Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

31. Nieuwe moeilijkheden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

31. Nieuwe moeilijkheden

David, de man naar Gods hart

5 minuten leestijd

Het volk kwam spoedig aan de weet dat de koning zich bij de poort had opgesteld om de terugkerende soldaten te begroeten en het deed hen goed. Intussen hadden veel volgelingen van Absalom in heel Israël spijt gekregen dat ze koning David hadden verlaten en Absalom als koning hadden begeerd. Zij spraken onder elkaar: ‘Het is niet goed wat we deden. Koning David heeft ons land meer dan eens uit de hand van onze vijanden gered en daarom verlangen we hem als onze koning terug.’ (2 Sam. 19:8-10).

Toen David dat vernam, stuurde hij de priesters Zadok en Abjathar naar de leidinggevende personen van Juda en nodigde hen uit om hem als koning weer naar Jeruzalem terug te halen. De koning sprak: ‘Ik ben ook uit Juda afkomstig en wil aan jullie opstand onder Absalom niet meer denken. Bovendien zal ik Absaloms krijgsoverste, mijn neef Amása, in de plaats van Joab als mijn rechterhand aanstellen.’

De vervanging van Joab door Amása zal vast te maken hebben gehad met het feit dat Joab zijn zoon Absalom vermoord had en Davids wens om zachtkens met de jongeling, met Absalom te handelen, in de wind geslagen had. De mannen van Juda gingen graag op het voorstel van de koning in en nodigden hem uit naar Jeruzalem terug te keren. Hierna maakte David zich met de zijnen gereed, verliet Mahanáïm en trok naar de Jordaan.

In diezelfde tijd trokken Amása en de mannen van Juda via de bekende plaats Gilgal in de richting van de Jordaan naar koning David om hem daar te verwelkomen. Toen David aan de overzijde gekomen was, hadden zich Simeï en Mefibóseth ook bij de mannen van Juda gevoegd om koning David te ontmoeten. Toen David had moeten vluchten, had Simeï de koning immers gevloekt en stenen naar hem geworpen. Maar nu hij terugkeerde, smeekte Simeï hem om vergeving en vertelde de koning dat hij één van de eerste Israëlieten was om hem te verwelkomen. Tevens smeekte hij om vergeving van zijn misdaad. Bevelhebber Abísaï hoorde het aan en wilde hem meteen doden, maar David verbood het.

Verder kwam ook Mefibóseth de koning tegen en toen David hem vroeg waarom hij hem tijdens zijn vlucht uit Jeruzalem niet vergezeld had, vertelde de kreupele man dat zijn knecht Ziba hem bedrogen had door zijn ezel weg te nemen en dat Ziba hem vals beschuldigd had. Vanaf het ogenblijk dat de koning voor zijn zoon Absalom had moeten vluchten, had hij zich zelfs uit droefheid niet meer verzorgd. Toen David zijn woorden had aangehoord, nam hij de helft van Ziba’s bezittingen af en schonk die weer aan Mefibóseth terug, die tot de koning de ontroerende woorden sprak: ‘Ik zou het ook goed gevonden hebben als ik helemaal niets kreeg. Ik ben al heel dankbaar dat u als koning weer in ons midden mag zijn.’

Daarna kwam de rijke en voorname Barzillai koning David tegemoet. Hij was één van degenen geweest die de vluchtende David in Mahanáïm overladen had met allerlei goederen. Hoewel hij tachtig jaar oud was, vergezelde hij de koning over de Jordaan en nam daarna afscheid van hem. De koning wilde heel graag dat hij met hem naar Jeruzalem zou gaan, maar hij weigerde het wegens zijn hoge leeftijd. In zijn plaats zou zijn zoon Chimham met de koning meegaan. Daarna kuste Barzillai de koning en zegende hem (2 Sam. 19:39).

Helaas ontstonden er in Gilgal daarna nieuwe moeilijkheden. De tien stammen van Israël waren boos omdat koning David alleen de stam van Juda had uitgenodigd om hem naar Jeruzalem te halen. Van die onenigheid maakte een zekere Seba een handig gebruik en de tien stammen van Israël verenigden zich onder hem en stonden tegen koning David op, terwijl alleen de stam van Juda de koning trouw bleef. David gaf Amása, de nieuwe bevelhebber, opdracht om uit de mannen van Juda een leger samen te stellen en binnen drie dagen de strijd aan te binden tegen Seba en zijn volgelingen. Maar Amása kreeg het niet voor elkaar en daar er haast bij was, stelde David Joabs broer Abísaï als bevelhebber aan en in korte tijd werd het leger van Seba achtervolgd. Intussen vertrokken uit Jeruzalem ook de mannen van Joab, en de Krethi en de Plethi (de lijfwacht), en al de helden (2 Sam. 20:7). Uit die woorden blijkt dat Joab een sterke plaats binnen het leger innam en dat het daarom geen wonder was dat David na de moord op Abner hem niet had kunnen straffen om die gruwelijke moord, aangezien de koning niet buiten zijn medewerking kon.

Bij de plaats Gibeon aangekomen, ontmoetten de legers van Abisaï en de soldaten van Joab het inmiddels samengestelde leger van Amása. Geveinsd vroeg Joab aan Amása: Is het wel met u, mijn broeder? ( 2 Sam. 20:9). Intussen pakte hij zijn zwaard en stak zijn neef Amása, die door de koning in zijn plaats tot bevelhebber was benoemd, uit jaloezie verraderlijk dood. Daarna gaf hij het leger meteen bevel de oproerkraaier Seba te achtervolgen. Het duurde niet lang of zij belegerden de plaats Abel-Beth-Máächa waar de oproerling zich verscholen had. In die plaats bevonden zich wijze mensen en een vooraanstaande vrouw vroeg aan Joab waarom hun plaats omsingeld werd. Daarop antwoordde Joab: ‘Omdat Seba zich in uw plaats bevindt. Als u zijn hoofd over de muur gooit, trekken we meteen weer weg.’ Inderdaad kreeg de wijze vrouw het voor elkaar dat besloten werd om Seba te doden. Zijn hoofd werd over de muur geworpen en daarmee was het oproer beëindigd. Hierna begaf het leger onder leiding van Joab zich weer naar koning David in Jeruzalem.

O HEER’, mijn steenrots, mijne sterkte!

Gij hebt mij steeds tot heil verstrekt,

En in de strijd, waar ’t elk bemerkte,

Mijn hoofd, als met een schild, bedekt. (Ps. 140:7)

(Volgende keer D.V. 32. De wraak van de Gibeonieten)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2025

De Wachter Sions | 16 Pagina's

31. Nieuwe moeilijkheden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2025

De Wachter Sions | 16 Pagina's