Om de ziel van de jongere (V)
IIn het opvoedkundig boekje Spreuken 1 t/m 9 is de vader de spreekbuis van de wijsheid. De toon van zijn spreken is niet bevoogdend of bars. Hij stelt zich niet boven de zoon, maar vereenzelvigt zich met hem, door te zeggen dat hij ooit zo jong was als hij. Hij had goede ouders, zij wezen hem de weg. Door ervaringen op te doen in het leven, is hij meer en meer gaan inzien van hoeveel waarde hun woorden waren! Op die traditie en die levenservaring beroept hij zich nu hij zijn zoon de weg gaat wijzen.
Meer ontvangen dan geven
In het vorige hoofdstuk riep de vader de jongen op om met zijn hele hart op God te vertrouwen. Daarop borduurt hij in hoofdstuk 4 voort.
De vader roept de jongen op om zijn woorden van wijsheid ‘vast te zetten’, te ‘fixeren’ in zijn hart. Als hij dat doet, zal hij ondervinden dat de wijsheid iets terug doet en dat hij meer van haar ontvangt, dan hij zelf geeft: ‘Verlaat mijn woord niet en zij (de wijsheid) zal je toegewijd zijn, verlang naar haar en ze zal je vasthouden, omhein haar en zij zal je verhogen, eer haar en ze zal je omhelzen, opdat ze uw hoofd een krans van blijdschap zal geven. Ze zal u beschermen met een kroon van bloeiend blad.’ Deze onevenredige wederkerigheid herinnert aan wat Augustinus eens fraai onder woorden bracht: ‘Bewaar de orde en de orde zal u bewaren.’
Twee wegen
De vader schetst vervolgens twee wegen: de weg van de goddeloosheid en die van de wijsheid. Hij spoort zijn zoon aan om deze weg met overtuiging in te slaan, omdat uiteindelijk alleen deze weg begaanbaar is.
De vader spreekt als hij het over zijn onderwijs heeft niet over ‘een weg’ maar over ‘wegen’: ‘Luister naar mijn woorden en je levensjaren zullen veelvuldig zijn, opdat ze voor jou worden tot veel wegen van leven.’ De wijsheid opent in het leven allerlei wegen, zij geeft ruimte. Wie op haar wegen gaat, wordt ‘niet ingesloten’, gaat niet op een weg die steeds enger wordt en uiteindelijk doodloopt.
Velen gaan de weg van het kwaad. De vader schetst het erbarmelijke van hun leven. Ze zijn als ‘soldaten die samenspannen om kwaad te doen.’ In de nacht kunnen ze de slaap niet vatten, ze denken voortdurend kwaad uit. Hun verzadigd zijn breekt hen op, hun dronkenmansvreugde is leeg. Ze gaan in het duister en weten dat ze ergens over zullen struikelen. Waarover is onbekend, maar dat het gebeurt, is zeker. Ze gaan in het ongewisse.
Wat de vader de jongen voorhoudt, doet sterk denken aan wat Silvio Cattarina enige jaren geleden schreef over veel jongeren in Italië. Cattarina ontfermt zich over jeugdigen bij wie het leven al op zeer jonge leeftijd dreigt te mislukken. Gevraagd naar de reden daarvan zegt hij: hun wordt geen weg gewezen. Er is geen Annuncia: ze missen een boodschap die helderheid verschaft over het leven en die uitzicht biedt in het leven en boven het leven uit! Daardoor lijken ze op een vogel in een kooi, die wanhopig een opening zoekt. Niemand wijst hen die! Daardoor raken ze in ademnood. Ze voelen zich eenzaam. Het doet denken aan wat de dichter Claudel ooit zei: ‘Een venster, wie biedt een venster op de eeuwigheid?’ Zij weten niet wat ze met het leven aan moeten en wreken zich daarom op wat hun als zinloos overkomt. Cattarina: ‘Wat mij het meest frappeert is de boosheid, de woede op het leven.’
Wat de vader zegt
De vader ziet dit gevaar en houdt zijn zoon in Spreuken 4 voor:
Mijn zoon, sla acht op mijn woord, en neig uw oren tot mijn woorden, opdat uw bronnen niet opdrogen. Bewaar ze in uw hart, want leven zijn ze voor wie ze vinden en voor heel het lichaam genezing. Behoed je hart met volle waakzaamheid, want uit deze zijn de wegen van het leven.
De vader spreekt over ‘uw bronnen’. De bronnen bevinden zich in het hart van zijn zoon. Hij houdt hem voor dat deze kunnen opdrogen. Met de ‘bronnen’ bedoelt de vader ongetwijfeld de oorspronkelijke levensvreugde, waar elk mens wel iets van heeft, vooral de jongere. Het leven lijkt een belofte in zich te hebben. Een kind heeft daar affiniteit mee. Hij leeft bij die belofte en is er dankbaar voor.
Deze levensvreugde kan gemakkelijk en snel opdrogen. Het reservoir aan levensvreugde dat we in onze jeugd ontvangen, is niet toereikend voor het hele bestaan, met zijn talloze vragen, moeilijkheden, valkuilen en zonden. Veel mensen proberen het jeugdige, frisse, op een geforceerde manier vast te houden of opnieuw te vinden. Ze willen origineel zijn, bijzonder. Ze etaleren graag dat ze het leven zien zitten, ze zoeken allerlei dingen die hen kunnen enthousiasmeren. De pogingen zijn op den duur gedoemd te mislukken. De bronnen drogen op. Diep van binnen schrijnt iets: een hunkering naar het geluk waarvoor zij bestemd zijn en dat ze toch niet kunnen vinden. Niemand kan daaraan ontkomen..., tenzij!
De vader zegt: ‘Tenzij je mijn woorden in je hart opneemt!’ Welke woorden bedoelt de vader? Wat is het geheim dat veel jongeren in het instituut van Cattarina weer frisse jonge mensen worden, van wie gezegd kan worden dat hun bron niet opdroogt?
Het antwoord is even eenvoudig als belangrijk. De leiding ervan wijst de jongere, evenals de vader in Spreuken 4 een weg. Zij weet dat het leven een bedoeling heeft, een zin. Door dit leven kronkelt een weg naar een doel. Die weg is goed en het doel is goed. God heeft voor deze bestemming gezorgd en Hij staat er garant voor dat je haar vindt. Wie luistert komt tot zijn bestemming.
De reden waarom de leiding van het instituut in Pesaro dit naar voren brengt ligt in Christus. Door Hem komt deze bestemming voor veel jongeren weer in het vizier. Ze gaan zien dat er een weg voor hen ligt, een weg die beloftevol is voor dit leven en voor het leven hierna.
Deze door het christelijke geloof gestempelde boodschap sluit aan bij de schepping. Zij maakt de jongeren ervan bewust hoe God de schepping bedoeld heeft. God schiep uit goedheid. In het licht van die goedheid die over de schepping ligt, beginnen ze hun eigen leven te zien, hoe God hun leven bedoelt en hoe dit overeenkomt met wat er aan verlangen in hun hart leeft. Zo vinden ze houvast. Ze zien een weg voor zich en krijgen weer moed.
Precies dat is wat de vader in Spreuken 4 bedoelt. In Spreuken 3 vertelde hij dat de wijsheid de achtergrond vormt van de schepping. De wijsheid stelt de schepping in een perspectief: Gods glorie licht erin op. Dit komt door de wijsheid zelf, die God hielp bij de schepping. In dit raam van de schepping heeft de mens zijn plaats. De wijsheid richt zich tot de mens, draagt zorg voor de mens. De mens kan delen in de glorie van de schepping, als hij naar haar stem luistert. De wijsheid richt zich tot de mens zowel in de schepping als in de wet. En zij richt zich tot het hart van de jongere. Zijn bronnen drogen niet op, als hij luistert. Want de woorden van de wijsheid corresponderen met de belofte die in de schepping ligt, waar het hart van de mens gevoelig voor is.
Wat het betekent mens te zijn
Het is juist deze samenhang die de moderne mens is kwijt geraakt. Hij luistert niet meer naar de boodschap van de wijsheid. Hij verzelfstandigt zijn eigen individualiteit en moet het doen met de kwaliteiten die hij zichzelf toedicht. Zo drogen zijn bronnen op.
De woorden van de vader komen overeen met de woorden van de wet. In Deuteronomium houdt Mozes het volk de wet voor: ‘Ik ben de Here, uw God. (...) Doe dit en u zult leven!’ De vader zegt tegen de jongen: God heeft het goede met je voor: ‘Luister, opdat uw ziel zal leven!’ Zo stemmen de taal van de schepping, de taal van de Wet en die van de wijsheid én die van het menselijke hart (het geweten) met elkaar overeen.
Waar deze boodschap wordt gezien, wordt duidelijk wat het doel is van het menselijke leven. Dit doel is door dr. W. Aalders prachtig onder woorden gebracht: ‘Ik heb getracht een antwoord te geven op de vraag waarom ik mens ben. En waarom het belangrijk is, waarom het urgent, maar ook waarom het heerlijk is om mens te zijn. Ik reis tegenwoordig veel met de trein. Dan zie ik vaak de koeien in de wei lopen. En dan altijd die erbarmelijke beweging die ze maken: grazend met de kop naar beneden. Maar ik mag een mens zijn, ik mag omhoog kijken en in de verte; ik mag me bezinnen op welke rijkdom ik heb. Stel je voor dat ik een dier was. Nu zeg ik: God wat hebt U de mens groot gemaakt. Waarom? Om zijn Naam groot te maken. Maar ook om zijn Naam als priester in deze wereld ten nutte te maken. Dat is de zin van mijn leven. (...) Is dat ook niet Calvijns: Soli Deo Gloria?’
Pas waar deze bestemming van de mens (deze ‘weg’) oplicht, wordt het hart van een mens aangesproken, kan hij zich oriënteren op God en doet zich de mogelijkheid voor van een heroriëntatie, van een ommekeer die gepaard gaat met berouw.
Berouw
De geschiedenis van de Samaritaanse vrouw maakt dit duidelijk. Zij ontmoette Christus bij de bron van Samaria. Zij was een uitgebluste vrouw. Haar hart was opgedroogd. Ze had haar levensvreugde gezocht, waar het niet te vinden was: ze was een verhouding aangegaan met de ene man na de andere. Dan ontmoet ze Christus, bij de bron van Sichem. Als ze water put, vraagt Hij om wat te mogen drinken. Als ze haar verbazing uit dat een Joodse man haar dat vraagt, zegt Jezus de ongelooflijk mooie woorden: ‘Vrouw als u eens wist wie het was, die u dit vraagt, dan zou u Hem vragen om levend water en Hij zou het u geven.’ Even later zegt de Here Jezus: ‘Wie van dit water drinkt, krijgt weer dorst, maar het water dat Ik kan geven, wordt in u tot een bron van levend water.’
De Here Christus brengt precies onder woorden wat elk mens zoekt: water dat in hemzelf wordt tot een bron. Echter, alleen bij God is dat te vinden. De vrouw heeft niet in de gaten wie Hij is en wat Hij met dit water bedoelt. Toch wil ze dit water wel ontvangen. Ze hunkert naar levensvreugde. Christus zegt: ‘Ga uw man halen en kom terug.’
Ze had geen man. Jezus legt er de vinger bij dat ze vijf mannen had gehad en nu samenwoont met een man die de hare niet is. Dat raakt haar! Haar geweten begint te spreken. Ze begint te begrijpen wat er mis is gegaan. Ze heeft geprobeerd haar levensdorst te lessen buiten het luisteren naar God om. Christus opent daar op een indringende en persoonlijke manier haar ogen voor. God schiep de mens tot het geluk, tot vreugde. Er ligt over het leven een belofte. Maar de Samaritaanse vrouw klopte niet aan bij Hem die haar die belofte gaf en wilde deze op haar eigen manier tot vervulling brengen. Daarin bestaat de oerzonde. Door met het leven om te gaan alsof hij genoeg heeft aan zijn levensenergie, zijn ideeën, zijn dynamiek, heeft de mens zichzelf veroordeeld tot een leven van leegte.
De wijsheid weet dit en komt met een Annuncia. Ze roept op de straten: ‘Eenvoudigen en onkundigen, wendt u, als u werkelijk geluk wilt vinden naar mij.’ Het is haar om die wending te doen.
‘Niets bevredigde mij...’
Wat in Spreuken staat, komt helemaal overeen met de ervaringen waarvan de jonge mensen in L’Imprevisto spreken. Een meisje schrijft: ‘Ik heb altijd in mij de aanwezigheid gevoeld van een verlangen naar nieuwheid, naar iets wat anders was. Het trieste is dat ik dit niet kon herkennen in mijn gezin en in de personen die mij lief waren. Niets bevredigde mij. En ik begon zelf het referentiepunt te worden van mijn bestaan, omdat ik me niet toevertrouwde aan anderen.’ Ze raakte aan de drugs. Toen kwam ze in aanraking met de gemeenschap van L’Imprevisto. Alleen al hoe er naar haar gekeken werd, trof haar: ‘een blik, die nooit, zelfs niet op de moeilijkste momenten, het goede verloochende, dezelfde blik die in mijn verlangens geworteld was en die ik maar niet kon kennen en begrijpen.’ Zij schrijft verder: Hier ‘heb ik het wezenlijke gevonden, en ik, die dacht dat ik elke grens moest overschrijden en anders moest zijn dan anderen en zelf zo almachtig dat ik dat wel vinden zou, ik moest daarentegen leren dat het voldoet om erachter te komen dat God mij aankeek, temidden van alle ervaringen en de gezichten van mensen die me lief zijn. Dat alles heeft me ertoe gebracht om het antwoord te zoeken in wat me toeviel en in dat wat me het leven gaf.’ En dat brengt dit meisje tot een ontroerend zelfinzicht: ‘Ik heb het echte probleem leren zien: Ariana die zo behoeftig is en fragiel tegenover zichzelf, Ariana, de kleine, de kleinste wat eigen vaardigheden betreft, maar de grootste – ik, die altijd de grootste wilde zijn – de grootste als verlangen, als een roep, als iemand die behoefte heeft aan alles, Ariana, de moedige.’
Zij werd aangemoedigd door een blik. Het was de blik van de wijsheid, die tot haar hart ging spreken. Deze correspondeerde met de stem die ook in haar hart resoneerde. Deze stem had tot dan toe geen weerklank gevonden. Ze herkende die niet als de stem van God. Nu ontdekte ze wat Augustinus ooit zo fraai onder woorden bracht: ‘Wij zijn door U en tot U geschapen en onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U, o God.’
Dr. Aalders zei me eens: ‘In ons hart is een stem hoorbaar, deze roept tot God. Als je aan deze stem geen recht doet, duikt zij onder en gaat ze klagen.’ Dat verklaart de triestheid van zoveel jongeren, die geholpen konden worden als ze hun psyche niet meer zouden scheiden van hoe God hen gemaakt heeft en waarom God hen gemaakt heeft.
Zielkunde en psychologie
Terecht schrijft Silvio Cattarina de heel belangrijke woorden: ‘Dan begrijpt men dat er geen grotere ramp is, geen groter drama dan dat men het ‘ik’, het hart, deze verwachting, deze belofte die wij zijn, losmaakt van de persoon. Zie de grootste aberratie van onze tijd: de barbarisering van de ziel van de mens.’
Wanneer zal de tijd aanbreken dat men in gaat zien dat de psychologie en sociologie, bij alle goeds dat er in kan zijn, niet in staat zijn de diepte van de ziel van de mens te peilen? De rijkdom van het innerlijk van de mens vormt een bewijs van Gods zorg voor de mens. Deze zorg blijkt nog meer uit de moeite die Hij zich getroost om ons weer tot zich te roepen, om zo werkelijk gelukkig te maken:
‘Mijn zoon, sla acht op mijn woord, en neig uw oren tot mijn woorden, opdat uw bronnen niet opdrogen. Bewaar ze in uw hart, want leven zijn ze voor wie ze vinden en voor heel het lichaam genezing. Behoed je hart met volle waakzaamheid, want uit deze zijn de wegen van het leven.’
H. Klink, Hoornaar
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 augustus 2019
Ecclesia | 8 Pagina's