Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervolgverhaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervolgverhaal

Jochem de schoorsteenveger

6 minuten leestijd

Nu hij zijn doel heeft bereikt: nabestaanden van Gebhard op de hoogte gebracht, keert hij weer terug, hij weet nog niet precies waarheen.

Gebhards zuster zegt hem, dat hij niet verstandig handelt. Het zal hem toch goed doen, zijn oude woonplaats nog eens misschien voor de laatste maal te

zien, ook al heeft hij er dan geen familie meer. Zij verzoekt hem zelfs dringend erheen te gaan. Desnoods wil zij de reiskosten wel betalen. Overmorgen gaat de dihgence. Dan kan hij haar vader op de hoogte brengen. Die woont bij meester Feldbrugge, ja, de opvolger van Kaufl'mann.

Feldbrugge is met haar zuster getrouwd. Zou Weishaupt er eens heen willen gaan?

"Als hij nu liever niet naar dat dorp wil, Trude", waarschuwt haar man, "dan moet je er niet op aandringen. Op de een of andere manier kunnen wij vader ook wel op de hoogte brengen. Ik kan me wel begrijpen, dat Weishaupt weinig lust heeft..."

"Een bepaald besluit had ik nog niet genomen", zegt Jochem plotseling. "Nu ik een doel heb, jullie vader er op de hoogte te brengen, ga ik tóch naar Liegnitz". Hij overweegt: waarom zal ik het niet doen? Niemand

Hij overweegt: waarom zal ik het niet doen? Niemand zal mij herkennen. Zelfs al zou ik Lize zien, wat al heel toevallig zou zijn, zou hij zich niet bekend maken. Hij zou de oude Waldmont niet eens zijn naam noemen. Mogelijk zou die zijn naam niet eens meer weten.

Zo 'beredeneert' Jochem zijn tóch nog heftig verlangen naar het dorp van zijn jongensjaren, ook al leeft er dan niemand van de zijnen meer.

Hij is de gast in het logement, op voorwaarde dat hij geen thaler betalen zal. Reisgeld naar Liegnitz weigert hij evenwel pertinent.

Al vroeg vertrekt een dag later de diligence. Vóór de middag doemen de bekende woningen van Liegnitz op, wat hem het hart sneller doet kloppen. Als hij uit de hoge wagen stapt, bevindt hij zich vlak voor de kruidenierswinkel van Suze Land. Die leeft natuurlijk

niet meer, want die was zo ongeveer al oud, toen hij Liegnitz verhet... watblief?

Daar staat zij in levende lijve in het deurgat! Hij zou wel op haar toe willen lopen en zeggen, zoals vroeger de lui zeiden: "Zo, Suzie, hoe maak je het en lopen de zaken naar wens?" Maar dat gaat niet, als een onbekende moet hij het dorp inkomen, als een onbekende moet hij het dorp verlaten.

Een bezoek brengen aan de oude Waldmont, aan hem van Gebhard vertellen, even het dorp doorwandelen, het kerkhof bezoeken - mogelijk is er een aanwijzing, waar de zijnen begraven liggen - en dan terug... ja, hij weet het nog niet. Het aanbod van de tapijtenfabrikant Lemarque was verleidelijk, maar Holland trekt evenzeer.

Jochem slentert, nieuwsgierig aangestaard door dorpelingen die hem blijkbaar niet herkennen, wat hem uiteraard niet verwondert, door de hoofdstraat, die in tegenstelling met vroeger, geplaveid is met grote keien. Het is overigens alsof er niets is verandert en hij niet weg geweest is...

Zonder er goed bij door te denken slaat Jochem aan het eind van de straat de landweg in, die naar de ouderlijke woning leidt. Al meer en meer bekruipt hem een beklemd gevoel. Vroeger waren daar bekende stemmen en de lachende gezichten, nu komt hij te staan voor een woning, die er inderdaad even zindelijk uitziet als toen, maar hij zal niemand van de zijnen meer zien...

O Heere, wat een leed. Dat kan alleen hij beseffen, die het zelf heeft ervaren.

HOOFDSTUK 20

Het is wel een ietwat dwaas gezicht: midden op de weg staat Jochem en staart als gefascieerd naar het huisje, waarvan hij als het ware iedere steen kent. Dan loopt hij iets door en bekijkt de zijgevel.

Opeens komt er een jonge vrouw voor de dag, die zijn vreemde doen al enige tijd heeft gadegeslagen. Jochem kan het gezicht niet thuisbrengen. Verbaasd kijkt hij haar aan. Nu kan hij rechtsomkeert maken en verdwijnen, maar hij kan ook...

Met twee stappen is hij bij haar en zegt: "Neem mij niet kwalijk, vrouwtje. U zult denken: wat een rare kwast is dat, maar... dit huisje ken ik van vroeger zo goed en..."

"Van vroeger?" is de verbaasde vraagt.

"Ja, toen Dolf Weishaupt, de visser er woonde".

"De ouwe, bedoel je?"

"Ja, Adolf Weishaupt. Ik heb hem heel goed gekend".

"Zijn zoon, mijn man, woont hier nu!"

Jochem begrijpt er niets van. Woont Hermann hier? Maar... deze vrouw is toch Lize niet! Weineen geen sprake van!

"Woont hier Hermann?"

"Neen, Dolf natuurlijk", zegt de vrouw ietwat ongeduldig; die vent blijkt toch een rare snijboon te zijn; wat doet die allergekst!

"Dolf? Maar... Dolf is toch dood!" roept Jochem uit.

"Als je Dolf Weishaupt, de visser bedoelt, neen, die is niet dood. Mijn man ligt boven te slapen en Joseph zijn broer ook. 's Nachts vissen zij, moetje weten". Als in vertwijfeling grijpt Jochem naar zijn hoofd...

"En onderweg heb ik Hermann ontmoet, hij is met een vlot op stap..."

"Ja ja", vak de vrouw hem in de rede: "Wat zou dat?"

"Enne... die vertelde mij, dat ze van Weishaupt allemaal gestorven zijn behalve hij! Wat... wat betekent dat nu?"

"Heeft Hermann dat gezegd?

Wat een ingemene grap.

Net iets voor hem", voegt zij erbij, waaruit Jochem de conclusie trekt, dat zij niet bepaald ingenomen is met haar zwager.

"Maar... wie leven er dan nog van de Weishaupts?" vraagt Jochem die in raadsel wandelt.

"Wel, je hebt Dolf, mijn man, en Joseph. En dan Liesbeth en Lotte. En vanzelf Hermann, die je wat wijs gemaakt heeft..."

Opeens gaat Jochem ftaar hij meent begrijpen: Hermann heeft hem liever niet in het dorp; hij is zeker bang, dat hij hem Lize zijn vrouw zal aftroggelen. Jochem glimlacht. En een pak is hem van het hart gevallen: vijf broers en zusters leven nog, hij staat niet alleen op de wereld.

"En Jochem?" vraagt hij dan.

"Jochem? 'k Weet niet veel van hem. Ik ben niet uit het dorp. Jochem is jaren geleden weggegaan en niet teruggekeerd. Ze denken allemaal, dat hij dood is. Maar wie ben jij?"

"Ik ben Jochem", antwoordt hij langzaam.

"Hoe is het mogelijk? Lieg je niet?" "Neen, ik zeg de volle waarheid!"

"Neen, ik zeg de volle waarheid!"

"Kom dan binnen. Ik zal Dolf... lieve mensen, is me dat wat! Dolf! Dolf!"

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 2 november 1999

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Vervolgverhaal

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 2 november 1999

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's