar mij komen.’ Toen kwamen vooral de nakomelingen van Levi die niet om het kalf gedanst hadden tot Mozes en zij kregen van hem de opdracht om de schuldigen met het zwaard te doden. Daarbij mochten ze zelfs hun eigen zondige broer of zus niet sparen! De opdracht werd uitgevoerd en het gejuich veranderde in geschrei. In korte tijd werden er ongeveer drieduizend schuldige mensen gedood.
De andere dag sprak Mozes tot het volk: ‘Ik ga opnieuw de berg op om met de HEERE te spreken. Misschien zal ik een verzoening doen voor uw zonde (vers 30).’ Boven op de berg aangekomen, smeekte hij opnieuw of de HEERE de zonde van het volk zou willen vergeven. ‘HEERE, vergeef hun zonde en straf mij dan maar in hun plaats,’ bad hij. Toen antwoordde de HEERE dat Hij het volk zou sparen, maar dat Hij geen omgang meer met hen zou hebben. In Zijn plaats zou Hij een engel geven die het volk naar Kanaän zou brengen. Maar Mozes smeekte de HEERE: Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons vanhier niet optrekken (Ex. 33:15). Het was Mozes om de HEERE te doen! Hij had de eerste en voornaamste plaats in zijn leven en de reis naar Kanaän en het land zelf waren in dat opzicht maar bijzaken.
Mozes’ taal en die van al het volk van God is met Asaf: Wien heb ik nevens U in de hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde (Ps. 73:25). ‘Mij lust niets op de aarde’, betekent dat de Heere ‘zijn enige en opperste Goed is, Welk hebbende (als de HEERE zijn deel is) hij ten volle tevreden is,’ zegt kanttekening 47. Een oude schrijver (Th. Halyburton) heeft eens gezegd: ‘Wie de Heere Jezus niet gezien heeft (Hem niet kent) heeft nog nooit iemand of iets gezien wat de moeite van het zien waard is.’
De Heere verhoorde Mozes’ smeekgebed en Hij beloofde als vanouds weer met Zijn volk op te trekken. Eeuwen later herinnerde Nehemia de teruggekeerde Joden uit de Babylonische gevangenschap niet alleen aan hun zonde met het gouden kalf, maar ook aan Gods barmhartigheid, toen hij sprak: Zelfs als zij zich een gegoten kalf gemaakt hadden en gezegd: Dit is uw god, die u uit Egypte heeft opgevoerd; en grote lasteren gedaan hadden; Hebt Gij hen nochtans door Uw grote barmhartigheden niet verlaten in de woestijn (Neh. 9:18 en 19a).
Mozes verbleef voor de tweede keer opnieuw veertig dagen op de berg en hij ontving weer twee nieuwe tafelen van steen waarop de HEERE Zijn heilige wet schreef. Ook mocht hij heel bijzonder de tegenwoordigheid van de HEERE ervaren, zodat na die ontmoeting het vel van zijn aangezicht glinsterde.
Toen hij weer van de berg afgedaald was, vreesde het volk om dicht bij hem te komen, zodat hij een doek voor zijn gezicht moest houden als hij met hen sprak. Hoe duidelijk kwam in alles uit dat Mozes de middelaar van het Oude Testament was en steeds voor een zondig volk in de bres wilde treden. Telkens smeekte hij om vergeving van hun zonden en hierin was hij een type, een schaduwbeeld, van de Heere Jezus, Die voor een schuldig volk aan het kruishout bad: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen (Luk. 23:34).
Een stroom van ongerechtigheden
Had d’ overhand op mij;
Maar ons weerspannig overtreden
Verzoent en zuivert Gij
(Ps. 65:2).
(Volgende keer D.V. 12. Een vreselijke gebeurtenis)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's