De brug naar het eiland
Reuben richtte zijn geërgerde blik weer op Benjamin. ‘En als jij en je geachte meneer Hardy nu de kamer zouden willen verlaten…?'
Toen ze geen haast maakten, hief de schouwarts zijn armen en jaagde hen weg als een boze gans die met zijn vleugels flappert. ‘Wegwezen. Niemand mag het lichaam verstoren tot de officiële lijkschouwing plaatsvindt.'
Ze stapten de deur uit en meneer Hardy mopperde zachtjes:
‘Je broer is weer charmant als altijd.’ ‘Ja,’ beaamde Benjamin.
Ze liepen achter de agent aan naar een salon om de agent van Bow Street af te wachten.
2
De agent van Bow Street arriveerde. Met zoveel misdaden in Londen en niet genoeg dienders werd niet aan iedere zaak een rechercheur toegevoegd. Bovendien bleven veel misdaden onopgelost – tenzij een slachtoffer of geïnteresseerde partij op eigen kosten iemand inhuurde. Maar Percival Norris was zowel verbonden aan een rijke familie als aan een bekend procureurskantoor, dus een magistraat had snel een man op de zaak gezet.
De rechercheur bracht eerst enige tijd door achter gesloten deuren met de schouwarts en de overledene en voegde zich toen bij de wachtenden in de salon.
‘Agent Riley van Bow Street,' kondigde Buxton aan en hij gaf de namen van de verzamelde bedienden: mevrouw Kittleson, de huishoudster; Marvin, de huisknecht; en Mary Williams, het dienstmeisje. Benjamin en meneer Hardy stelde hij niet voor.
Ben nam de gelegenheid te baat om de agent te bestuderen. Ze hadden niet eerder kennisgemaakt. Hij was midden dertig en had bruin haar, een spookachtig witte huid, prominente oren en een lange nek. Speurders van Bow Street hadden de naam vakkundig, goed getraind en gewiekst te zijn, maar dit mannetje leek niet in het beeld te passen en hij deed hem zelfs denken aan een wezel. Kennelijk merkte de speurder het verzuim van de agent op, want hij wendde zich tot meneer Hardy en Benjamin en vroeg met een arbeidersaccent: ‘En wie zijn deze heren?' Hardy antwoordde voor hen beiden. ‘Robert Hardy en Benjamin Booker, van Norris, Hardy en Hunt.'
Riley trok zijn wenkbrauwen op en kon een spotlach niet verbergen. ‘Aha… de beetgenomen Booker, de benish Ben? Ik heb over u gehoord.'
Benjamin klemde zijn kaken op elkaar. Zijn nek werd warm van schaamte om zo genoemd te worden waar zijn meerdere bij was, evenals verscheidene vreemden. Hoewel benish plat was voor dom had Ben nooit reden gehad om een hekel te krijgen aan zijn voornaam. Tot nu.
Rileys ogen twinkelden onder zijn overhangende oogleden.
‘De knappe beklaagde heeft u zand in de ogen gestrooid, nietwaar?’
Hij gniffelde. ‘Ze heeft u vast wat op de mouw gespeld en u slikte haar smoesjes.’
Benjamin balde zijn hand tot een vuist. Meneer Hardy legde waarschuwend een hand op zijn arm en hield de rechercheur kalm voor: ‘Er is een man vermoord, agent Riley.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 2024
Eilanden-Nieuws | 52 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 2024
Eilanden-Nieuws | 52 Pagina's