Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De rechte prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De rechte prediking

21 minuten leestijd

Wanneer er dertig, veertig jaar geleden gesproken werd over de nood der kerk, werd daarbij altijd gedacht aan de prediking. „De nood der kerk is de nood der prediking". Dat was in die tijd een bekende slagzin. Tegenwoordig hoor je dat niet meer. Heel andere dingen vragen nu onze aandacht. We maken ons zorgen over de eenheid van de kerk en over de vormgeving van de eredienst en in de laatste tijd vooral over de vraag, hoe we de .bijbelse Boodschaa moeten vertalen voor de moderne mens. Nu zou ik niet graag willen beweren, dat dit alles van geen of van weinig betekenis is; toch meen ik, dat dè nood van de kerk nog altijd is de nood van de prediking.

Aan de Corinthiërs schrijft Paulus, dat zij door het evangelie behouden zullen worden, als zij het „zó vasthouden, als hij het hun verkondigd heeft". Dat geldt niet alleen voor de Corinthiërs, die toen leefden, maar ook voor hun achterkleinkinderen, die een eeuw later zouden leven; en het geldt ook voor ons. Het is een lévensbelang, dat wij de Boodschap bewaren, voor onszelf en voor het navolgende geslacht, zoals de apostelen die hebben overgeleverd.

Daarom legt de apostel niet alleen op het be-waren, maar ook op het zuiver doorgeven van de Boodschap in de prediking zo'n sterke nadruk. Aan Titus schrijft hij, dat hij in alle sleden op Kreta oudsten — wij zouden zeggen: ambtsdragers — moet aanstellen. Wat moeten dat voor mensen zijn? Daar worden allerlei dingen voor genoemd, maar één van de vereisten is, ,,dat zij zich houden aan het betrouwbare woord, naar de leer, zodat zij in staat zijn om op grond van de gezonde leer te vermanen en de tegensprekers te weerleggen". Als Paulus vlak voor zijn dood staat, schrijft hij, denkend aan de gang van het Evangelie door de geslachten heen, aan zijn geestelijke zoon Timotheüs: „Wat gij onder vele getuigen van mij gehoord hebt, betrouw dat toe aan betrouwbare mensen, die bekwaam zullen zijn, ook anderen te onderwijzen".

De zorg voor de rechte prediking heeft de apostel zwaar gewogen. De vraag naar de rechte evangelie-verkondiging moet ook ons voortdurend bezighouden. Daarom is het onderwerp, dat op de conferentie aan de orde is gesteld, bijzonder belangrijk.

Graag wil ik proberen om, als inleiding op het gemeenschappelijk gesprek over deze zaak, een paar opmerkingen te maken over wat ik zie als onmisbare voorwaarden voor de rechte prediking.

* * *

De rechte prediking moet altijd zijn: uitleg en toepassing van de Heilige Schrift. Ik zou hierbij willen wijzen op twee namen, waarmee de verkondigers van het evangelie vaak worden genoemd: ambassadeurs van Christus èn dienaren des Woords.

Een prediker is: een gezant van Christus. Dat is een geweldig ding. Want een gezant is een machtig heer. Hij vertegenwoordigt immers bij het hof, waar hij geaccrediteerd is, de regering, die hem zond. Wanneer de ambassadeur van de Verenigde Staten van Amerika een boodschap overbrengt aan de regering van Rusland, dan moeten de heren in het Kremlin die boodschap niet beschouwen als de particuliere mening van een willekeurig Amerikaan, maar als het oordeel van de machtige republiek aan de andere zijde van de Oceaan. Heel het gezag van Johnson en van de Amerikaanse regering en heel de nucleaire macht van de Verenigde Staten staan achter die boodschap van de gezant. Door de mond van de gezant spreekt de regering, die hem zond.

Zo is het ook in het geestelijk leven. „Wij", zo schrijft de apostel van zichzelf en van allen, die met hem geroepen zijn het evangelie te verkondigen, „zijn gezanten van Christus' wege, alsof God door onze mond u vermaande". En Christus zegt, niet alleen bij de uitzending van de twaalven, maar ook bij die van de zeventig: „Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, 204 verwerpt Hem, die Mij gezonden heeft" (Luc. 10 :16). In dat verband wordt het strenge woord gesproken: „Ik zeg u: het zal Sodom in de oordeelsdag verdraaglijker zijn, dan de stad, die naar de prediking van Christus' gezanten niet geluisterd heeft".

Het woord van de ambassadeur moet even ernstig genomen worden als het woord van de regering, die hem zond. Onder één voorwaarde: dat hij zich houdt aan de instructies, die zijn regering hem gegeven heeft. Hij zal het met zijn eigen woorden moeten zeggen. Een ambassadeur heeft nu eenmaal een andere functie dan een postbode of een boodschappenjongen. Hij zal het standpunt van zijn regering moeten verduidelijken. Hij zal de boodschap van zijn regering om zo te zeggen moeten „vertalen". Maar hij zal dat zó moeten doen, dat men in het vreemde land niet de opvatting van de ambassadeur, maar het standpunt van zijn regering leert kennen.

Een gezant, die op eigen houtje politiek gaat bedrijven, los van wat zijn regering hem heeft opgedragen of misschien dwars daar tegen in, maakt zichzelf onmogelijk en wordt onherroepelijk aan de kant gezet.

Een gezant is een machtig heer: zijn woord moet gehoord worden als het woord van zijn zender. Maar dan zal hij er ook voor dienen te zorgen, dat hij niet zijn eigen woord, maar het woord van zijn koning spreekt.

Zo is het ook met de gezanten van Christus' wege. Zij zullen — in eigen verantwoordelijkheid — de Boodschap van hun Heer hebber over te brengen, maar zij zullen er zorgvuldig voor hebben te waken, dat zij niet hun eigen woord spreken, maar het Woord van hun Zender. Ook zij zullen zich dus nauwkeurig aan hun instructie hebben te houden. Dat betekent, dat zij zich hebben te houden aan de Boodschap van de Bijbel. Daarom worden de predikanten ook genoemd: Verbi Divini ministri: bedienaars van het Goddelijk Woord. Zij behoeven en ze mogen de Gemeenten niet

Zij behoeven en ze mogen de Gemeenten niet tracteren op hun eigen diepzinnigheden of oppervlakkigheden, op eigen dogmatische of psychologische beschouwingen, hoe interessant die op zichzelf ook mogen zijn; zij hebben slechtö éésn ding te doen: het Woord te bedienen; de Heilige Schrift te verklaren, toepasselijk te verklaren, d.w.z. zó te verklaren, dat de Boodschap, die eeuwen geleden gebracht is aan mensen, die in een bepaalde tijd onder bepaalde omstandigheden hebben geleefd, open gaat en verstaanbaar wordt voor de mensen van vandaag. Prediking is dienst aan het Woord.

In dit verband zou ik een paar suggesties willen doen. In de eerste plaats dit: Zou het, om werkelijk de Schrift te laten spreken, niet goed zijn om, in plaats van één enkele tekst, een hele pericoop te kiezen, zoals de reformatoren dat deden; en zoals in de tijd van de Doleantie Ds H Hoekstra dat deed, en zoals tegenwoordig de bekende Zwitserse predikant Walter Luthi dat doet'' Wanneer wij de voorkeur geven aan de behandelmg van een bepaalde tekst, laten we er dan voor zorgen, dat m die ene centrale tekst de hele pericoop meeklinkt In elk geval zullen wij er op moeten letten, dat de tekst onze gedachten beheerst en niet andersom

In de tweede plaats Zou het niet goed zijn, wanneer we een bepaald hoofdstuk of een heel bijbelboek eens achter elkaar behandelden m een zogenaamde lectio contmua'^

WIJ domme's hebben de vrijheid om zelf onze tekst te kiezen Dat is natuurhjk wel mooi erf we willen allemaal graag m deze vrijheid blijven staan, maar die vrijheid kan heel gemakkelijk m losbandigheid ontaarden Als ik mijn tekst kies, grijp ik erg gemakkelijk naar een woord, waarin gesproken wordt over de rechtvaardiging door het geloof of over de verkiezing of over het komende Koninkrijk of over de blijdschap, als mijn vroegere Delftse collega Vroegmdewey een tekst kiest, valt zijn oog gemakkelijk op een woord, waarin gesproken wordt over de noodzakelijkheid van de wedergeboorte en over de strijd om het Koninkrijk Gods binnen te gaan Zo heeft iedere predikant zijn eigen bijbeltje Dat gevaar is er althans Wanneer we, zoals Calvijn dat deed, een heel bijbelboek systematisch behandelen, komt alles aan de orde, ook die dingen, die we anders gemakshalve laten liggen

Van de predikanten en van de Gemeenten zal dat misschien een flmke dosis zelfverloochening en discipline vragen, maar het gaat er niet om, wat de dominé het best ligt of wat de Gemeente het plezierigst vindt, maar hoe we het best gestalte kunnen geven aan de opdracht het Woord te (be) dienen

* • »

De rechte prediking moet altijd zijn dienst aan het Woord, toepasselijke verklaring van de Heilige Schrift Aan die eerste voorwaarde willen we nu een tweede toevoegen de rechte prediking is een prediking, waarin Christus m het middelpunt woidt gesteld, waarin Zijn volbracht werk wordt aangeprezen als de emge en algenoegzame grond van onze zaligheid en waarin ;Zijn toekomst aangewezen wordt als ons enig uitzicht

Het IS niet moeilijk om deze stelling vanuit de Heilige Schrift waar te maken De voorbeelden liggen immers voor het oprapen Ik denk aan de bekende woorden, die de Here

Ik denk aan de bekende woorden, die de Here Jezus gesproken heeft over het werk van de Heilige Geest „Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid, want Hij zal met uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hi] spieken en de komende dingen zal Hi] u verkondigen HIJ zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen" En op een andere plaats „Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der waarheid, die van de Vader uitgaaf, zal Deze van Mij getuigen, en gij moet ook getuigen "

Waar de Geest getuigt en mensen getuigen, wordt Christus m het middelpunt gesteld De preek, die Petrus gehouden heeft op de eerste Pinksterdag, is vol van de naam van Jezus „WIJ kunnen niet nalaten om over deze naam te spreken", zeggen Petrus en Johannes tot de heren van de Raad, „want de zaligheid is m niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam den mensen gegeven, waardoor WIJ moeten behouden worden"

Als Lucas een samenvatting geeft van de preel , die Paulus meteen na zijn bekering gehouden heeft m de synagoge van Damaskus, doet hij dat met de woorden „Hij verkondigde, dat Jezus de Christus is" In Hand 17 1—3 wordt verteld, dat Paulus gedeelten uit de Schiiften behandelde, „door aanhalingen uitleggende, dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden, en dat Deze de Christus is die Jezus, die ik u predik"

Aan de Galaten schrijft Paulus, dat hij hun „de gekruiste Christus voor de ogen geschilderd heeft" En m de eerste brief aan de Cormthiers lezen we „Ik ben, toen ik tot u kwam, met met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen Want ik had met besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en dien gekruisigd" Deze eis van Christo-centriciteit betekent natuurlijk niet, dat er m de prediking geen ruimte zou zijn voor andere dingen voor zonde en schuld, voor gebod en vermaning, voor lofpnizmg en gebed, voor bekering en goede werken, voor alle dingen van het gewone leven en voor wat u verder nog maar noemen wilt, maar het betekent wèl, dat al deze dingen betrokken moeten zijn op en m levend verband staan mèt het getuigenis aangaande Hem, die gekomen IS en die komen zal

De rechte prediking is een prediking, waarbij Christus m het middelpunt wordt gesteld, waarin Zijn volbracht werk wordt aangewezen als de grond van onze zaligheid en Zijn toekomst als onze enige hoop Alleen door deze prediking kunnen hongerigen worden verzadigd, treurenden worden getroost en vermoeiden worden versterkt Alleen door déze prediking kan de Gemeente worden gebouwd Een prediking, waarm dit alles wordt gemist, geeft water voor wijn en zeepbellen voor paarlen Een dergelijke prediking laat ons m onze armoede en uitzichtloosheid, en is niet m staat om ons dronken te maken van vreugde Een prediking echter, die het werk van Christus verduistert en loochent en misschien zelfs belastert, moet stellig weersproken en uiteindelijk geweerd worden.

Als de apostel hoort, dat er in de Gemeenten van Galatia mannen gekomen zijn, die de naam van Christus wel noemen, maar intussen het verkrijgen van de zaligheid binden aan allerlei voorwaarden, waardoor het kruis van Christus van zijn kracht wordt beroofd en de Gemeenten het fundament, waarop zij gebouwd zijn, verliezen, schrijft hij met eigen hand de felle woorden neer: „Ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!" Dat is nog al wat. Je zou zeggen: Als de apostel dat zwart op wit voor zich ziet staan, zal hij van zijn eigen woorden schrikken en er gauw een streep door halen. Maar neen, de apostel haalt er geen streep dóór, maar hij zet er een streep onder: „Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt!" ,,Vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de

,,Vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn", zo schrijft Johannes in zijn eerste brief. En dan, véél scherper, in zijn tweede brief: „Indien iemand tot u komt en de rechte prediking niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, heeft deel aan zijn boze werken".

Elke prediking, waarin het geheimenis van Christus' komst en de betekenis van Zijn werk ontkend wordt, moet weerstaan en uiteindelijk afgewezen worden. Daarom staat er ook terecht in onze kerkorde, dat de kerk weren moet wat haar belijden weerspreekt.

Eerlijk gezegd ben ik wel eens bang, dat dit artikel uit de grondwet van onze kerk bezig is een dode letter te worden. Ik kan soms de gedachte niet van mij afzetten, dat we ons méér zorgen maken over de vraag hoe we alles bij elkaar moeten houden en hoe binnen het grote geheel ieder aan zijn eigen trekken moet komen, dan dat wij ons zorgen maken over de réchte prediking en mitsdien ook over de ware eenheid.

Is dit alleen de schuld van onze provinciale kerkvergaderingen, die hierin, volgens de bepalingen van de kerkorde, een eerste taak hebben? Of staan we hier allen mede schuldig? Het ligt ons, hervormden, niet om voor „broeder Marinus" te spelen. Ook dan niet, wanneer we zien dat de fundamenten van de kerk worden aangetast. Komt dat, omdat we het gevoel hebben, dat het toch niets uithaalt? Of.... gaat de eer van mensen ons misschien boven de eer van God?

* » *

De rechte prediking — aldus mijn derde stelling — is een prediking, waarbij het in Christus geschonken heil verkondigd wordt aan allen en een iedei; en waarin allen opgeroepen worden tot het geloof in Hem.

De rechte prediking is een ruime predikint;. Professor Van Ruler heeft, meen ik, in een van zijn boeken gezegd, dat de rechte evangelieverkondiging langs de rand van de afgrond van de algemene verzoening gaat. Daar ben ik het hartelijk mee eens.

Ik denk aan de gelijkenis van de zaaier. Zie hem daar voortgaan over de grote akker. Hij weet, dat de grond niet overal even deugdelijk is: dat op sommige plaatsen de rotsbodem dicht aan de oppervlakte komt, zodat het zaad daar geen wortel kan schieten; hij weet, dat op andere plaatsen doornen en distelen zullen opkomen, die de tarwe uiteindelijk zullen verstikken. Maar de zaaier gaat verder. Overal strooit hij het zaad. Met milde hand. Zó, dat de graankorrels zelfs op het pad vallen. Waar de steenrots ligt en waar de disteis groeien, zal de toekomst wel uitwijzen.

Sommige ,,evangelie-verkondigers" doen het net andersom. Die proberen eerst uit te zoeken, waar zich de goede aarde bevindt, waaraan het zaad kan worden toevertrouwd. Volkómen verkeerd. Wij kunnen dat niet uitzoeken. Waar de goede aarde is, zal op den duur vanzelf wel blijken. Die ligt soms op een andere plaats dan waar wij haar vermoeden. Wij hebben daarom maar één ding te doen: met milde hand het zaad te zaaien; overal, zodat heel de akker, om zo te zeggen, kans krijgt om haar vruchtbaarheid te bewijzen.

Zó hebben de apostelen het ons voorgedaan. In Hand. 13 wordt verteld, hoe Paulus en Barnabas het evangelie verkondigd hebben in de synagoge van Antiochië. U moet zich even goed realiseren: De apostelen waren daar nog nooit van hun leven geweest. Zij kenden de mensen niet, die daar vóór hen zaten in de synagoge. Zij wisten niet, wat er in hun hart leefde en om welke reden zij op die bewuste sabbatmorgen naar de synagoge gekomen waren. Of ze opgegaan waren met in hun hart de bede: „Heer, ai, maak mij Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend", of dat ze enkel uit sleur gekomen waren, omdat het sabbat was, Dat wisten de apostelen niet. Maar dat heeft hen niet verhinderd om helder en klaar aan allen en een ieder de blijde Boodschap te brengen: ,,Wij verkondigen u, dat God de belofte, die aan de vaderen geschied is, aan ons, hun kinderen, vervuld heeft ". „Zo zij u darbekend, mannen broeders, dat om Jezus' wi' u vergeving van zonden verkondigd wordt.. •'' Dringend vermanen de apostelen hen, de verkondigde heilsboodschap niet te verwerpen: „Ziet dan toe, dat u niet overkome, wat in de profeten gezegd is: Ziet, verachters, en verwondert u en verdwijnt; want Ik werk een werk in uw dagen, een werk, dat gij voorzeker niet zult geloven, als iemand het u verhaalt". Bij het uitgaan van de synagoge dringen Paulus en Barnabas er nog eens weer op aan, om bij de genade Gods te blijven.

Kijk, dat is evangelie verkondigen, duidelijk en positief. Daar heeft een arm mensenkind houvast aan!

Dat de Joden in Antiochië de prediking der apostelen niet hebben aanvaard, is hun zaak. Maar zij hebben zich in elk geval niet in twijfelmoedigheid behoeven af te vragen: Is het wel voor mij?

Als wij het evangelie récht willen verkondigen, zullen we het moeten doen, zoals Paulus en Barnabas het hebben gedaan!

» * «

Mijn vierde stelling is: de rechte prediking is een prediking, waarbij de deuren van het Koninkrijk der hemelen niet alleen geopend, maar ook gesloten worden.

In de prediking zal niet alleen aan hen, die de beloften van het evangelie met een waar geloof aannemen, verkondigd en betuigd moeten worden, dat zij de vergeving der zonden en het eeuwige leven zullen ontvangen, maar zal ook aan hen, die het evangelie verwerpen of die alleen maar in naam geloven, gezegd moeten worden, dat de toorn van Gkjd op hen blijft, zolang zij zich niet bekeren.

Zó staat het in de catechismus. En zó staat het ook in de Bijbel. Het evangelie is er vol van. Onze hoogste Profeet en Leraar heeft dringend geroepen, maar ook ernstig gewaarschuwd. De deur van de feestzaal staat voor iedereen

De deur van de feestzaal staat voor iedereen open. Zelfs blinden en kreupelen, bedelaars en zwervers worden uitgenodigd, ja zelfs „gedwongen",om binnen te gaan. Maar van de eerstgenodigden, die de invitatie, kortweg of in verontschuldigende woorden verhuld, liadden afgewezen, wordt gezegd, dat zij van de maaltijd niet zullen proeven.

De onvruchtbare vijgeboom wordt lang gespaard en er wordt de uiterste zorg aan besteed, maar wanneer hij ondanks alles onvruchtbaar blijft, zal hij onherroepelijk worden omgehakt. Tot de nieuwsgierige vrager, die weten wilde,

Tot de nieuwsgierige vrager, die weten wilde, of er ook weinigen behouden zouden worden, heeft Jezus gezegd: „Strijdt om in te gaan door de enge poort, want velen, zeg Ik u, zullen trachten in te gaan, doch het niet kunnen". Dan zal men aankloppen aan een gesloten deur en pleiten: „Wij hebben voor Uw ogen gegeten en gedronken en in onze straten hebt Gij geleerd", maar schijngeloof en naam-christendom zullen dan waardeloos blijken, want het antwoord zal zijn: ,,Ik weet niet, vanwaar gij zijt; gaat weg van Mij, alle gij werkers der ongerechtigheid". „Indien iemand de wet van Mozes ter zijde heeft gesteld", zo klinkt waarschuwend de stem van de apostel in de Hebreeënbrief, „wordt hij zonder mededogen gedood op het getuigenis van twee of drie personen. Hoeveel zwaarder straf zal hij verdienen, die den Zoon van God met voeten heeft getreden .... en den Geest der genade gesmaad heeft?"

Het komt mij voor, dat in de tegenwoordige prediking dit waarschuwend element, zo het al niet ontbreekt, dan toch niet die nadruk ontvangt, die er toch werkehjk op moet worden gelegd.

In de rechte prediking zal de deur van het Koninkrijk der hemelen opengezet moeten worden — wagenwijd — zoals de apostelen dat hebben gedaan en zoals de Heiland dat zelf heeft gedaan. Het zal gezegd moeten worden aan allen en een ieder, dat er — o wonder — blijdschap is bij de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert; maar in de prediking zal ook met diepe ernst gesproken moeten worden van het oordeel, dat hen treffen zal, die naar het evangelie niet hebben willen luisteren of die alleen maar gedaan hebben alsof zij luisterden.

Een prediking, Vv^aarin dit waarschuwend element ontbreekt, mag geen aanspraak maken op de naam van „rechte prediking".

* * *

Na deze opmerkingen over de rechte prediking wil ik tenslotte nog iets zeggen over het „rechte horen". Het is niet alleen nodig, dat er recht gepreekt, maar ook dat er recht geluisterd wordt.

Waarin het „rechte horen" bestaat, wil ik in twee voorbeelden duidelijk maken. Het éne laat ons zien, hoe er niét, het tweede, hoe er wél geluisterd moet worden.

Het kwade voorbeeld is dat van de inwoners van Nazareth. Lucas vertelt, hoe Jezus, die in Kapernaüm al verschillende wonderen had gedaan en wiens faam zich reeds door heel Galilea verbreidde, in Nazareth gekomen was, waar Hij op de sabbat gepreekt heeft in de synagoge. Heel Nazareth was uitgelopen om de ineens beroemd geworden stadgenoot te horen. Als de preek uit is, kijken ze elkaar veelbetekenend aan: Geweldig, wat een preek! Wie zou dat nu ooit gedacht hebben van die jongen van Jozef en Maria! Als Jezus nu nog zo vriendelijk was geweest om in hun midden een of ander mirakel te doen, zouden ze Hem op de handen gedragen hebben. Nu dat niet gebeurt, slaat de bewondering al heel gauw om in vijandschap.

Dat is het ene voorbeeld.

En nu het andere. Dat is genomen uit de geschiedenis van Cor

Dat is genomen uit de geschiedenis van Cornelius. Deze was — hoe, doet niet ter zake — tot het inzicht gekomen, dat God Zijn heilgeheimen aan de mensen bekendmaakt door de verkondiging van het evangelie. In verband c een en ander had hij boden naar Joppe geonden om Petrus uit te nodigen voor — laat ik maar zeggen — het leiden van een kerkdienst. Toen Petrus na veel vijven en zessen bij Cornelius aankwam, heeft de romeinse officier de apostel welkom geheten in zijn „huiskapel" met de woorden: „Wij zijn hier allen aanwezig voor het aangezicht van God, om te horen al wat u door de Here opgedragen is". Het verhaal eindigt hiermee, dat de Heilige Geest wordt uitgestort, zodat Cornelius en al de zijnen vervuld worden met vrede en vreugde.

Hoe kwam het, dat de inwoners van Nazareth niets ontvingen door de prediking en dat Cornelius en de zijnen er zo wonderbaar door werden gezegend? Dat lag niet aan het preken, maar aan het horen. De inwoners van Nazareth v/aren naar de synagoge gegaan om een beroemd geworden stadgenoot te horen; Cornelius en de zijnen waren samengekomen om naar de Boodschap van God te luisteren, ook al werd die Boodschap overgebracht door een dominé op artikel acht.

We zien wel, dat het van levensbelang is, niet alleen dat er recht gepreekt, maar ook dat er recht geluisterd wordt. Het komt mij voor, dai er ook aan het rechte horen heel wat ontbreek i in onze kerk.

Er wordt tegenwoordig veel gedaan aan de vormgeving van de eredienst. Dat is een goede en belangrijke zaak, waar ik ook graag aan mee wil helpen. Mag ik daarom een kleine suggestie doen? Dan stel ik voor, dat de dienstdoende ouderling aan het begin van de dienst de predikant welkom zal heten met dezelfd'- woorden, waarmee Cornelius dat gedaan heeft. Het zou goed zijn, dat zowel de predikanten als de Gemeenten er voortdurend aan herinnerd werden, dat het in de kerk niet gaat om — aanstotelijke of aangename — mensenwoorden, maar om wat God ons te zeggen heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1967

Kerkblaadje | 24 Pagina's

De rechte prediking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1967

Kerkblaadje | 24 Pagina's