Samenspraak over de brief van Paulus aan de Romeinen (59a)
Deze zaligspreking dan, is die alleen over de besnijdenis of ook over de voorhuid? Want wij zeggen dat Abraham het geloof gerekend is tot rechtvaardigheid. Romeinen 4:9
HOPENDE: De apostel stelt nog steeds Abraham ten voorbeeld, als hij wijst op de rechtvaardigmaking des zondaars door het geloof, zonder de werken der wet. In de verzen die we de vorige keer overdacht hebben, heeft de apostel even David aan het woord gelaten. Men zou de opmerking kunnen maken dat David een besnedene was en dat daarom de apostel toch geen vergelijking kon maken van hem met Abraham, want immers is de apostel juist bezig geweest met te beweren dat de besnijdenis bij Abraham in de rechtvaardigmaking niet in aanmerking kwam.
Als men echter de zuivere leer der Waarheid niet wil aanvaarden, blijft men altijd met tegenwerpingen klaarstaan. Maar voor Abraham gold het, wat David later gezegd heeft, namelijk dat die mens gelukzalig is, wiens ongerechtigheden vergeven en wiens zonden bedekt zijn. En dat blijft gelden voor al degenen die zalig worden.
Men wordt niet als een vroom mens gerechtvaardigd, maar als een schuldig mens. David was zowel een schuldig mens als Abraham, ook al was hij besneden. De besnijdenis maakte hierin geen onderscheid, zomin als de doop dit nu doet. Die zalig worden, zullen het weten dat ze uit genade zalig worden.
UITZIENDE: Och vriend, ik wil nu wel ineens zeggen, dat ik me hierin aan David net zo nauw verbonden gevoel als aan Abraham. Neen, er was hierin tussen Abraham en David geen onderscheid. Die zalig worden, worden allen door dezelfde Geest geleid. En ze worden allen hetzelfde dierbare geloof deelachtig. Abraham is door dat geloof gerechtvaardigd en David is door dat geloof gerechtvaardigd. Dat geloof sluit alle werk van de mens uit en richt zich op de vrije soevereine genade Gods.
De Joden konden zich op hun besnijdenis beroemen, maar ze zaten daarmee zo op de droesem van hun eigengerechtigheid vast, dat zij nu juist veel meer van de zaligheid moesten verstoken blijven dan de heidenen.
Het is waar dat ook de eigengerechtigheid van de mens de Heere gelukkig niet in de weg staat, want dat heeft Paulus zelf ook wel ervaren. Toen hij echter staande is gehouden op de weg naar Damascus, is hem de besnijdenis wel als grond voor de zaligheid ontvallen. Hij heeft als een besneden Jood en als een farizeeër gebeefd als een rietje, toen hem snellijk een licht omscheen van de hemel. En och, de Joden wilden er wel niet van weten dat de heidenen zonder besnijdenis tot de zaligheid mochten komen en men kon ook nog wel beweren dat de vergelijking door Paulus gemaakt van David en Abraham niet opging, maar de dichters van het Oude Verbond hebben al mogen gewagen van de bekering der heidenen. We horen de dichter van Psalm 98 zeggen: De HEERE heeft Zijn heil bekend gemaakt, Hij heeft Zijn gerechtigheid geopenbaard voor de ogen der heidenen.
HOPENDE: Al heeft David als een besneden Jood de mens gelukzalig genoemd die de Heere de ongerechtigheid niet toerekent, hij heeft daarmee niet alleen besneden Joden bedoeld. Daarom zegt de apostel hier nu: Deze zaligspreking dan, is die alleen over de besnijdenis of ook over de voorhuid? Wat David heeft gezegd, geldt in het algemeen de ganse Kerk van alle tijden en uit alle volken. Ik ben ook geen Jood van afkomst en ik ben ook niet besneden, maar Psalm 32 heb ik toch weleens van harte mogen zingen. En ik heb geloofd dat David, ja, laat ik liever zeggen dat de Geest van David, Die hem die Psalm heeft doen dichten, mij hier ook bij insloot. Zou men nu werkelijk denken dat David in de 32 ste Psalm alleen maar het Joodse volk op het oog gehad heeft? Neen, David heeft dit in het algemeen gezegd in betrekking tot al degenen die zalig worden. Welgelukzalig is hij wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. Welgelukzalig is de mens dien de Heere de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is.
Zou men denken dat deze zaligspreking alleen maar geldt voor degenen die besneden zijn, dus voor het Jodendom? Neen, we hebben die zaligspreking anders op te vatten. Het kan wel goed zijn, als we daar ook nu eens even op wijzen. Ik gebruik dan even een heel sterk voorbeeld om het duidelijk te maken. Iemand wordt soms midden uit de wereld gehaald, uit een zeer zondig leven. We noemen dat een meer krachtdadige bekering, hoewel elke bekering krachtdadig is. Maar ik gebruik dit voorbeeld om het duidelijk te maken wat ik bedoel. Hoe is het mogelijk dat God zo’n mens, die met vele vloeken en Godslasteringen het oordeel over zich ingeroepen heeft, heiligt en vernieuwt? Als God een mens van dood levend maakt, dan is dat immers een vernieuwing of een heiliging. Maar zulk een vernieuwing of heiliging is een gunstige of liefderijke inlating Gods met zo’n zondig mens, want zijn eeuwige zaligheid is daaraan verbonden.
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's