Everard H. Kol als tuchtmeester van dr. Abraham Kuyper
IIn de tijd dat dr. Abraham Kuyper de Utrechtse hervormde gemeente als predikant diende (november 1867 t/m juli 1870), was de bankier Everard Henry Kol ouderling in zijn wijk. Aanvankelijk kon hij Kuy
pers voornaamste bondgenoot in de kerkenraad worden genoemd in diens strijd voor kerkherstel. Maar nog voordat Kuyper naar Amsterdam vertrok, kwam daarin verandering. Vanaf 1869 openbaarde zich een tegenstelling tussen het door Kol aangehangen contrarevolutionaire staatsbeginsel en het antirevolutionaire standpunt van Groen van Prinsterer. Kol en zijn medestander Jean Louis Bernhardi stelden in hun orgaan, de “Zamenspraken”, Kuyper voor de keus: hij moest zich uitspreken voor één van de twee standpunten. Zo werd Kol in plaats van bondgenoot Kuypers tuchtmeester.
Een artikel van prof. dr. F.C. Gerretson (1884- 1954) over “Dr. Kuypers Utrechtse tuchtmeester”, opgenomen in zijn Verzamelde Werken, deel III, is als voornaamste bron voor de navolgende bijdrage gebruikt.
Kuypers komst naar Utrecht
Toen dr. Abraham Kuyper in juni 1867 op 29-jarige leeftijd een beroep kreeg van de Utrechtse hervormde gemeente, was hij predikant in Beesd, zijn eerste standplaats. De directe aanleiding tot zijn beroeping was een door hem geschreven brochure, die veel aandacht trok. Kuyper behandelde hierin het pas in werking getreden artikel 23 van het Algemeen Reglement der Nederlandse Hervormde Kerk. Daarmee werd het recht tot benoeming van ouderlingen en diakenen en tot beroeping van predikanten in handen van de gemeente gelegd. De plaatselijke gemeenten kwamen nu te staan voor de keus, óf de kerkenraden die dit werk tot dusver veelal verrichtten, te machtigen het ook voortaan namens de gemeente te blijven doen, óf het recht aan zichzelf te houden. Kuyper sprak zich uit voor het laatste. Als grondslag voor een normale gereformeerde kerkorganisatie moest het algemeen stemrecht van de gemeente worden afgewezen. Maar in de gegeven omstandigheden, namelijk in de onwettige toestand waarin de Kerk sinds 1816 verkeerde, moest het dankbaar worden aanvaard om eindelijk met kerkherstel een begin te kunnen maken. Een oneindig groter gevaar dan het massa-kiesrecht van de belijdende gemeente was namelijk, aldus Kuyper, de leervrijheid van de predikanten.
Geen wonder, dat de gereformeerde leiders, onder wie E.H. Kol, Kuypers komst naar Utrecht hadden toegejuicht. Als kampvechter voor kerkherstel vond hij aanvankelijk bij hen de meeste steun en bijval. Maar merkwaardig genoeg had Kuyper juist in de domstad zijn zwaarste strijd te voeren tegen het gereformeerde volksdeel. Daarbij ging het om een conflict tussen twee politieke groeperingen: de contrarevolutionaire en de antirevolutionaire richting.
De contrarevolutionaire partij
De contrarevolutionaire groepering, bekend als de “Utrechtse Factie”, ontstond tijdens de Aprilbeweging van 1853: de protestactie tegen het herstel van de rooms-katholieke hiërarchie in Nederland. De liberale Grondwet van 1848 had namelijk de weg geopend voor de komst van bisschoppen. Dit versterkte het gereformeerde volksdeel in zijn van Willem Bilderdijk geërfde afkeer van de constitutie: die was in het volksgevoelen slechts een middel om de aan Oranje toekomende soevereiniteit in handen van de liberalen te brengen en de gelijkstelling van de Roomse en de Gereformeerde Kerk door te voeren.
De Utrechtse Factie deed zich kennen als zuiver contrarevolutionair: als tegenstander van de nieuwe Grondwet en voorstander van een absoluut koningschap onder het Huis van Oranje. Zij kreeg een eigen orgaan: een weekblaadje “Zamenspraken”, in de bij het volk zeer geliefde vorm van gesprekken tussen een
kring van buurtgenoten. Het eerste nummer verscheen op 14 mei 1859. Maar reeds met het zevende blaadje gebeurde er iets bijzonders: wegens zijn openhartige taal, die het ongenoegen van de regering wekte, volgde een gerechtelijk onderzoek. In het zondaarsbankje verscheen toen Jean Louis Bernhardi (1811- 1873), klerk bij de Archieven der voormalige Vijf Kapittelen te Utrecht. Hij nam de volle verantwoordelijkheid voor de inhoud van het blaadje op zich. “Waarom schrijf jij die blaadjes?”, vroeg de rechter. “Voor mijn plezier, Edelachtbare”. Dit antwoord was zo ontwapenend, dat Bernhardi ongestoord zijn gang kon gaan. Per slot van rekening was het destijds niet strafbaar meer, voor zijn plezier te beweren dat men Oranje soeverein en de jezuïeten gevaarlijk achtte.
Overigens was Bernhardi in feite zelf niet eens verantwoordelijk voor de omstreden inhoud van het weekblaadje. De schrijver was niemand minder dan de al genoemde bankier Everard Henry Kol, die als de auctor intellectualis van de blaadjes mag worden beschouwd (dit blijkt uit een aantekening van prof. dr. J.H.F Kohlbrugge in de door hem aan de Utrechtse Universiteitsbibliotheek geschonken verzameling “Zamenspraken”). Wel trad Bernhardi voortaan meer openlijk op als de verantwoordelijke redacteur.
Conflict met Kuyper
Zoals reeds aangestipt openbaarde zich in 1869 een conflict tussen dr. Kuyper en de Utrechtse Factie. De predikant ging in dat jaar, mede onder invloed van de streng constitutioneel denkende en handelende mr. Groen van Prinsterer, meer en meer de politieke weg op. Het meningsverschil kwam het eerst tot uiting in een controverse over het onderwijs. In het in mei 1869 verschenen nr. 517 van de “Zamenspraken” werd dr. Kuyper voor de keus tussen het contrarevolutionaire en het antirevolutionaire staatsbeginsel gesteld. “Wat de vrijheid betreft, er is maar één ware vrijheid, en deze is Gods geboden te eerbiedigen. De rest is dwingelandij”, schreven Kol en Bernhardi in een artikel over de verwarring in Kerk en Staat. “Het schijnt wel of er geen mens meer te vinden is, die in de Tweede Kamer alle gewaande rechten van de verschillende partijen de bodem inslaat, en openbaar Gods recht handhaaft”. Volgens Kol–Bernhardi huldigden ook de antirevolutionairen de liberale opvatting dat alle partijen evenveel recht hebben. De consequentie was een principiële tegenstelling in de onderwijspolitiek. Kol en Groen waren het eens in de scherpe veroordeling van de Schoolwet van 1857. Maar terwijl Kol terug wilde naar een positief protestants-christelijke overheidsschool voor het gehele volk (dus ook voor de room-
sen), had Groen uitkomst gezocht, eerst in de openbare gezindheidsschool, en naderhand in de kerk-gemeentelijke bijzondere school. Voor Kol-Bernhardi waren alle bijzondere-schoolstelsels te veroordelen. “De antirevolutionairen willen een onderwijs dat naar hun mening christelijk is, dat is een onderwijs voor elke godsdienstige ketterij en dan ook nog staatsonderwijs tot aanvulling. Zij vragen volstrekt niet: hoe is het Gods wil dat wij de kinderen opvoeden?”. Eist God van de Staat soms iets anders dan van ieder particulier? “Vervloekt zijn allen, die zich niet buigen voor Gods Wet; vervloekt zij die de christelijkheid willen bevorderen, maar tegelijk de afgoderij eerbiedigen…”. Ongeacht wat er in de Grondwet of in de wet van 1857 stond, moest men naar Kols mening calvinistisch onderwijs voor heel het volk eisen en in de bestaande openbare scholen protestants-christelijk onderwijs blijven eisen.
Dr. Kuyper geraakte hierdoor in een moeilijke positie. In de kerkelijke strijd kon hij weliswaar op de steun van de gereformeerden blijven rekenen, maar als politiek leider kwam hij in Utrecht in de klem. Volgens Gerretson moet zijn beroeping naar Amsterdam voor hem dan ook een uitkomst zijn geweest. Ongehinderd door contrarevolutionaire dwarsdrijverij zou hij de nog niet geschoolde gereformeerden daar in antirevolutionaire zin kunnen vormen en organiseren.
Op 31 juli 1870 hield Kuyper ’s avonds in de Dom zijn afscheidspredicatie met als tekst: “Houdt, dat Gij hebt” (Openb. 3: 11b); kort daarop verscheen de preek in druk onder de titel: “Calvinisme en Orthodoxie”. Na Kuypers vertrek naar Amsterdam gaf Kol de moed nog niet op. Hij hoopte Kuyper aan het politieke lijntje te kunnen houden door financiële steun bij de oprichting van diens blad “De Standaard”, waarvan het eerste nummer verscheen op 1april 1872. In het eerste, voor het blad financieel zeer nadelige jaar maakte Kol de voortzetting mogelijk door royale kasvoorschotten.
Breuk met Kol
In december 1873 kwam het echter tot een breuk met Kol. Er was toen sprake van Kuypers kandidatuur voor een zetel in de Tweede Kamer. Tegelijk bleek “De Standaard” er zo slecht voor te staan, dat de uitgave spoedig zou moeten worden gestaakt, indien aanzienlijke steun uitbleef. Dr. Kuyper besefte dat hij als politiek leider machteloos zou zijn zonder eigen orgaan achter zich. De vraag was of “De Standaard” nog te redden viel. Een groep vrienden, zowel anti- als contrarevolutionairen, onder wie Kol, was bereid het tekort ad f. 16.000 voorlopig voor te schieten, mits op korte termijn een bedrijfskapitaal van f. 50.000 zou worden bijeengebracht.
In een op 17 december gehouden vergadering van commissarissen werd het financieringsplan besproken. De commissarissen, ook Kol, informeerden naar de oorzaak van de slechte financiële positie. Geantwoord werd “dat de meer gegoeden hun steun weigerden om de richting van het blad”, nauwkeuriger gezegd “omdat De Standaard de richting van Groen bepleit”. In het (door Kuyper aan Groen overgebriefde) verslag van de vergadering staat: ”daarop vatte Kol vuur en hield een allerschandelijke improvisatie, vol lage termen, eindigende met de uitroep: Groen is het ongeluk van ons land”. Toen Kuyper antwoordde dat hij aan Groen zou vasthouden, zei Kol: “Dan ga ik weg en neem mijn ontslag”. De andere heren trachtten hem hiervan te weerhouden, men kon zijn financiële steun kwalijk missen. Waarop Kol: “En Groen dan, kunt ge op hem rekenen?”. Kuyper antwoordde dat men op Groen altijd kon rekenen. Dit gaf opnieuw aanleiding tot een reactie van Kol. Gesteund door de commissaris Sanders, een aanhanger van Groen, verklaarde Kuyper toen dat Kol niet blijven kon.
Na dit binnenskamerse conflict volgde nog een openlijke krachtmeting. Dr. Kuyper was immers kandidaat voor een zetel in de Tweede Kamer (district Gouda). Nog eenmaal zag hij zich voor de keuze gesteld: contra- of antirevolutionair. Stond hij op het standpunt van de Utrechtse Factie, die vasthield aan de gereformeerde staat en rooms-katholieken als burgers van de tweede rang beschouwde? Toen een delegatie van een roomse kiesvereniging hem erover aan de tand voelde, was zijn antwoord duidelijk: “Gij vindt in mijn kerk leugens, ik in de uwe. Dat is niet weg te cijferen. Maar privilege voor Gereformeerden of recht voor Roomsen beperken, dat nooit”. Daarmee aanvaardde hij het door Kol en de zijnen zo fel bestreden beginsel van Groen: ”gelijk recht voor allen”. Het resultaat was dat Kuyper reeds bij zijn eerste kandidaatstelling met krachtige rooms-katholieke steun een zetel in de Tweede Kamer verwierf.
Maar de contrarevolutionairen namen revanche. Kort na Kuypers verkiezing kwam ook de andere Kamerzetel voor Gouda vacant. De in het Goudse district invloedrijke Utrechtse Factie besloot te opponeren tegen de antirevolutionaire kandidaat, die toch al niet erg populair was. Juist in die tijd had Groen in zijn blad “Nederlandsche Gedachten” de oprichting van een standbeeld voor Johan van Oldenbarnevelt en Johan de Witt bepleit, twee mannen, die kort tevoren in de “Zamenspraken” als Nederlands “Beroemde Schurken” waren gekwalificeerd. Kuyper, bevreesd dat de Goudse zetel verloren zou gaan, liet half uit overtuiging en half uit politieke berekening in “De Standaard” enkele regels opnemen, waarbij hij Groens denkbeeld veroordeelde. Groen was daardoor pijnlijk getroffen. Kuyper verontschuldigde zich: de uiting van sensatie in de volkskringen die juist in Gouda domineren, was zo violent fel, dat hij “met wat leedwezen” zijn mening had gegeven.
Ondanks de contrarevolutionaire oppositie werd de Goudse zetel door de antirevolutionaire kandidaat veroverd. De Utrechtse Factie geraakte spoedig in verval. Kol moest het afleggen tegen Kuypers superieure leiding ….
M. den Admirant, ‘s-Gravenhage
Met dank aan prof. dr. W. Balke, die mij op Gerretsons artikel attendeerde.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 oktober 2019
Ecclesia | 8 Pagina's