Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak over de brief van Paulus aan de Romeinen (63)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak over de brief van Paulus aan de Romeinen (63)

8 minuten leestijd

(Gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld), voor Hem aan Welken hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen die niet zijn, alsof zij waren. Welke tegen hoop op hoop geloofd heeft dat hij zou worden een vader van vele volken, volgens hetgeen gezegd was: Alzo zal uw zaad wezen. Romeinen 4:17 en 18

HOPENDE: We zullen het geloof van Abraham deelachtig moeten zijn, om waarlijk een kind van Abraham te zijn. Al zijn we dan geen Jood maar een heiden, dan zijn we toch een kind van Abraham. De apostel toont dat aan met de belofte aan Abraham gedaan, als de Heere het hem Zelf gezegd heeft: en gij zult tot een vader van menigte der volken worden.

De naam van Abram was veranderd in Abraham. Abram betekent: grote vader. Abraham betekent: vader van vele volken. Abraham heeft mogen geloven wat de Heere hem heeft doen weten. Dat zegt de apostel nu ook in bovenstaande tekst. Abraham heeft mogen geloven in een God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen die niet zijn, alsof zij waren. Abrahams geloof heeft zich dus op de almacht Gods gericht.

UITZIENDE: Door Zijn almacht werkt de Heere altijd iets dat te wonderlijk is voor de mens. God laat Zich niet begrijpen, maar alleen bewonderen. Het was voor Abraham al onmogelijk geworden dat Sara nog een kind zou krijgen. En nog veel onmogelijker scheen het nu toch wel te zijn dat er vele volken uit Sara zouden voortkomen. Wel was Israël in het bijzonder het volk dat uit Sara zou voortkomen. Maar dat zou al een groot volk zijn. Maar dat bijzondere Zaad, namelijk Christus, zou uit Sara voortkomen. En in dat bijzondere Zaad zouden alle volken des aardbodems gezegend worden. En zo zou Abraham dus een vader van vele volken zijn, maar ook Sara zou daar de moeder van zijn.

Abraham was al honderd jaar als Izak geboren werd en de moeder was in Sara verstorven, zoals de apostel daar ook in het 19e vers op zal wijzen. God werkte dus door de onmogelijkheid heen. Zo handelt Hij nog altijd in het leven van Zijn volk. Men zal ook eenmaal door de onmogelijkheid heen zalig moeten worden. Dat heeft de Heere in zo’n handeling als met Abraham en Sara duidelijk doen zien. De Christus moest door de onmogelijkheid heen ter wereld komen. En zullen we door Christus zalig worden, dan zal dat voor ons ook door de onmogelijkheid heen gaan. We zullen moeten weten dat we in een verloren staat liggen. Als we dat zien, dan zullen we onszelf met geen Christus kunnen helpen.

We kunnen allen wel weten uit de Schrift, dat we door Christus nog zalig kunnen worden. En voor velen is dat dan ook een uitgemaakte zaak. Maar een wonder is het voor die mensen niet. Een wonder kan dat alleen maar voor ons worden, als we van geen Christus weten en als het voor ons is alsof we van Christus nooit hebben gehoord. Is dat nu de weg der bevinding? Ja, dat is de weg der bevinding. Dan kunnen we ons met Gods Woord niet meer helpen. En zo kunnen we ons dan ook niet troosten met de beloften van het Evangelie.

De Heere heeft het Abraham bij de roeping van hem uit Ur der Chaldeeën al doen weten dat Hij hem tot een groot volk zou maken. Maar het is toch wel zo voor hem geworden, dat hij heeft gezegd: Zal één die honderd jaar oud is, een kind geboren worden; en zal Sara, die negentig jaar oud is, baren? En dan lezen we ook nog dat Abraham heeft gezegd: Och, dat Ismaël mocht leven voor Uw aangezicht. Hij was ook al op het aandringen van Sara tot Hagar ingegaan. Nu, Hagar was wel vruchtbaar. Zij baarde al spoedig een zoon. En die was een woudezel van een mens. Maar dit was allemaal eigen werk. Hagar als de dienstmaagd zou met haar zoon een keer worden uitgedreven. Als God de doden levend maakt en de dingen roept, die niet zijn, alsof zij waren, dan gaat Hij Zich in Zijn werk verheerlijken.

Er wordt gesproken in de tekst over God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen die niet zijn, alsof zij waren. Het levend maken van doden is voor ons al een onmogelijke zaak. Maar nog wonderlijker en onmogelijker is het, dat de dingen die niet zijn, worden voortgebracht, alsof zij er alreeds waren. Och vriend, God doet Zich in het werk der zaligheid steeds meer bewonderen.

HOPENDE: God heeft alles uit niets geschapen. Dat is een werk van Zijn almacht geweest. Zo is ook de mens door de almacht Gods voortgebracht. Al is hij geformeerd uit het stof der aarde, dat stof was ook uit niets voortgebracht. Dus de mens is ook uit niets voortgebracht. Maar dan toch als een redelijk schepsel, met verstand en wil begiftigd. Ter onderscheiding van de andere schepselen, hoe groot en heerlijk ze ook mochten zijn, mocht de mens zijn Schepper kennen en in de gemeenschap en verheerlijking van zijn Schepper zijn leven en gelukzaligheid vinden.

Maar die mens heeft zich door de zonde niet alleen de tijdelijke dood onderworpen, maar ook zich in een geestelijke doodstaat gebracht. Uit die doodstaat zal hij moeten worden opgewekt, zal het wel met hem zijn. Een Goddelijke almacht zal zich daarin moeten openbaren. In die geestelijke doodstaat kan de mens niets goeds meer doen, maar toch is hij actief geestelijk dood. Hij is vijandig dood en kan zo in die geestelijke doodstaat alleen zijn vijand schap nog tegen zijn Schepper openbaren.

Dus de mens bezit in die geestelijke doodstaat nog wel een macht, want hij is ook na zijn val redelijk schepsel gebleven, maar hij gebruikt zijn natuurkrachten ten kwade en kant zich alzo in zijn vijandschap tegen de Almachtige. Maar nu weet God door Zijn almacht de vijandschap te overwinnen. Zo maakt Hij die geestelijk dode levend. Maar dan roept Hij ook de dingen die niet zijn, alsof zij waren. Er wordt een vermogen in de mens gebracht dat er tevoren niet was. Van dood levend gemaakt zijnde, gaat de mens weer naar zijn Schepper zoeken en vragen.

De eigenschappen van het nieuwe leven kunnen niet verborgen blijven. Maar de enige weg tot de zaligheid kan men niet vinden. Al was Abraham door God inwendig geroepen en alzo ook van dood levend gemaakt, hoe uit hem als een verstorvene en uit de verstorven baarmoeder van Sara de Christus voort moest komen, wist hij niet. God handelde met hem door een wonderlijke en voor hem verborgen weg. Maar daarmee heeft de Heere hem wat te zeggen gehad.

UITZIENDE: En ik geloof dat de Heere ons daarmee hetzelfde te zeggen heeft. In Christus is de weg tot de zaligheid voor een geestelijk dode en doodschuldige, ja, voor een gans verdorven en vijandige zondaar ontsloten. Zulk een weg heeft de mens nooit kunnen uitvinden. Als er ooit iets is waarin God Zich doet bewonderen, dan is het in het werk der zaligheid. Maar zo wordt de mens er met zijn eigen werk en wijsheid zo schoon tussenuit gezet. Abraham heeft mogen geloven wat voor hem onbegrijpelijk was.

Er wordt in de tekst over het geloof van Abraham gesproken. Maar dan niet van een geloof van eigen maaksel. Neen, het geloof wordt hier tegenover de werken gesteld. Men moet geloven wat men niet begrijpen kan en dat omdat men er zelf met zijn eigen werk en wijsheid helemaal tussenuit valt. Er moet niet anders dan vrije genade overschieten. Dat is de hoofdinhoud van Paulus’ zendbrief, die we bezig zijn te bespreken. Steeds mogen we dat niet uit het oog verliezen.

Zullen we uit genade door Christus zalig worden, dan geschiedt dat in de afsnijding van al ons eigen werk. Er wordt wel veel met gewichtigdoenerij over afsnijding gesproken en over Gods recht, maar weet men er wel wat van, wat het is om met lege handen zich in Gods gericht te zien betrokken, alleen met schuld, ja, als een hel- en doemwaardig schepsel, niet anders dan werkelijk de eeuwige rampzaligheid voor ogen ziende? Alleen door zo’n mens doet Christus Zich vinden en alleen voor zo’n mens kan het een wonder worden, dat God naar Zijn welbehagen Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft en dat Zijn Wijsheid zulk een weg bepaald heeft waardoor de zondaar zalig kan worden zonder krenking van het recht.

De engelen zijn begerig geweest om in die verborgenheid in te blikken. Maar die grote verborgenheid heeft de engel Gabriël Maria mogen boodschappen, dat de Heilige Geest over haar zou komen en de kracht des Allerhoogsten haar zou overschaduwen. Zo zou uit haar het Heilige geboren worden Dat Gods Zoon genaamd zou worden. Daar deed Maria niet aan mee en daar deed Jozef niet aan mee.

HOPENDE: Maar dat heeft Maria in haar lofzang dan ook doen roemen in dat krachtige werk dat God gedaan had door Zijn arm. En dan horen we haar zeggen: Hij heeft Israël, Zijn knecht, opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid. (Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham en zijn zaad) in der eeuwigheid. Abraham heeft tegen hoop op hoop dit geloofd, zoals de apostel in het 18e vers ons ook nog zegt. We hopen daar de volgende keer met de behandeling van wat daarop volgt, nog wat over te mogen zeggen.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2025

De Wachter Sions | 16 Pagina's

Samenspraak over de brief van Paulus aan de Romeinen (63)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2025

De Wachter Sions | 16 Pagina's