De heilige oorlog (138)
De aanval ingezet Nadat de inwoners van Mensziel hun Prins in de steek hebben gelaten, heeft de helse reus Diábolus de stad Mensziel lang bezet gehouden. Alleen het kasteel heeft hij niet in handen kunnen krijgen. Nu heeft Diábolus gehoord dat Prins Immanuël komt om stad Mensziel te verlossen. De Prins heeft de trompetters opdracht gegeven hun geschal te laten horen. In Mensziel zijn ze blij. Diábolus schrikt er echter van.
Het besluit van de Diábolonisten
De Diábolonisten vragen zich na het luide trompetgeschal door de trompetters van de Prins af wat ze het beste kunnen doen. Een van hen antwoordt: ‘Het is het beste om de stad te verlaten, zoals we tijdens de krijgsraad hebben besproken. We zijn dan beter in staat de vijand te bestrijden voor het geval ze ons van buiten de stad aanvalt’.
Een andere reden om niet in de stad te blijven is dat ze niet in het bezit zijn van het kasteel. ‘We zullen,’ zeggen ze, ‘gemakkelijker kunnen vechten als we ons legerkamp in het open veld opslaan en, indien nodig, kunnen vluchten.’ Ze bedenken bovendien dat de stad als het ware een grafkuil zal zijn in plaats van een schuilplaats om zich te verdedigen voor het geval de Prins optrekt en hen daarin opsluit. Een ander voordeel is dat ze buiten het bereik komen van de stenenslingers, waaraan ze zich al de hele tijd dat ze in de stad zijn, ergeren. De volgende dag trekken ze zich terug uit Mensziel en slaan hun tenten op in het veld buiten de stad. Ze doen dat vlakbij de Oogpoort en vertonen zich daar op een goddeloze en schrikwekkende manier.
Gereed voor de aanval
De tijd dat de kapiteins van de Prins de aanval inzetten op de Diábolonisten komt dichterbij. Verlangend naar de strijd bereiden ze zich voor op actie. Kapitein Geloof heeft de nacht daarvoor verteld dat ze de volgende dag hun Prins zullen ontmoeten in het veld. Dat maakt hen nog vuriger om de vijand aan te vallen. De boodschap ‘Morgen zult u de Prins in het veld zien’ is als olie op het vlammende vuur. Zijn afwezigheid heeft al zolang geduurd, dat ze nu nog ijveriger en hartstochtelijker aan het werk gaan. Zo breekt, nog voordat de zon opgaat, het uur aan dat kapitein Geloof met de andere officieren de legers samentrekken bij de poort waar ze de aanval willen inzetten. Als alles gereed staat, begeeft kapitein Geloof zich naar de spits van het leger. Hij vertelt de andere kapiteins wat het wachtwoord is. Zij geven dat weer door aan hun onderofficieren en soldaten. Het wachtwoord luidt: ‘Het zwaard van Prins Immanuël en het schild van kapitein Geloof’. In de taal van Mensziel betekent dat: ‘Het Woord van God en het geloof.’
Kapitein Bevinding op krukken
Daarna vallen de kapiteins aan. Ze richten zich op het front, de flanken en de achterhoede van het legerkamp van Diábolus. Kapitein Bevinding is er niet bij omdat hij nog verzwakt is vanwege de verwondingen die de Diábolonisten hem tijdens het laatste gevecht hebben toegebracht. Maar als hij hoort dat de aanval is geopend, blijft hij niet stilzitten. Hij zegt: ‘Zal ik hier blijven liggen, terwijl mijn broeders aan het vechten zijn en terwijl Immanuël, de Prins, Zichzelf in het veld laat zien aan Zijn knechten?’ Hij roept om zijn krukken, staat op, en begeeft zich naar het slagveld. Als de vijand hem ziet komen, steunend op zijn krukken, raken ze ontmoedigd. ‘Want’, denken ze, ‘met welke geest zijn de inwoners van Mensziel vervuld, dat ze zelfs op krukken tegen ons strijden?’ De kapiteins vallen dus aan. Terwijl ze dapper met hun wapens op de vijand afstormen, schreeuwen en roepen ze: ‘Het zwaard van de Prins en het schild van kapitein Geloof’!
Een vurige aanval met Gods Woord en in het geloof
Bunyan beschrijft hoe vurig de strijd met satan aangebonden wordt, die inmiddels besloten heeft de ziel tijdelijk te verlaten om zich vrijer te kunnen bewegen. Bunyan laat door het wachtwoord zien dat de strijd alleen succes kan hebben als het zwaard van Gods Woord en het schild van het geloof samengaan. Eerdere bevindingen van de ziel, toen ervaren moest worden dat deze niet in staat waren om de duivel te weerstaan, kunnen het geloof niet beletten om ten aanval te gaan. Bunyan gebruikt daarvoor het veelzeggende beeld van kapitein Bevinding op krukken.
Satans vertrek uit de ziel
Satan is niet blij met de klanken van Gods Woord en trekt terug, maar hij blijft in de buurt. Eerder richtte hij zijn pijlen op het gevoel en het oor 1 , nu gaat hij proberen via het oog de angsten in de ziel op te wekken. Hij weet wat het belang van het oog is: De kaars des lichaams is het oog; wanneer dan uw oog eenvoudig is, zo is ook uw gehele lichaam verlicht; maar zo het boos is, zo is ook uw gehele lichaam duister (Luk. 11:34). Via de ogen kan hij verkeerde begeerten opwekken, zoals hij bij Eva heeft gedaan. Uiteindelijk is het satan erom te doen om Gods Woord krachteloos te maken.
Aangespoord door de hoop op de komst van Christus
De boodschap van Christus’ komst is zeer versterkend. Immers, in Hem, de Zon der gerechtigheid, is het heil. Psalm 43:5b (berijmd) wordt werkelijkheid:
Hij doet welhaast uw heilzon dagen;
Uw hoop herleev’, naar Zijn gebod;
Mijn redder is mijn God.
De dag breekt aan, het geloof gaat voorop. Het geloof ziet op Christus als de Doorbreker: De Doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun Koning zal voor hun aangezicht heen gaan, en de HEERE in hun spits (Micha 2:13).
Het zwaard van Gods Woord en het schild van het geloof
Er wordt een wachtwoord gebruikt in de strijd tegen satan. Wachtwoorden worden in de digitale wereld gebruikt als herkenningsteken en tot veiligheid. Zonder wachtwoord lukt het niet om beveiligde computers of bestanden te openen. Bunyan gebruikt het beeld van het wachtwoord als herkenningsteken voor soldaten, zodat ze weten wie ze voor zich hebben. Een voorbeeld van een wachtwoord in de Bijbel is het woord ‘Schibboleth’. Door het uitspreken van dat woord wisten de soldaten van Jefta of ze een vijandelijke Efraïmiet voor zich hadden of niet (zie Richt. 12:1-7). De Efraïmieten konden het woord namelijk niet goed uitspreken en zeiden: ‘Sibboleth’. Ze konden de ch-klank niet uitspreken. We mogen dit niet vergeestelijken, maar het laat wel zien dat het missen van twee letters de dood betekende. En de kennis van Christus (let op de eerste twee letters van die Naam!) maakt het verschil uit van eeuwig dood of eeuwig leven. Bunyan laat zien dat Gods Woord het onmisbare zwaard en het geloof het onmisbare schild is in de strijd. Die twee moeten samengaan. Gods Woord wordt door Bunyan het zwaard van Prins Immanuël genoemd. Christus gebruikt Zijn eigen Woord in de strijd om de ziel. Hij sprak tegen de verzoeker in de woestijn tot drie keer toe: ‘Er is (staat) geschreven’ (Matth. 4:4, 7 en 10). Naast het zwaard is een schild nodig. Daarvan mocht de psalmdichter zingen: Ook hebt Gij mij het schild Uws heils gegeven (Ps. 18:36).
Op krukken
De strijd tegen satan, de zonde en het eigen boze hart wordt niet gewonnen door eigen kracht, wijsheid en ervaring. Toch wordt de bevinding in het werk van zaligheid niet uitgeschakeld (Rom. 5:3,4). Een les die Bunyan ons ook leert, is dat de weg der zaligheid geen opgaande weg is, maar een weg die meer en meer in de diepte van zelfvernedering brengt. Nadat de kreupele Mefibóseth teruggekeerd is bij koning David, kan hij zijn krukken niet wegwerpen. Integendeel: Alzo woonde Mefibóseth te Jeruzalem, omdat hij geduriglijk at aan des konings tafel; en hij was kreupel aan beide zijn voeten (2 Sam. 9:13). Ds. G. van Reenen (1864-1935) heeft geschreven wat er van hem (een ‘trots oorlogsschip’) overbleef nadat hij dertien jaar de weg der zaligheid had bewandeld: ‘… “een wrak”, met weggeslagen zeilen, gebroken masten, vernagelde kanonnen en zonder roer!‘ Dat is en blijft de leiding door Gods Geest, waarbij de Heere de eer van de zaligheid zal ontvangen. Het is de les die Paulus heeft geleerd: En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone (2 Kor. 12:9).
Kennen wij die les? Dan zullen we toch eens, al is het stamelend, met hart en ziel meegezongen hebben (psalm 68:6b, ber.):
Al laagt g’, o Isrel, als weleer,
Gebukt bij tichelstenen neer,
Toen gij uw juk moest dragen,
En zwart waart door uw dienstbaarheid,
U is een beter lot bereid:
Uw heilzon is aan ’t dagen.
Noot
1. Zie aflevering 123.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's