Vervolgverhaal De vrouw van Bertus Laanveld
33
Dat verneemt Jelle, als hij tegen zes uur thuis komt. Dus zien die drie aan tafel, etend het vrij karige maal, dat Sjouk evenwel met smaak verorbert. Na afloop grijpt Jelle de bijbel, zoals altijd. Hij moge dan behoren tot de onontwikkelden, hij leest uitstekend voor, goed beklemtoond en met veel gevoel.
„Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt," hoort Sjouk hem lezen. En dan haar hoofd komt op de tafel te liggen en zij snikt onbedaarlijk. Jelle maakt een afwerende beweging, als moeder wil opstaan. Hij wenkt: rustig laten uitschreien
Als het snikken iets bedaard is, vouwt hij de handen en spreekt het gebed uit. De woorden zijn iets anders dan gewoonlijk. Want hij laste enkele zinsneden in die kennelijk betrekking op Sjouk hebben: „Als er iemand onder ons is Here, die U zoekt, och, help dan, want van onszelf ontvlieden we U, inplaats van U te zoeken. Neem weg alle bezwaren en leer ons altijd ons betrouwen op U en op U alleen stellen. Kom ons ongeloof te hulp. Here, Geef toch, dat wij ons hart aan U geven. Alleen daar zijn we veilig, o Here, God des hemels en der aarde".
„Weet u nu wat ik mankeer?" vraagt Sjouk. „Ik wil geloven en ik kan niet. God hoort mij niet. Ik heb wel eens gebeden, maar het is zo donker. Bertus begrijpt me niet en vader en moeder ook niet. Ik "
„Wij hebben het al lang begrepen, kind," zegt moeder dan, „Al voor je naar hier bent gekomen. Het is toch niet voor de eerste maal, dat wij er over praten?" „Maar met praten kom ik niet ver
„Maar met praten kom ik niet verder," klaagt Sjouk, „Zondag ben ik naar de kerk geweest " „Waar?" vraagt Jelle verrast. Hij had
„Waar?" vraagt Jelle verrast. Hij had er nog niets van vernomen, evenmin als zijn vrouw, naar hij nu begrijpt, „In Arnhem, Ze wisten er niets van,
„In Arnhem, Ze wisten er niets van, want ze lagen nog op bed. Maar ik heb niet begrepen, wat er gezegd werd, tenminste niet alles. En toch ", zij aarzelde, „En toch, Sjouk?"
„En toch, Sjouk?" „Toch vond ik het heerlijk in de kerk.
„Toch vond ik het heerlijk in de kerk. Dat zingen en dat bidden. Ik was blij, er geweest te zijn. Maar ik kom er niet verder mee,"
„Dat gaat niet ineens," merkt Jelle op. Je moet kunnen geloven in de Here Jezus, Maar nu moet je niet denken, dat wij je dat geloof kunnen geven. Je moet er de Here om vragen, altijd maar weer. En dan zul je, als je het oprecht vraagt, ook krijgen, Sjouk," Des avonds vóór het naarbed gaan is
Des avonds vóór het naarbed gaan is het Sjouk, die Jelle vraagt, nog eens iets voor te lezen uit de bijbel, „Dat is goed, kind. Er over praten is
„Dat is goed, kind. Er over praten is best, maar je kunt nergens beter terecht dan in de bijbel zelf, die we biddend moeten onderzoeken. En dan: vraag de Here om licht in duisternis. Hij wü helpen. Hij zoekt jou, Sjouk, we hebben dat vroeger al gemerkt. Laat je zoeken, kind, onverschillig wat de mensen, wat Bertus, wat je vader en moeder er van zeggen."
„Wat is de zin van ons leven?" vraagt Sjouk opeens, zonder enige inleiding.
„Die vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Vele geleerden hebben er boeken vol over geschreven. En nu komt Sjouk en die vraagt aan de eenvoudige Jelle zonder meer: Wat is de zin van ons leven?" „Dat we de Here hebben te dienen,"
„Dat we de Here hebben te dienen," antwoordt Jelle in eenvoud. „En dat we alles ter ere Gods heben te doen, wat we ook doen."
„En Piet dan? Heeft zijn leven zin gehad?"
„Piet's leven heeft zin gehad, evenals elk leven, ook al zien we het soms niet. Je kunt er zeker van zijn, Sjouk. Met ieder leven heeft God Zijn doel." Sjouk springt met haar vragen van
Sjouk springt met haar vragen van de hak op de tak. Ze bewijst er alleen mee, dat zij doordenkt en in moeilijkheden zit.
„Piet is in de hemel, Sjouk. Dat weten we zeker."
„En Bertus dan?"
„Bertus is ook gedoopt, maar hij komt zijn doop niet na."
„Dat kan nog komen. We hopen het en bidden voor hem."
„Ik geloof niet, dat ik gedoopt ben. Wil God Zich nu met mij niet bemoeien?"
„Zich niet met jou bemoeien?" Kind, dat doet Hij al lang. Hij zoekt jou op en laat je nu vinden, Sjouk. Geloof in de Here Jezus Christus. Je kunt, als je dat geloof belijdt, het verlangen te kennen geeft, gedoopt worden." Ze praten nog lang, veel te lang
Ze praten nog lang, veel te lang eigenlijk, gezien de stand van het licht en van de brandstof. Maar Jelle en zijn vrouw kunnen het niet over hun hart verkrijgen, dit vragende kind met een kluitje in het riet te sturen en te zeggen, dat er morgen weer een dag komt om te spreken.
Niet zonder innerlijke vrede gaat Sjouk naar bed. En op 't zoldertje, waar het ledikant staat, valt ze op de knieën. Zij gevoelt: nu bid ik pas goed.
De volgende middag komt Bertus. Hij is gehaast, want hij moet naar de zaak. Stil laat Sjouk hem begaan. Eerst des avonds, als zij te bed liggen, vertelt zij, een lang gesprek met vader en moeder te hebben gehad. De zin van het leven wordt mij steeds duidelijker, Bert. Dat jij dat niet weet; jij, die zo goed op de hoogte was.
Bertus bromt wat; dit onderwerp beroert hem niet... „Ik wed, dat je morgen met vader en moeder naar de kerk gaat," merkt hij dan op, de consequenties ziende.
Dat was ik van plan, Bert. Ik heb het liever niet, Sjouk.
Ik heb het liever niet, Sjouk. Het spijt me, jongen, maar ik kan
Het spijt me, jongen, maar ik kan niet anders. Je wilt me beter hebben? Daar is het medicijn.
HOOFDSTUK XIII
Dominee presenteert Jelle een sigaar. Ze zijn er nu nog, maar duur en schaars zullen ze worden en op de kwaliteit moete» we straks niet te veel letten. Wat is er, Laanveld?
En dan stijgt met de minuut de verbazing van de predikant. Want Jelle vertelt de historie van Sjouk, die, dat weet dominee, al enkele malen in de kerk is geweest, tot grote verwondering van de dorpelingen. „Ik durf nu met een gerust hart zeg
„Ik durf nu met een gerust hart zeggen dat zij een ander mens is geworden, dominee. Mijn vrouw en ik gaan niet over ijs van één nacht en zeker niet in die dingen. Met Bertus hebben we wel leergeld betaald. Maar van Sjouk durf ik het zeggen. Zij weet, dat ik hier ben om er over te praten en nu wil zij graag bij u komen of u bij ons, wat u maar wilt. Zij wil graag zo spoedig mogelijk gedoopt worden en belijdenis doen, maar "
„Ongedachte wegen, Laanveld. We hebben ons bedroefd, toen je zoon zich met haar verloofde en trouwde. En nu is 't juist die vrouw Als ik niet wist wie het me vertelde,
Als ik niet wist wie het me vertelde, zou ik het niet geloven. Wonderlijk zijn 's Heren wegen. De oorlog en zijn gevolgen heeft een vrouw gegrepen en tot God gebracht. Ik kom morgen aanlopen, dat is beter, dan dat zij hier komt. Dan wil ik rustig onder vier ogen met haar praten en dan zal er wel niets op tegen zijn, dat zij op de catechisatie komt, alleen, hier bij mij aan huis. Dat is beter dan met de anderen. En je zoon?"
„Tot mijn smart moet ik zeggen, dominee, dat hij maar matig is ingenomen met de houding van zijn vrouw. Maar hij ziet de veranderingen en legt er zich bij neer, zo is het."
„Dat is heel wat waard, Laanveld, geloof me. Het zou ook verwijdering tussen man en vrouw gebracht kunnen hebben en dat zou erg geweest zijn, hoewel uw schoondochter daarvoor niet uit de weg had mogen gaan, als het haar ernst is met haar belijden. Maar nu is het veel beter. Het is ook niet onmogelijk, we zien het nu weer, hoe God soms leiden kan, dat uw zoon op het rechte pad terugkeert door invloed van zijn vrouw. We willen er het beste van hopen en bidden voor hem."
„Dus dominee, u komt?" „Morgenmiddag, Laanveld. Zegt het
„Morgenmiddag, Laanveld. Zegt het uw schoondochter. Met haar ouders zal zij het niet gemakkelijk hebben zeker? Lemaire kennen we hier wel."
„Zij is nog niet in Arnhem geweest, maar heeft, geloof ik, er wel over geschreven. Och, Lemaire, hij zal wat ontstemd zijn maar op den duur valt het mee, denk ik." Gedane zaken nemen geen keer. Per
Gedane zaken nemen geen keer. Per saldo is hij ook weer een nuchter man, dat is wel bekend. Lemaire is geen probleem. Natuurlijk
Lemaire is geen probleem. Natuurlijk niet. Ook Sjouk maakt er zich niet zo druk over. Zij heeft inderdaad naar huis geschreven, dat zij nu geregeld naar de kerk gaat en hoopt lid te worden van die kerk. Veel woorden heeft zij niet gebezigd; allereerst kan zij het nog niet goed, zij is niet meer dan een leerlinge, en in de tweede plaats: vader en moeder zouden er niets van begrijpen. Dat haar „ziekte" er een was van de ziel en dat zij het in de wereld met alle genoegens niet meer kon vinden, och, als zij dat alles schreef, het was Latijn voor haar vader en moeder.
SLOT VOLGT,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1974
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's