Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In vrede slapen (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In vrede slapen (III)

De waarde van het avondlied

6 minuten leestijd

Het avondlied heeft oude papieren. In de Bijbel zelf blijkt al dat er op vaste momenten van de dag gebeden en gezongen wordt. De kerk is in dit spoor verder gegaan. Door de eeuwen heen is er door gelovigen gezongen en gebeden bij het begin en einde van de dag. Deze artikelenserie is een uitnodiging om ons in dit koor van stemmen te voegen. In deze artikelen illustreer ik de rijke inhoud van de avondliederen aan de hand van enkele motieven die in veel van deze liederen terugkeren. In eerdere artikelen ging het over ‘dankbaarheid’ en ‘licht en duisternis’. Hieronder gaat het over ‘stervenskunst’.

Stervenskunst

In onze tijd confronteren de media ons dagelijks met de dood. Het kan geen mens ontgaan: op een dag moet ik sterven. Je zou daarom verwachten dat veel mensen zich bezighouden met de vraag wat het betekent om te sterven. Toch spreek ik regelmatig mensen die niets van hun eigen eindigheid willen weten. Stilzwijgend wordt de dood doodgezwegen.

Ook voor veel kerkgangers is het allerminst vanzelfsprekend om over de dood na te denken. De woorden uit het avondgebed uit de lutherse traditie: ‘blijf bij ons in de nacht van de strenge, bittere dood’ klinken menigeen hard en inderdaad streng in de oren. Het lijkt erop dat velen, zowel binnen als buiten de kerk, de dood het liefst verbannen en verbloemen.

Dat is niet altijd zo geweest. In de late middeleeuwen bloeide de ‘ars moriendi’ ofwel stervenskunst. Iedereen werd aangespoord om dagelijks stil te staan bij de dood, het oordeel, de hel en de hemel. Het overdenken van deze vier uitersten was een goede voorbereiding op het cruciaal geachte stervensuur. Overigens is het stilstaan bij de eigen sterfelijkheid geen middeleeuwse uitvinding. De aandacht voor de kortstondigheid van ons aardse leven heeft vele Bijbelse precedenten. De dichter van psalm 39 bidt: ‘maak mij mijn einde bekend en wat de maat van mijn dagen is, zodat ik weet hoe vergankelijk ik ben.’ Het is daarom niet verwonderlijk dat ook de reformatoren en hun geestelijke erfgenamen aandacht hebben voor dit motief.1 Dit is terug te zien in de liedcultuur.

In het vorige artikel gingen we in op het bekende Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt (LvdK 392) van Henry Francis Lyte. Dit gezang, door Lyte op zijn ziekbed geschreven, staat geheel in het teken van het naderende levenseinde. In de meeste avondliederen is dit motief minder dominant aanwezig, maar meestal zijn er wel enkele strofen die woorden geven aan het besef van eigen sterfelijkheid en Gods hulp inroepen voor de laatste uren.

Opvallende uitzonderingen zijn in dit opzicht de oudste avondliederen in het Liedboek voor de Kerken. Deze gezangen (LvdK 382 en 383) respectievelijk uit de vierde en de zesde eeuw gaan niet expliciet op het levenseinde in, al valt een gelaagdheid in het spreken over ‘avond’, ‘nacht’ en ‘slapen’ niet uit te sluiten. In liederen van na de Reformatie worden slapen en sterven met elkaar verbonden. Sprekend is het avondlied van de Anglicaanse bisschop Thomas Ken (LvdK 387):

Neem mij de last van doodsangst af,

dat ik te ruste ga in ’t graf

Leer mij te sterven dat ik mag

vrolijk verrijzen op uw dag.

De Engelse tekst is nog pregnanter: ‘Teach me to live, that I may dread the grave as little as my bed.’ Dat klinkt misschien wel erg heldhaftig, maar het lied wordt gedragen door het besef dat ‘God ons tot aan zijn dag behoedt’.

Voor de piëtistische Gerhard Tersteegen, een eenvoudig levende wever uit het Rijnland, speelt het verlangen naar Gods eeuwige rust een grote rol. Uit zijn avondlied (LvdK 389) blijkt dat hij leefde als pelgrim op deze aarde. ’s Avonds zingt hij:

Aan ’t eind der pelgrimsreize

Zal voor mijn oog verrijzen

uw grote eeuwigheid.

O eeuwigheid, gij schone

mijn hart wil in u wonen,

het vindt geen thuis in deze tijd

De dag, door uwe gunst ontvangen (LvdK 390) van Herman Adriaan Bruining, staat in het teken van de dankbaarheid. De dichter dankt God voor zijn vaderlijke zorg in het dagelijkse leven. Tegelijk beseft hij dat ons loven hier op aarde ten dele is. Dat zorgt ervoor dat hij aan de avond van de dag verlangend vooruitblikt naar de avond van zijn leven:

Eens aan de avond van mijn leven

breng ik, van zorg en strijden moe,

voor elke dag, mij hier gegeven,

U hoger, reiner loflied toe.

De Duitse dichter Matthias Claudius kijkt vol ontzag naar het schijnsel van de maan (LvdK 391). Die schone maan, die er helemaal is, maar door ons mensen slechts ten dele wordt gezien, is een herinnering aan onze nietigheid en kleinheid. In onze hoogmoed kunnen wij mensen denken van alles te weten, maar we vergissen ons jammerlijk. We moeten niet vertrouwen op wat we zien, maar op Gods heil. Als vanzelf komt de vraag boven, hoe zal het gaan als wij sterven? Claudius beseft dat de dood een vijand is en blijft, hij zingt:

Geef dat wij zonder lijden

uit deze wereld scheiden,

geef ons een zachte dood.

Hebt Gij ons weggenomen,

doe ons dan tot U komen,

o onze Heer en onze God!

Toen Willem de Mérode zijn avondlied (LvdK 394) schreef, was de ars moriendi-lectuur al lang in de vergetelheid geraakt. Maar De Mérode drukt het denken aan de dood niet weg. Hij bidt om levenskracht en stervensmoed, gelovend dat achter de dood de deur naar Gods huis openstaat:

Hij wil dat ons de slaap zal sterken

tot louter leven, stervensmoed,

en rekent al zijn zuivre werken

ons toe in ’t storten van zijn bloed.

Op uwe morgen zult Ge ons halen.

We ontstijgen aan dit aards bestaan,

en gaan – uw hoge vensters stralen –

recht op uw open huisdeur aan.

We zien dat de meeste avondliederen ons herinneren aan onze sterfelijkheid en een venster openen op Gods heerlijkheid. Dat is in onze tijd hard nodig. We hebben in de achterliggende maanden gezien hoe groot de ontreddering is, ook in kerkelijke kring, als blijkt dat wij ons leven niet in eigen hand hebben. Als je denkt dat je in deze tijd een blijvend huis kunt bouwen, dan kom je bedrogen uit. De avondliederen wijzen ons een betere weg. Wie leeft in het licht van de eeuwigheid, ziet in het leven van iedere dag waar het op aankomt, wat onze moeite waard is en wat niet, waar we ons zorgen over moeten maken en wat we kunnen laten rusten. Stervenskunst wordt zo levenskunst.


Waer ick een nachtegael

Waer ick een nachtegael, ick wou mijn Schepper eeren

Met sijnen grooten lof altijt te quinckeleren Dat bosschen, berch en dal sou deunen vanden clanck,

En de wout-vogeltgens vergeten haren sanck: K’en ben geen nachtegael, maer in veel grootere eere

Een mensch, het even-beelt van aller Heeren Heere: Ick wil dan mijne stem doen hooren alle man

En prijsen hem soo hooch en verre als ick can: Niet vragende een sier na al het leelijck pruylen Of misselijck getier van aexters en van uylen, Versekeret dat hy die eeuwichlijcken leeft Mijn tong tot sijnen roem geschapen heeft.

Jacobus Revius (1586 – 1658)

* regel 4: sanck – geruzie;

* regel 9: een sier – op geen enkele manier


Noot

1 Een sprekend voorbeeld is Maarten Luthers ‘Ein Sermon von der Bereitung zum Sterben.‘ Deze preek is opgenomen in ‘Luther Verzameld Band 2’ Onder redactie van Herman J. Selderhuis uitgegeven bij Kok in 2016.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 2021

Ecclesia | 8 Pagina's

In vrede slapen (III)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 2021

Ecclesia | 8 Pagina's