Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luther en Erasmus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luther en Erasmus

12 minuten leestijd

In de mei-dagen van 1940, toen de Duitse troepen ons land binnentrokken, stond ik in mijn tweede gemeente. Onze pastorie was vol met geëvacueerden. Langs de ramen zagen we eerst de gevechtswagens, toen de tanks, en daarna lange colonne's bevoorradings,troepen voorbij rijden. De radio bracht dramatisch nieuws. Oncontroleerbare geruchten zaaiden verwarring. Iedereen was in paniek. Het boek, dat mij in die dagen van duisternis licht gegeven heeft over de situatie, en hoop en blijdschap, is het werk van Luther: De servo arhitrio, Óver de knechtelijke wil, dat een verweerschrift is tegen de humanist Erasmus, die een pleidooi had gevoerd voor de vrije wil van de mens. Reeds véél had ik van Luther gelezen, maar het is dit werk geweest, dat mij de ogen geopend heeft voor de rijkdom en diepte van het Evangelie, dat in de Hervorming is herontdekt. Nu pas begon ik iets te verstaan van de werkelijke betekenis van de Reformatie. Na die tijd ben ik eigenlijk voortdurend met dit geschrift in contact gebleven. Er staan weinig werken in mijn boekenkast, waarin méér strepen, uitroeptekens en aantekeningen te vinden zijn. En het merkwaardige is, dat bij het ouder worden, bij het opdoen van steeds meer levenservaringen, bij het voortgaan van het tijdsgebeuren, bij de worsteling met nieuwe inzichten in Kerk en theologie, de waarde van Luthers boek voor mij steeds groter is geworden. Hier is het eigenlijke gezegd! Hier is de kernvraag van de theologie aan de orde gesteld! Hier klinkt de profetische oproep: „Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de Here God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na!"

Ik ben mij bewust, met deze voorliefde voor dit werk van Luther misschien in een vreemde uithoek van het kerkelijke leven gescho-ven te worden. Kort geleden is er een boek verschenen van A. van der Meiden, die jarenlang hoofd van de afdeling publiciteit van het Instituut Kerk en Wereld te Driebergen is geweest, over wat hij noemt: De zwarte kousen kerken. De titel van dit boek spreekt al voor zichzelf. Daarin wordt nu Luthers geschrift over de knechtelijke wil aangehaald als bron, waar deze ,,zware broeders" uit putten. En op de volgende wijze geeft deze auteur dan de inhoud ervan weer: „De mens heeft geen vrije wil. Hij kan alleen aanbidden. De hoogste trap van het geloof is te geloven dat God goed is, die zo weinigen zalig maakt en zovelen verdoemt; te geloven dat Hij rechtvaardig is, die ons willens en wetens tot onvoorwaardelijke verdoemenswaardigen maakt, zodat het schijnt alsof Hij vermaak in de pijn der ellendigen schept en eerder haat dan liefde verdient. De wil blijft onvrij, God werkt alles, maar probeer het niet na te gaan. Hij verstokt de mensen, geeft ze over aan begeerten, laat ze in hun lust, roept ze tot genade . . . ." (blz. 29). Men moet dan wel een heel vreemde en ziekelijke geestesinstelling hebben, om zulk een boek van Luther nog te kunnen waarderen, zal dan de conclusie van- velen zijn.

Nu is het mijn bedoeling niet, om tegenover het journalistiek-oppervlakkige boek van Van der Meiden een andere kijk te geven op die zogenaamde „zwarte kousen kerken", ofschoon ik meen, dat dat een eis van rechtvaardigheid is. Ik acht er mij echter niet competent toe. Ook is het mijn bedoeling niet, om mijzelf te bevrijden van het mogelijke verwijt, dat ik in wezen thuis zou behoren bij zulke extreemorthodoxe broeders. Het is niet belangrijk, hoe men over ons oordeelt. Maar wat ik wèl wil proberen, is, om recht te doen aan Luther en zijn machtig bijbels getuigenis. Het is immers een misdaad, als men het beeld van één onzer geestelijke vaders, aan wien wij als kerk ontzaggelijk veel te danken hebben, zó mistekent, dat hij een belachelijk karikatuur wordt van zichzelf. Het is het huidige geslacht lossnijden van de wortels, waaruit het is voortgekomen en leeft. Het is zichzelf en zijn tijdgenoten moedwillig beroven van een genadegeschenk Gods. „Gedenkt uw voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wandeling" (Hebr. 13 : 7).

Ik zei reeds, dat Luthers geschrift over de knechtelijke wil een strijd- en verweerschrift is. Erasmus had Luther scherp aangevallen, omdat hij aan de vrije wil voor de mens geen waarde hechtte. Wat maakt nu de diepe en zware theologische worsteling tussen deze twee grote geesten uit de Europese geschiedenis zo immens belangrijk? Welke betekenis heeft zij ook nu nog voor ons?

Om dat duidelijk te maken, moet ik eerst iets vertellen over de historische situatie, waarin die strijd plaats vond. Tot in de vijftiende eeuw had de Kerk een grote macht over de zielen der mensen. Maar dan breekt er een geestelijke crisis los, die de macht van de Kerk ^e niet doet. Zij verliest haar prestige, haar karakter van hoogste wetgeefster, haar gezag over de gewetens, haar heerschappij over de staat. Daardoor stortte het ganse middeleeuwse wereldbestel ineen. Overal werd de roep om vernieuwing gehoord: bij de intellectuelen, bij de kunstenaars, bij de studenten, bij de boeren, in de kloosters en aan de universiteiten! Het was dus een tijd van diepe gisting, van gevaarlijke revolutionaire woelingen, van grote geestelijke verwarring.

Eén ding was allen duidelijk: ergens moest de mens een nieuw houvast vinden, wilde de samenleving niet in wetteloosheid en bandeloosheid ondergaan. Welke instantie kon het nieuwe gezag vormen, dat orde in de chaos bracht? In die chaotische tijd zijn nu zowel Erasmus als Luther geworteld. Zij stonden vooraan in de ontzaggelijke geestelijke, kerkelijke crisis van de zestiende eeuw. Iedereen kende hen door hun baanbrekende geschriften, waarin zij zich hadden doen kennen als mensen, die volop deelden in het algemene verlangen naar vernieuwing. Zij wilden los van de middeleeuwse machtskerk, die had geheerst over de gewetens. En daarom verwachtte iedereen nu ook van hèn het verlossende woord. Een woord dat de losgeslagen intelligentia, de onstuimige jeugd, de oproerige boeren, de balsturige monniken een nieuwe weg en een nieuw uitzicht zou geven.

Beiden waren zich dat bewust en hebben dat antwoord ook gegeven. De één in zijn verhandeling over de vrije wil; de ander in zijn geschrift over de knechtelijke wil. Het zijn daarom boeken, die geschreven zijn onder de zware druk van een verantwoordelijkheid, die haast niet meer na te voelen is. Het zijn boeken, die geschiedenis hebben gemaakt! Maar, — die helaas de Europese geschiedenis in twee tegengestelde beddingen hebben gestuwd.

Erasmus is humanist in hart en nieren. Hij beziet de historische crisis, waarin de wereld is terecht gekomen, als het uur van de vrijmaking van de mens. Eeuwenlang is de mens gekneveld geweest onder hdt kerkelijk gezag, dat met haar wereldlijke machtsapparaat, hem dom en onmondig, heeft gehouden. Nu kan en mag hij zich echter vrij ontplooien! Hij moet daar geen misbruik van maken, maar in voorzichtigheid en wijsheid te rade gaan met zijn diepste aanleg en wezen. De mens is een redelijk wezen. De Bijbel en de wetenschap voeden hem op, om een redelijk wezen te zijn. En wie redelijk is, is ook zedelijk! Hij leeft naar Gods geboden; hij heeft God en zijn naaste lief. Ware cultuur is daarom gebouwd op de mens als redelijk-zedelijk wezen. Zo ziet Erasmus deze crisis als de dageraad van een nieuwe cultuur van ware, rijke, diepe, zuivere menselijkheid. Erasmus is optimist. Hij gelooft in de mens, in de menselijke rede, in de toekomst en de vooruitgang.

Tegen dit optimistische humanisme, dat de mens wilde leren om op zichzelf te bouwen, heeft Luther zich nu fel gekeerd in zijn boek over de knechtelijke wil. Daarom heeft dit boek eensdeels een toornig, scherp en spottend karakter. ,,Wat verwacht gij allemaal van de mens, Erasmus?" vraagt Luther. Hebt ge de Bijbel nooit gelezen? En dan somt hij een menigte plaatsen uit de Schrift op, waarin gezegd wordt, dat de mens ^ „vlees" is, en zijn bedenksel enkel vijandschap tegen God. De mens staat geheel onder de heerschappij van de vader der leugenen. Hij kan niets doen wat God weibehagelijk is, omdat zijn aanleg en wezen door en door zondig is. Door het van de mens te verwachten, komt men in een dood slop terecht. Neen, nog veel erger, — men geeft de duivel vrij spel, want die is het er juist om te doen, de mens te verblinden met zijn waan van vrijheid en redelijkheid. Met die waan heeft de vader der leugenen Adam van God losgesneden en tot zijn armzalige vazal gemaakt. En zouden wij nu na Christus nog in die boze en satanische waan blijven voortleven? Waarom is Christus dan gekomen; waarom heeft Hij geleden en is Hij gestorven? Dit heet toch het kruis te schande maken en het Evangelie verloochenen!

Maar dal is slechts de ene kant van Luthers machtige werk. Veel belangrijker en geladener is het positieve gedeelte, waarin hij laat zien, dat wie in Christus is, een nieuw schepsel is. Wie werkelijk in Christus gelooft, heeft deel aan Zijn Geest, Zijn leven, Zijn toekomst. En dat is pas ware gerechtigheid, ware redelijkheid en ware zedelijkheid! Christus is een onuitputtelijke fontein van nieuw goddelijk leven. Hij deelt in Zijn genade daaruit mee door Zijn Woord, en maakt slaven tot vrijen, armen tot rijken, doden tot levenden, dwazen tot wijzen, ja, — zondaars tot rechtvaardigen. Waarom dus geschept uit armzalige bakken, die geen water houden! Alleen Christus en Zijn Woord redden de mens uit de radeloosheid, reddeloosheid en redeloosheid. Laten wij toch durven leven uit de rechtvaardiging door het geloof!

Wij leven nu vier eeuwen later. De tijd heefl waarlijk niet stil gestaan. Verder dan ooit zijn wij gescheiden van de middeleeuwse machtskerk, die het leven en de gewetens beheerst. Heden maken wij zelfs de afbraak mee van de laatste resten van zulk een Kerk.

Dat betekent, dat de vraag, waar Erasmus en Luther mee geworsteld en er ieder op totaal andere wijze een antwoord op gegeven hebben, dringender is dan ooit. Putten wij uit de bronnen van het humanisme óf uit het Evangelie, als het er om gaat een houvast te hebben in de 182 chaos van deze revolutionaire tijd, waarin ieder roept om vernieuwing? Stellen wij ons vertrouwen op de mens als redelijk, zedelijk wezen, óf op Christus, op Hem alléén? Gaan wij voort in het voetspoor van Erasmus óf van Luther? Leven wij uit de werken, óf uit het geloof?

Ik schreef in het begin, dat Luthers boek over de knechtelijke wil in de meidagen van 1940 zulk een diepe en onuitwisbare indruk op mij heeft gemaakt. Het binnendringen van de Nazi-horden, die heel Europa overspoelden, was immers een oordeel Gods! Wij kunnen gevoegelijk zeggen, dat vier eeuwen lang Duitsland en Europa meer geleefd hebben uit de geestelijke erfenis van Erasmus dan van Luther. Men heeft zich gericht op de mens en op hem zijn vertrouwen gesteld. Men heeft al zijn verwachtingen gebouwd op zijn aanleg en wezen, zijn mogelijkheden, zijn vrijheid, zijn redelijkheid. Men heeft een eredienst opgericht voor de menselijke persoonlijkheid, het menselijk genie, de menselijke kennis, het menselijk vernuft. Men heeft de geschiedenis gelegd in zijn hand en daar alle heil van verwacht. Die in de hemel woont, heeft gelachen! En als God lacht, beeft de aarde van Zijn oordelen. Dan geeft Hij in Zijn toorn de mens een ogenblik over aan zijn dwaasheid en waanwijsheid. En zie, wat voor verschrikkingen daaruit voortkomen!

En zal nu de mens door die gerichten tot bekering komen, en ,,den Zoon kussen, opdat hij niet te gronde gaat" (Ps. 2 : 12)? Zal hij „bij Hem schuilen"? Zal hij met verlichte ogen des verstands de Bijbel lezen, en Luthers geschrift over de knechtelijke wil gaan begrijpen? Zal hij leven uit het geloof?

Wie enigermate op de hoogte is met de kerkelijke en theologische situatie, kan niet anders dan diep zuchten! Wij laten opnieuw Luthers Evangelie het erfdeel van „de zwarte kousen kerken", en marcheren met vliegende vaandels en slaande trom aan achter de verlichte, optimistische Erasmus. Zeker, wij doen dat niet, zonder daarbij telkens nog de naam van Christus te noemen en het Evangelie in onze mond te nemen; maar veel meer dan een vlag is dat niet. Wij willen ook nog wel christenen heten; maar wij willen het zijn op een humanistische wijze. Wij willen nog wel van genade spreken, maar als een kracht Gods, om onze eigen menselijke, vleselijke, wereldse zaligheid te bouwen. Wij willen nog wel Jezus Christus prediken, maar zó, dat Hij in onze woorden wordt tot de revolutionaire vrij heidsheid, die het aardse leven tot ontplooiing brengt. Wij willen zelfs ook nog wel Luther eren; maar zó, dat zijn Evangelie van de rechtvaardiging door het geloof geheel verdonkeremaand is, en wij hem alleen maar erkennen als degene, die de eerste stoot gegeven heeft voor ons moderne Evangelie-verstaan. Van Luthers hartstochtelijke ernst in het ge-tuigenis, dat de mens zondaar is, dat de wereld in het boze ligt, en dat de genadegift Gods het eeuwige leven is, verstaan wij zo goed als niets meer.

Er is dus wel reden voor het geloof, om diep te zuchten. Maar dat is gelukkig niet het laatste. In de wereld pleegt men vaak te zeggen: de situatie is ernstig, maar niet hopeloos. De Gemeente zegt het anders: de situatie is hopeloos, maar niet ernstig. Er is voor het geloof immers geen tragiek, omdat Christus zit ter rechterhand Gods en alle dingen regeert. Lach en traan, traan en lach liggen voor het geloof altijd vlak bij elkaar. Het weet immers, dat als de situatie hopeloos is, Christus nabij is. Misschien dichterbij dan wij vermoeden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1968

Kerkblaadje | 16 Pagina's

Luther en Erasmus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1968

Kerkblaadje | 16 Pagina's