Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. Zacharía 13:7c

6 minuten leestijd

Geliefde lezer,

Het woord van onze overdenking begint met ‘maar’. Dit geeft een dubbele tegenstelling weer met wat vooraf gaat aan deze woorden. Allereerst de tegenstelling dat Jezus als de goede Herder van Zijn kudde als een slachtschaap geslagen en gedood zal worden. Waarom? Jesaja 53 geeft het antwoord: om de overtreding mijns volks is de plaag op Hem geweest.

Wat is dit geheim van plaatsbekleding een eeuwig wonder voor een zondaar die verloren moet gaan onder het wraakzwaard van Gods gerechtigheid. Als de genadige lippen van de goede Herder dan open gaan en spreken: Ik stel Mijn leven voor de schapen, dan moet zo’n schaapje zingen: ‘Ik zal niet sterven noch vergaan, Maar leven, en in alle landen Van Gods weldaden doen vermaan.’

Voor deze onbevattelijke tegenstelling, uitgedrukt door het woordje ‘maar’, zal de kudde straks eeuwig de Herder toejuichen: want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed. Maar er ligt nog een andere tegenstelling in het woordje ‘maar’. Als de Herder geslagen wordt zullen de schapen zich daaraan ergeren en vluchten van de Herder. In deze weg zullen ze zich pijnlijk verwonden. Maar de goede Herder zal Zijn hand tot hen wenden en balsem in hun wonden gieten. Dit is onbevattelijk als we bedenken waarom de schapen verstrooid worden. De Heere Jezus geeft Zelf de verklaring: Gij zult allen aan Mij geërgerd worden in dezen nacht; want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid worden (Matth. 26:31).

Waarom werden ze aan Christus geërgerd? Omdat ze ergernis namen aan Zijn lijden en dood. In deze weg werd hun Liefste weggenomen Die hun alles was geworden. Dat gaf smart. Maar ook ergernis en twijfel. Als Hij de ware Messias was dan zou Hij toch Zijn vijanden vermorzelen! Vervuld met ongeloof verdachten ze Hem in Zijn trouw, liefde en macht en zijn ze van Hem weggevlucht. Petrus vluchtte niet alleen van Hem af maar verloochende Hem zelfs: Ik ken den Mens niet. Als de Kerk eerlijk gemaakt wordt getuigt ze niet beter te zijn dan de discipelen. Ontdekking leert dat het hart vol is met ergernis als de Heere Zich anders openbaart dan men wil dat Hij Zich openbaart. We willen altijd God aan onze zijde krijgen. Maar Hij wil dat we Hem volgen. Ook in Zijn lijdensgangen. Deze zijn nodig om het vlees te kruisigen. En dat druist tegen ons zelf-handhavend bestaan in.

Als men uit ergernis van de Heere wegvlucht wordt men aan zichzelf overgelaten. Dan komt men in een donkere nacht van beproeving terecht. Dan leert men wie men is en blijft: een onbekwame, onwillige, opstandige, verdorven zondaar die zich (o, vreselijk!), ergert aan de goede Herder Die nog nooit anders dan goed gedaan heeft.

Als de Heere zo’n dwalend schaap (uit genade!) in de nacht van beproeving tegenkomt, dan blijft een schuldige zondaar over die vervuld is met smart over zijn onverbeterlijk bestaan. Dan leert men het tegenovergestelde van: zalig is hij die aan Mij niet zal geërgerd worden (Luk. 7:23). Men leert dan rampzalig te zijn omdat men zich aan de goeddoende Jezus ergert. Men wordt opnieuw onbekeerd en roept uit de benauwdheid: Heere, hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen. Zo Gij, HEERE, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan? (Ps. 130: 2, 3). Men ziet dan niet dat de Heere ook deze weg ten goede gebruikt, namelijk om hen geschikt te maken voor Zijn ontfermende hand.

Toen de goede Herder door het wraakzwaard van Gods gerechtigheid geslagen en gedood was, heeft de Vader het zwaard neergelegd en de Herder opgewekt uit de dood. Waarom? Opdat Hij Zijn milde handen zal wenden tot Zijn schapen. Zodra de Herder was opgewekt heeft Hij Zich nog dezelfde dag gewend tot Zijn verstrooide, in zichzelf kleingemaakte, kudde. Eerst aan Petrus die Hem zelfs verloochend had! Daarna aan de elven toen ze bevreesd achter gesloten deuren zaten. Toen toonde Hij Zijn doorboorde doch geheelde handen en riep ze toe: Vrede zij ulieden.

Geliefde lezer, als de goede Herder Zijn ontfermende handen wendt tot een klein gemaakt schaapje dan is het vrede. Dan doet de zonde geen kracht, dan trekt de wereld niet en moet de satan op afstand blijven. Dan mag men leven uit de Levensvorst en getuigt men: ‘’t Ware leven, lieven, loven, is maar waar men Jezus ziet’. Zoals de goede Herder Zijn verstrooide discipelen opzocht, zo zal Hij al Zijn schapen die van Hem afdwalen opzoeken. Zijn oog is altijd op Zijn kudde. Ook als ze aan Hem geërgerd zijn. Op Zijn tijd zal Hij uitgaan en het verdwaalde, van smart stervende schaapje opzoeken en als een lammetje in Zijn armen dragen. Als Hij dan Zijn handen toont, fluistert Hij: Zie, Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd (Jes. 49:16). Ook al hebt u zich aan Mij geërgerd. Ook al hebt u Mij veracht. Ook al hebt u Mij bedroefd door Mij te verloochenen.

Wat vallen de schaapjes zichzelf altijd weer tegen. Maar ze kunnen de Herder niet tegenvallen. Want Hij kent ze. Beter dan ze zichzelf kennen! Hij kent ze al van eeuwigheid, toen de Vader de schapen in de handen van de goede Herder legde. En niemand zal ze uit Zijn handen rukken. Hun onverbeterlijke, zondige bestaan niet, de satan niet, want die is door Hem vermorzeld. De wereld niet, want die is door Hem overwonnen.

Als men in de armen van de goede Herder ligt, Zijn stem hoort, Zijn vriendelijk aangezicht ziet en het hart ingenomen wordt door Zijn liefde, dan heeft men maar een begeerte en dat is: de oude natuur te doden, de wereld te verlaten en in een nieuw godzalig leven te wandelen. Dan mag men alle nood en zorg in Zijn beschermende en verzorgende handen leggen en is het: Zij zullen niet hongeren, noch dorsten, en de hitte en de zon zal hen niet steken; want hun Ontfermer zal hen leiden, en Hij zal hen aan de springaders der wateren zachtkens leiden (Jes. 49:10).

Geliefde lezer, kent u Zijn milde handen of veracht u nog steeds deze ontfermende handen? Bedenk toch dat het vreselijk zal zijn om als een onbekeerde te vallen in de handen des levenden Gods. Zijn schapen zullen echter eeuwig uit de volheid van Zijn milde handen (met littekenen!) verzadigd worden. ‘O Heer’, wanneer komt die dag, Dat ik toch bij U zal wezen, en zien Uw aanschijn geprezen? (Ps. 42:1, Datheen).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's