Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De maaltijd na de intrededienst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De maaltijd na de intrededienst

6 minuten leestijd

De komst van een nieuwe dominee, dat was in het eentonige boerenbestaan van de zeventiende eeuw vanzelf een hoogst gewichtig feit. In de Groninger Ommelanden kwamen meerdere classispredikanten de bevestiging verzorgen. Daarna stond vaak een royaal voorziene dis gereed. Op Zuid-Beveland waren ze niet kariger. Net over de grens trouwens evenmin.

De bevestiging van een predikant werd in de Groninger Ommelanden niet zomaar door een willekeurige voorganger gedaan, daar kwamen in die tijd zeker twee of drie classispredikanten aan te pas. De oudste van hen verrichtte de bevestiging, de jongste deed de preek. En daarna stond er in de pastorie een uitgebreide maaltijd aangericht.

Nadat in 1655 kandidaat Johannes Schuirman bevestigd was in Zeerijp, een klein boerendorp in de Ommelanden, stond in de weeme (de pastorie) ook zo’n uitgebreide dis gereed. Wat er genuttigd werd, bleek naderhand uit de rekening van deze ‘collatorenmaaltijd’: kruiden en koek uit de stad Groningen, kuikens, twee kalkoenen, lams- en rundvlees, wittebrood en hoenders, bier en wijn, boter en kaas. De nota was niet mals.

Velen vonden dit gaandeweg toch niet stichtelijk meer, zelfs wat buitensporig. Jaar na jaar werden op classes en synodes bezwaren ingediend tegen zulke ‘excessyve bevestigingsmaaltijden’, maar geen mens had de moed het gebruik daadwerkelijk af te schaffen. Oude stukken vermelden: ‘Zoodra de klagers zelven in hun nieuwe gemeente hun ambt aanvaarden, waren zij de eerste die de bestaande verordeningen overtraden’.

Johannes Verschuir

In hetzelfde Groninger dorp Zeerijp werd in maart 1714 Johannes Verschuir tot predikant bevestigd. Verschuir was schoolmeester in Loppersum geweest, gevoelde echter een ernstige roeping om het Woord uit te dragen, werd daartoe opgeleid door de plaatselijke predikant ds. H. ten Oever en deed als kandidaat intrede in de Jacobuskerk te Zeerijp. Drie classispredikanten reisden die dag naar Zeerijp.

In de kerkenraadsstukken van Zeerijp schreef Verschuir eigenhandig: ‘Anno 1713, den 21 Dec., ben ik, Johan Verschuir, S. S. M. Cand., mett volle stemmen van alle Heeren Collatoren beroepen tot Predicant in de Zeerijp, en den 4 Martius bevestigt door de Eerweerde Heeren broederen Gerhard van Oostbroeck, Pastoor op ’t Zandt, Henricus Roering, Pastoor te Wirdum, en Martinus Croens, Pastoor te Woltersum’.

Een van deze broeders uit de classis leidde ‘de confirmatiedienst’, terwijl de anderen de bevestigde kandidaat de broederhand mochten reikten. Verschuir diende uitsluitend de gemeente van Zeerijp. We kennen hem vooral van zijn bekendste boek ”Waarheit in het binnenste of bevindelyke godtgeleerdheid” uit 1737.

Intrede in Godlinze

In de Pancratiuskerk te Godlinze (prov. Groningen) deed op 18 juni 1682 Jacob Schickhart intrede als ‘predickant en Herder der Gemeijnde’. Ds. D. Bottichius, predikant te Bierum, hield de bevestigingspreek (uit 1 Thessalonicenzen 5:19). Zijn medebroeder D. Schenkius uit het buurdorp Leermens gaf de nieuwe predikant als eerste de hand. Des namiddags sprak ds. Schickhart zijn intredepredikatie uit, over 1 Korinthe 9:17.

In de kerkenraadsnotulen van Godlinze valt te lezen dat na die intrededienst de dominee met zijn gezin, familieleden, collatoren, kerkvoogden, ouderlingen, diakenen, de voornaamste mensen uit het dorp plus nog een aantal naburige voorgangers zich in het ‘sael der weeme’ (de eetkamer van de pastorie) aan de rijkvoorziene dis zetten. Het moet een weelderige maaltijd zijn geweest, ‘als overgoten met het geliefkoosde kluunbier’. Het moet duidelijk zijn: iedereen werd ‘mild en wel gevoed’.

De kerkelijke rekenboeken verklappen nog hoe uitgebreid het gezelschap zich te goed deed aan het vette der aarde, en ook nog wat dat allemaal kostte. Maar alles is niet oirbaar en alle dingen stichten niet. Dus, genoeg hierover.

Synodaal besluit

Om verdere ergernissen te voorkomen besloot de synode van 1664 dat het toch maar eens afgelopen moest zijn met al die uitgebreide eetpartijen. Natuurlijk, er moest wel gegeten worden, hoewel het allemaal spijze was die vergaat, maar het mocht echt wel iets soberder. Vanaf dat jaar mochten alleen de bevestigers de voedzame maaltijd bijwonen, met daarbij vanzelf de bevestigde dominee en zijn gezin en de betrokken kerkenraadsleden. De Groningse classis Loppersum voegde daar nog aan toe dat, als het echt nodig was, ook anderen mochten aanschuiven ‘so sy ten dienste van de bevestinge nodig mogte sijn’.

De synodale en classicale besluiten waren heus ferm genomen, maar van het naleven ervan was geen sprake. Twee jaar later moest ds. Carolus Carolinus in het Groningse Spijk worden berispt omdat hij bij zijn intrede op 16 april 1686 ‘eenige tonnen bier’ aan het kerkvolk had geschonken.

Ham, kaas en eieren

In zijn mooie boek ”Herinneringen uit mijn leven” vertelt J.H. Gunning JHzn. over de dag van zijn intrede in zijn eerste gemeente, Wilhelminadorp, bij Goes. Daar zou hij bevestigd worden door zijn vader. Op de kalender stond 11 december 1881.

Velen van zijn familieleden en vrienden waren naar Wilhelminadorp gekomen om zijn intrede mee te maken. Ze waren ‘onder dak gebracht’ bij burgemeester Van den Bosch en bij enkele gastvrije ouderlingen. De pastorie aan het Kanaal zat tjokvol. Gunning schreef zich de dienstbode nog te herinneren, Rika, en zijn nog wat beschroomde echtgenote, met wie hij nog maar net getrouwd was, en natuurlijk zijn vader en zijn schoonvader die in een gemakkelijke stoel met een lange Gouwenaar bij het vuur zaten. En over zijn moeder schreef Gunning: ‘Mijn dierbare moeder was onafgebroken in de weer om alles voor de ringbroeders en de beroemde ‘koude tafel’ in orde te brengen en nóg zie ik de keurig gedekte planken-op-schragen van broodjes, eieren, kaas en ham ruimschoots voorzien’.

De grens over

Op 19 september 1881 nam ds. H. Beuker afscheid van zijn Christelijke Gereformeerde Gemeente te Amsterdam. Hij had de gemeente acht jaar gediend. In de bekende Keizersgrachtkerk sprak hij zijn afscheidsrede over Handelingen 21:14 uit: ‘De wil des Heeren geschiede’. Hendericus Beuker had een beroep aangenomen naar Emlichheim over de grens, in het Duitse graafschap Bentheim. Emlichheim was Beukers geboortedorp.

Over zijn terugkeer in het dorp van zijn jeugd schreef ds. Beuker: ‘Te E. aangekomen vonden we een ganschen drom van volk die voor de pastorie had postgevat om ons te zien en te verwelkomen. (…) Binnen de pastorie werden wij door de diakenen en door eenige vrouwen die liefdediensten bewezen, aan een welvoorzienen disch opgewacht. Spoedig weerklonk het psalmgezang in en uit de nu weer bezette leeraarswoning. Het volk was blijde nu zij, zooals zij zich uitdrukten ‘David hadden mogen wederhalen’.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2025

Oude Paden | 64 Pagina's

De maaltijd na de intrededienst

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2025

Oude Paden | 64 Pagina's