Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De visser en de vrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De visser en de vrouw

6 minuten leestijd

“Als ik voor mezelf met lijnen en haken ga vissen, kan ik hem meenemen in de boot. Maar met het haringvissen ligt dat wat moeilijker. Blue Peter zou geen bezwaar maken, maar het is ruig werk en de landheer is lichamelijk niet sterk. Het zou betekenen dat hij nachtenlang op zee is, ongeacht wat voor weer het is, en dat kan hij vast niet aan.” Ze kwamen er niet uit, maar spraken af dat Malcolm de volgende ochtend langs zou komen en dat ze dan verder zouden zien. Voor die tijd had de landheer het probleem echter al voor hen opgelost. Toen juffrouw Horn opstond, na een heerlijke nachtrust, ontdekte ze dat hij zijn lot in eigen handen had genomen en er vandoor was gegaan.

16. Het verslag Het was algemeen bekend dat het huis van Joseph Mair een van de toevluchtsoorden van de landheer was. Toen Malcolm hoorde dat hij er vandoor gegaan was, ging hij daar dan ook vragen of ze iets van hem gehoord hadden. Op weg er naartoe kwam hij Joseph tegen, die langs de rotsachtige kust in de richting van de landengte liep. Malcolm praatte even met hem, maar Joseph wist niet waar de landheer was. Ook van Phemy, die hij thuis aantrof, werd Malcolm niets wijzer. Misschien wist ze wel iets, maar ze vertelde in ieder geval niets. Ze zat waarschijnlijk te veel in over de veiligheid van de landheer om zomaar aan Malcolm te vertellen wat ze over zijn schuilplaats wist. Terugkomend van Scaurnose ging hij langs het kasteel, want hij had de markies nog niet gesproken en wilde hem vertellen wat er de vorige avond allemaal was gebeurd.

De markies was nog niet op, maar mevrouw Courthope zei tegen Malcolm dat ze het hem direct zou laten weten als mijnheer hem kon ontvangen. Daarop ging Malcolm buiten op het gras liggen wachten. Er speelden allerlei gedachten door zijn hoofd.

De vraag die hem echter het meest bezighield, was waarom iemand van zijn geboorte af zo misvormd en hulpeloos moest zijn en waarom hij dan ook nog mishandeld moest worden. Hij dacht na over zaken die hem de laatste tijd erg bezighielden. Een heleboel dingen in dit leven waren niet rechtvaardig. Niet dat hij er de persoon naar was om te klagen dat een ander het beter had dan hij. Als hij Lord Meikleham enigszins benijdde dan was dat niet vanwege zijn positie. Hoewel hij jong was, was hij wijs genoeg om te weten dat hij als visser beter afwas dan bijvoorbeeld Lord Lossie; dat of een mens tevreden is met zijn leven meer te maken heeft met belangstelling en betrokkenheid, dan met hoe gemakkelijk hij het heeft, want een makkelijk leven geeft alleen maar onrust. Hij zou ook niet klagen over de grote kloof tussen hem en Lady Florimel. Het probleem zat dieper: zo’n barrière die het gevolg was van standsverschil en nauwelijks min der reëel was dan een echte barrière, waarom moest hij daar zo door verscheurd worden? Met andere woorden, hoewel Malcolm het niet zo zou zeggen, waarom kan het gebeuren dat een vissersknaap verliefd wordt op de dochter van de markies? Waarom is zoiets, wat gezien de situatie immers tot niets kan leiden, toch mogelijk? De kerkklok begon te luiden en hield na enige tijd weer op. In de rust van deze grauwe zondagochtend klonk over het kerkhof het geluid van psalmgezang en het was voor Malcolm de eerste keer dat hij, als een schaap, afgedwaald van de kudde, niet bij de kerkdienst aanwezig was. Het moet ongeveer halverwege de dienst zijn geweest dat een lakei, aan wie mevrouw Courthope voordat ze naar de kerk ging de zaak had voorgelegd, kwam zeggen dat de markies hem kon ontvangen. “Nou, MacPhail, waarover wil je me spreken?” zei de markies toen Malcolm binnenkwam. “Ik zie het als mijn plicht de edele heer op te hoogte te stellen van bepaalde gebeurtenissen die gisterenavond hebben plaatsgevonden,” antwoordde Malcolm plechtig. “Vertel maar,” zei de markies. Daarop begon Malcolm te vertellen over de mannen die hij in de gaten gehouden had en hoe hij, in de veronderstelling hen te achtervolgen, op de zolder terechtgekomen was en wat hij daar gezien en gedaan had. “Heb je een van die vrouwen herkend?” vroeg Lord Lossie. “Zeker mijnheer”, antwoordde Malcolm, “een van hen was vrouw Catanach.” “Wat is dat voor vrouw?” “Ze is vroedvrouw en sommige men

“Ze is vroedvrouw en sommige mensen kunnen haar niet uitstaan, mijnheer. Ik kan haar van niets beschuldigen, maar ik vertrouw haar helemaal niet. Mijn grootvader die, zoals u weet blind is, begint zelfs te beven als ze bij hem in de buurt komt.” De markies glimlachte. “Wat denk je dat ze in haar schild voerde?” vroeg hij. “Ik weet net zo veel als de hoed die ik haar in het gezicht gesmeten heb, mijnheer, maar het kan nauwelijks iets goeds zijn. In ieder geval zag ik het als mijn plicht om haar er van te weerhouden die afgesloten kamer binnen te gaan, temeer daar u mij had opgedragen een oogje in het zeil te houden. Wat heeft dat mens hier trouwens in het kasteel te zoeken?”

“Daar heb je gelijk in. Wil je even voor me bellen?”De man die daarop verscheen, kreeg de opdracht om mevrouw Courthope naar hen toe te sturen, maar hij wist te vertellen dat ze nog niet terug was uit de kerk. “Kun je me naar die kamer brengen, MacPhail?” vroeg de markies. “Ik zal het proberen,” antwoordde Malcolm. Hij liep regelrecht naar het goede deel van de zolder. Vanaf die plek moest hij een paar keer zoeken, maar uiteindelijk bleef hij staan en zei:”Dit is de deur, mijnheer.”

“Weet je het zeker?”

“Zo zeker als ik hier sta, mijnheer.” De markies probeerde de deur te openen, maar kreeg er geen beweging in. “Zei je dat zij de sleutel had?” “Nee, mijnheer. Ik zei dat ze sleutels had, maar of ze de sleutel van deze deur had, wist ze zelf denk ik niet eens. Misschien was het wel een van de sleutels die ze nog niet geprobeerd had.”

“Je bent een gewiekste knaap,” zei de markies. “Ik wou dat ik een bediende als jij had om mij te helpen.”

“Ik zou wel een ruige bediende zijn,” antwoordde Malcolm lachend. De markies had daar zo zijn eigen gedachten over, maar liet het onderwerp rusten. “Ik kan me vaag iets herinneren over een kamer in het kasteel waar een oud verhaal of een legende mee verbonden is,” zei hij. “Ik zoek dat wel even uit. Ik denk dat mevrouw Courthope het wel weet. Praat er intussen met niemand over. Misschien kunnen we er nog plezier aan beleven.” “Van mij zullen ze niets horen, mijnheer.” “Je bent me d’r een!” zei de markies.Malcolm dacht even dat hij hem weer in de maling nam, zoals hij al eerder gedaan had, maar besteedde er verder geen aandacht aan. “Je kunt nu wel naar huis gaan,” zei de markies. “Ik handel het verder wel af.” “Maar kijkt u wel uit voor vrouw Catanach, mijnheer. Ze is niet te ver trouwen.” “Wat! Ben jij bang voor een oude vrouw?”

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 2013

Eilanden-Nieuws | 18 Pagina's

De visser en de vrouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 2013

Eilanden-Nieuws | 18 Pagina's