Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerk In Het Spanningsveld Van Geest En Instituut

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk In Het Spanningsveld Van Geest En Instituut

Conferentie Protestants Nederland over kerkmuren: zegen of vloek?

17 minuten leestijd

“Uit alle kerken vergadert God Zich een volk,” zo stelde wijlen ds. Gerrit van de Breevaart het vaak. Dat van eeuwigheid verkoren volk van ware gelovigen was de Kerk met een hoofdletter. Na jarenlange worsteling met God, mocht ook hij zich door de Geest een levend lidmaat van Christus’ ene lichaam weten.

Ds. Van de Breevaart was van het type ‘groot bekeerde’ mensen waarmee ik in mijn jeugd ben opgegroeid en waarover ds. Gerrit de Fijter, voorzitter van de Stichting Nationale Synode, het had in zijn bijdrage aan het Congres dat de Vereniging Protestants Nederland (VPN) zaterdag 28 september organiseerde in de Ichthuskerk te Amersfoort.

Over kerkmuren heen

Als kenmerk van ‘groot bekeerde’ mensen noemde De Fijter het feit dat ze, weliswaar vanuit de vaak afgescheiden marge van kerkelijk Nederland, niet alleen een grote openheid kenden richting zielsverwanten in andere kerken, maar tegelijk ook sterk gericht waren op het einde der tijden, wanneer alle kerkmuren voor altijd zouden wegvallen. En ook al hadden deze mensen het zelden over de Heilige Geest, in die gerichtheid liet zich het werk van de Geest wel degelijk herkennen.

Over die Geest had ook Marchinus Uitbeijerse, bestuurslid van de VPN, het in zijn openingswoord. En hij haalde daarbij instemmend de woorden van prof. Van Ruler aan, die het ooit zo zei: de Geest is God zoals Hij bij ons inwoont – niet alleen maar in onze zielen, maar ook in onze kerken, ondanks alle verdeeldheid, en in onze gekerstende cultuur.

Overal waar we naar die Geest op zoek gaan in ons leven, ontstaat “spirituele oecumene”. Precies ook de titel van het boek dat onder redactie van dr. Herman Speelman en dr. Klaas van der Zwaag tijdens het congres werd gepresenteerd: Spirituele oecumene. Over de vele vormen van gezamenlijke en persoonlijke omgang met God, en in een prachtige uitgave verschenen bij Summum Academic Publications (Kampen). Zij constateren: Terwijl kerkelijkheid en kerkgang in onmiskenbaar teruglopen, vindt er onder de kerkjeugd een tegengestelde beweging plaats: zij omarmt het geloof, zij het in enthousiaster vormen dan in traditionele instituten gebruikelijk was. En ondanks bestaande kerkmuren, is steeds vaker ook sprake van geestelijke herkenning over en weer.

Eenheid van belijden

Hoe moeten we dat waarderen? Dat was de grote vraag tijdens het congres. En daarbij had ik persoonlijk tweemaal een déjà vu. Eén positief en én negatief.

In positieve zin herkende ik de geest van de ‘groot bekeerde’ ds. Van de Breevaart nog het meest in de bijdrage van de hersteld hervormde prof. Wim van Vlastuin: binnen de eigen kerk trouw blijven aan de Drie Formulieren van Enigheid, een heilige levenswandel en een innig geloofsleven, maar oog hebben voor geestverwanten buiten de muren en verlangen naar eenheid. Toen Andries Knevel, die de dag leidde, hem introduceerde als degene die mede verantwoordelijk was voor een van de meest recente kerkscheuringen, moest Van Vlastuin bekennen dat dit voor hem een “open wond” was. Want hoewel zijn kerkgenootschap zich presenteert als de Hersteld Hervormde Kerk, de eenheid van het Lichaam van Christus is ook daarmee geen stap dichterbij gebracht.

Maar dat was geen reden om niet toch een eigen weg te gaan, aangezien de Drie Formulieren van Enigheid voor hem het wonder, wie God in Christus voor het door Hem van eeuwigheid geliefde volk wil zijn, het beste op formule brengt. Met dat volk vormt God een huisgezin. God de Vader, Christus de Bruidegom, de Kerk de bruid, de gelovigen Gods kinderen – hoezeer ook levend in de verstrooiing. Maar in die verstrooiing herkent hij in elk van de kerken toch ook altijd weer broeders en zusters.

Tegen het postmodernisme

En dat is voor hem spirituele oecumene: elkaar, over kerkmuren heen, herkennen als levende lidmaten van Christus’ Lichaam. Daarbij gaat het niet over een vage spiritualiteit en een samengaan ten koste van de waarheid. Vandaar dat Van Vlastuin ook waarschuwde tegen de geest van het postmodernisme –waarin men van geen absolute waarheidsclaims wil weten, behalve dan de waarheid dat er geen waarheid is– waarin men van geen goed en kwaad wil weten, en pas goed kwaad wordt wanneer gelovigen iets nog ‘kwaad’ durven noemen.

Van die postmoderne woede weet Van Vlastuin sinds het verschijnen van de Nashville-verklaring mee te praten. Een postmodernisme waarin het enige criterium voor de waarheid is wat iemand voelt, en iets goed is wanneer het goed voelt. Vandaar ook zijn onvoorwaardelijk vasthouden aan de geloofsbelijdenis zoals vervat in de Drie Formulieren van Enigheid. Maar met geloof alleen is men er nog niet – een waar geloof onderscheid zich door een heilig leven. In dat verband stelde hij met nadruk: “Vertel mij hoe u over het huwelijk denkt, en ik zal u zeggen hoe u over God denkt!”

Ethiek een nieuwe scheidslijn?

Daarmee richtte Van Vlastuin zich niet alleen tot levensbeschouwelijke en politieke krachten buiten de kerk. En hij zag daarin een bondgenoot in de Rooms-Katholieke Kerk, die zich eveneens wenst te blijven oriënteren op de scheppingsorde, waarin huwelijk en voortplanting zijn voorbehouden aan het heteroseksuele gezin van man en vrouw. Daarentegen zag hij het postmodernisme binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) veld winnen gezien haar acceptatie van het homohuwelijk als een legitieme samenlevingsvorm.

Ook de Leuvense prof. Patrick Nullens zag hier een nieuwe scheidslijn ontstaan in de kerk. Naast haar unieke geloof in Jezus Christus als Heer, zag hij de ethiek een steeds sterker criterium worden bij de profilering. “Wanneer we netjes op het terrein van de theologie en spiritualiteit blijven, zijn we misschien intellectueel salonfähig en worden we gedoogd, maar worden we zoutloos en lauw. […] We moeten de moed hebben om te spreken over actuele thema’s, gerechtigheid, klimaatopwarming, circulaire economie, basisinkomen, etc.”

Doop als fundament!

Ethiek kon volgens prof. Van de Beek,

voorheen verbonden aan de Vrije Universiteit, nooit beslissend zijn voor een antwoord op de vraag of iemand wel of niet tot de Kerk behoorde. “Wie gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn, die zal zalig worden.” Met minder zou het niet kunnen. Meer te willen was mensenwerk. “Ik wordt zo moe van alles wat ik moet doen,” zo bekende hij.

Naast ethiek, moest echter ook de ervaring en verlangen naar ‘spiritualiteit’ waarom het in evangelische gemeenten volgens hem zou draaien, het ontgelden. Hij verweet Nullens de kerk te ondermijnen met zijn postmoderne evangelische ervarings- en geluks-streven. Hij durfde het zelfs “ongeloof” te noemen, omdat het kerk-zijn te zeer afhankelijk maakte van het gevoel. Alsof iets pas waar zou zijn wanneer wij er een goed gevoel aan over houden. Volgens hem was waarheid echter niet afhankelijk van ons gevoel, laat staan dat het in het geloofsleven zou gaan om een ‘goed gevoel’. Integendeel: in navolging van Christus is dit leven niet meer dan een tranendal, waarin wij met Hem en met de wereld meelijden.

“Ik ben gedoopt, dat is de grond van mijn kind-zijn, dat is de grond van mijn lidmaatschap van de Kerk. Daar kan ik niets aan veranderen. God in Christus heeft mij in die Kerk geboren laten worden. Dat is een objectieve werkelijkheid. Daar kan ik zelf niets aan afdoen, daar kan ik ook zelf niets aan toevoegen.”

Rome: de enig ware kerk

Die Kerk is niet de PKN, maar de Kerk van Rome. Die Kerk heeft in het verleden veel fouten begaan – eerst door de Oosterse Kerk buiten de kerk te plaatsen (451), en later door de banvloek over Maarten Luther uit te spreken (1521). Het ging haar daarbij steeds om ‘macht’, in plaats van het profetisch spreken vanuit het Woord. Niet Christus heerste in gedurende die periode in de kerk, maar de eigengerechtigheid en wereldgelijkvormigheid.

Sinds Regensburg (1541 en 1546) en vooral Vaticanum II (1962-1965) is er op deze punten veel veranderd. Bij het leergezag is het Woord opnieuw leidend geworden. De huidige RKK zou protestanten nooit geëxcommuniceerd hebben. Omgekeerd hebben protestanten als Calvijn de kerken van de Reformatie altijd gezien als een tijdelijk onderkomen voor een Kerk in de verstrooiing.

Op de vraag van Knevel of hij daarmee de Geest niet teveel wilde opsluiten in het instituut, antwoordde Van de Beek dat hij stellig van mening is dat de Geest door het instituut heen in de wereld werkzaam is; kerkelijke verdeeldheid hindert zijn werkzaamheid. En gezien de recente ontwikkelingen in de RKK roept hij ons daarom toe: “Bekeer u, en keer terug naar de ware Kerk van Christus.”

Ervaring ‘ketters’

Naast het eerdergenoemde positieve, leidde de polemiek van prof. Van de Beek tegen wat hij zag als evangelisch ‘postmodernisme’, bij mij tot een tweede, zij het dit keer negatief, déjà vu. Want waar hebben we dat eerder gezien? Waar zagen we eerder de vraag centraal staan waarop het geloof gebaseerd diende te worden: op het gezag van de kerk óf op dat van een levend ervaringsgeloof; of het de kerk was die bemiddelde tussen God en mens, óf dat de gelovige een persoonlijke relatie met God in Christus hebben kon?

Terwijl Van de Beek steeds de eerste positie vertolkte, verdedigde Nullens de laatste. Tegenover het katholieke sacrament van de doop, kon laatstgenoemde uiteindelijk alleen maar zijn eigen ervaring stellen: wedergeboren te zijn tot een nieuw leven, met de belijdenis: “Christus is Heer.”

Toch ervaring nodig

Volgens Nullens kunnen we wel simpelweg stellen dat de kerk zich idealiter binnen een instituut zou dienen te verenigen. Maar hij ziet teveel mensen die totaal vervreemd zijn van de Kerk. De Geest lijkt uit het instituut geweken, “en gaat, om met Philip Yancey van Youth for Christ te spreken, daarheen waar Hij het meest gewenst is.”

Men preekt niet meer profetisch op een manier die het hart raakt en door de werking van de Geest een radicale omkeer teweegbrengt. De kerk is in zichzelf gekeerd en te zeer gericht op instandhouding van zichzelf, en te weinig missionair en dienstbaar aan de wereld. Ze slaagt er ook onvoldoende een boodschap te prediken die leidt tot gezondmaking van zieken, zowel lichamelijk als geestelijk. Waar zien we nog gelovigen die van dood levend gemaakt zijn, en zich, ondanks alle gebrokenheid, met Christus verheugen in de Geest?

“Ik sta kritisch tegenover een theologie die redeneert vanuit het instituut en vanuit het sacrament. Ik kijk liever naar wat de Geest op dit moment doet, en daarop wil ik kritisch reflecteren vanuit Schrift en traditie. Ik sta voor een Kerk die levens verandert en impact heeft in deze wereld,” zo reageerde Nullens op Van de Beek.

Oog voor verschillen

Rooms-katholiek mgr. Tjeerd Visser, vicaris-generaal van het bisdom Rotterdam, stelde daartegenover in zijn bijdrage, zowel ex cathedra als tijdens de discussie dat we binnen de Kerk verschillen moeten erkennen. Die verschillen zijn niet maar een feit waar we zomaar overheen moeten stappen om zo snel mogelijk bij elkaar te komen.

“Te zeggen dat we ten diepste hetzelfde geloven is veel te gemakkelijk en in mijn optiek oppervlakkig,” zo stelt Visser met nadruk. De oecumene die deze weg bewandelde, is op sterven na dood. Die verschillen mogen er zijn. Het gaat er in het oecumenisch gesprek meer om dat we elkaar proberen te begrijpen, om zo ons eigen verstaan van wie God voor ons wil zijn in Christus meer diepgang te geven.

“Je hoeft niet samen het Avondmaal te vieren om aan oecumene te doen,” zo is Visser van mening. Ook zonder dat hebben wij veel van de kritiek die we van protestantse zijde kregen, ter harte genomen. Om steeds weer opnieuw te leren, is nodig dat wij open staan voor de ander, en ons bevrijden van alle karikaturen die wij over die ander gevormd hebben. Dat is spannend, omdat wij onszelf daartoe kwetsbaar dienen op te stellen. En dat is spannend.

Hij heeft in zijn functie als vicaris-generaal van het bisdom Rotterdam door de jaren heen al heel wat gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van andere kerken. Maar nooit was hij zo gespannen als in zijn gedachtewisseling met ds. J. M. J. Kieviet, voorzitter van de VPN, over beider visie op het Avondmaal c.q. de eucharistie. In dit sacrament ligt iets op van het hart van beider geloof in Gods genadige vergeving door de kruisdood van Jezus Christus. Maar op een aantal vitale onderdelen van dit sacrament verschillen zij radicaal van opvatting. En beider opvatting stond in dit gesprek van hart tot hart ter discussie – hard tegen hard!

Maar in het eerlijk luisteren naar elkaars diepste overtuigingen en beweegredenen, ontstaat een band, aldus Visser. Die band wordt alleen maar versterkt wanneer we ook gezamenlijk tot God kunnen bidden en Hem vragen om zijn gunst, zowel in het persoonlijke, als in het kerkelijke en politieke leven. “Het gevolg daarvan is dat protestanten met ons meeleden en voor ons baden in de stormen die woedden rond het misbruikschandaal dat de RKK teisterde. Ik vraag me af of wij ook zo vurig gebeden hebben toen onze protestantse broeders in zwaar weer zaten rond de Nashville-verklaring.”

In de band die dan ontstaat, openbaart zich volgens Visser iets van spirituele oecumene: een diep gevoelde verwantschap – ondanks alle verschillen. Hij hoopt dat Rome vanuit die gezindheid daaraan een bijdrage kan leveren. Het ontlokte hem zelfs de volgende – even schertsende als serieuze – opmerking toen Van de Beek zich tegen Nullens en de evangelischen keerde: “Mogelijk dat Rome deze twee hier bij elkaar kan brengen!”

Eenheid rond het Credo

Wat wij, christenen, delen is de Geloofsbelijdenis van Nicea – daarover waren alle deelnemers aan de discussie het roerend eens. Voor Van Vlastuin mochten daar uiteraard de Drie Formulieren van Enigheid nog bij. Nullens miste bij Nicea de aandacht voor het Koninkrijk van God. Maar Van de Beek en Visser zagen in deze belijdenis een brandpunt in hun oecumene – spiritueel of niet.

En ook een ‘orthodoxe’ remonstrant uit Leiden als dr. Eginhard Meijering zag hier perspectieven – niet in het minst omdat deze gezamenlijke belijdenis ons weliswaar hetzelfde laat zeggen, maar ons toestaat daarbij telkens ook onze eigen interpretaties te hebben. Zo is er in de geschiedenis heel veel te doen geweest over God. De traditionele theologie zag God als een onveranderlijke substantie, die in de geschiedenis volgens zijn eeuwige en onveranderlijke besluiten handelt.

De vrijzinnige theologie heeft in dit opzicht een waardevolle correctie voorgesteld: God is geen onveranderlijke substantie, maar een levend subject. God gebruikt ons in deze wereld als middelen in Zijn hand. Die opvatting is voor christenen gefundeerd in de hoop op heil – een heil dat primair bestaat in de vergeving van zonden en de hoop op een eeuwig leven. Daaraan kunnen wij niet werken, wat dit komt bij God vandaan. Het geloof in die beide –vergeving en eeuwig leven– veronderstelt “een God buiten ons, die als levende God op ons wil inwerken en ons in een beweging wil opnemen die leidt tot zijn Koninkrijk,” aldus Meijering.

Van de Beek denkt bij dat Koninkrijk toch vooral aan de kerk –de nieuwe schepping die nu nog slechts een lichtplek is rondom het kruis van Jezus Christus. Nullens ziet daarbij toch veel meer een missionaire beweging die zich, vanuit de vurige belijdenis dat Christus Heer is van ons leven, niet alleen spiritueel, maar ook ethisch uitstrekt tot aan de einden der aarde – ook gewoon op straat.

Daarin zal Van Vlastuin zich herkennen, zij het dat hij zich sterker oriënteert op de komst van het Koninkrijk zoals dat tot uitdrukking komt in een persoonlijk gezinsleven volgens de Scheppingsorde – ongeacht uit welke kerk iemand afkomstig is. Visser heeft een natuurlijke affiniteit met Van de Beek. Maar lijkt daarin toch meer openheid te zoeken richting orthodoxen en evangelischen. En Meijering? Die verenigt de oecumene in eigen persoon. Hoewel al levenslang Remonstrant, is hij gastlid bij de Vrijgemaakten. En als iets de afgelopen jaren is duidelijk geworden, dan is het dat vrijgemaakten en evangelischen het goed met elkaar kunnen vinden.

Belijden én zingen

“Welnu, als we niet hetzelfde kunnen denken over alle dingen,” zo haalde Nullens de woorden van John Wesley aan in zijn brief aan een Rooms-katholiek, “laten we dan tenminste hetzelfde liefhebben.”

Het gaat hier om de oecumene van het hart. Die staat niet los van de belijdenis, zoals ook oud-secretaris van de Gereformeerde Bond, dr. Ir. Jan van der Graaf, in zijn slotwoord benadrukte (voor zijn bijdrage verwijs ik naar het kader bij dit artikel). Maar als de gezamenlijke belijdenis op bepaalde momenten wat moeizaam gestalte krijgt, dan kan het overgaan in gebed, zoals Visser stelde.

Of, zoals Meijering het zei, laten we dan maar samen zingen. En dat is ook waarmee het congres besloten werd. Uitbeijerse had daartoe Lied 476 van Cornelis Rijnsdorp uit het Liedboek voor de Kerken (1973) voorbestemd. Een lied dat duidelijk geïnspireerd is door het Niceanum, met daarin die mooie regels:

Meester, Heer, uw graf kon U niet houden:

heerlijk zijt Gij opgestaan.

Die U als verrezene aanschouwden, baden U verwonderd aan.

Op de berg heb Gij bevel gegeven, en van d’ aarde zegenend verheven zondt Gij op het Pinksterfeest, als in storm en vuur uw Geest.

Mensenzoon tussen de kandelaren,

Wortel Davids, Morgenster, blijf uw kerk vergaderen, bewaren, roep haar van nabij en ver.

Laat de luchters branden van uw klaarheid, maak uw kerk tot pijler van uw waarheid, schuilplaats in de wildernis, huis waarin uw vrede is.

Levensvorst, U loven de geslachten, en tot uw verborgen tijd blijft de bruid uw wederkomst verwachten, ’t einde van haar bange strijd.

Houdt haar waakzaam; die haar, ’t hoofd geheven, uit de hoge heilsverwachting leven, tot zij op de jongste dag, met U triumferen mag.


Van der Graaf: Terug naar Nicea

We moeten vanuit Heidelberg en Dordt terugblikken naar de Vroege Kerk, wil er van belijdende spirituele oecumene sprake kunnen zijn. Dat stelde dr. ir. J. van der Graaf in zijn evaluatie op de conferentie over spirituele oecumene.

De gereformeerde confessies mogen naar zijn oordeel niet worden verzelfstandigd ten opzichte van het Apostolicum en de belijdenissen van Athanasius en Nicea, de drie oecumenische symbolen.

Van der Graaf herinnerde aan wat de vrijgemaakt-gereformeerde emeritus Jochem Douma ooit zei: “Het zal blijven scheuren tot de jongste dag.” Wat Douma hier zei tekent gereformeerd kerkelijk Nederland. Van der Graaf: “De gereformeerde Reformatie is versnipperd. Scheidingen, en zelfs herenigingen, baren steeds weer nieuwe scheidingen. En zeker wanneer ze nog vers zijn, blokkeren ze spirituele oecumene. Nochtans belijden allen te behoren tot de ene heilige algemene ofwel katholieke kerk.”

Hoe zit het dan met ons gemeenschappelijk belijden? Want spirituele oecumene zal toch ook aan het belijden moeten raken. De Drie Formulieren van Enigheid, ofwel van eensgezindheid waarop allen en een ieder in gereformeerd kerkelijk Nederland zich beroepen -en ik doe dat ook van harte- blijken niet kerkverenigend te werken.

Die gereformeerde confessies verwoorden naar mijn oordeel adequaat de Bijbelse spiritualiteit, met bijzondere aandacht ook voor de werkingen van de Heilige Geest, de Spiritus Sanctus, Die gemeenschap der heiligen uitwerkt. Ze hebben ook een afsnoerende functie naar ketterijen en ontsporingen in de voor-reformatorische tijd. Maar feit is bovendien dat ze ook afsnoerend zijn naar de meeste denominaties van de wereldchristenheid.

Het was volgens Van der Graaf een goede greep van de Nationale Synode dat de belijdenis van Nicea als basis werd gekozen. Hij was zeer geraakt door het krachtige appèl op Nicea, dat prof. Van de Beek deed op de afsluitende bijeenkomst van de Nationale Synode, in mei dit jaar. “Ik geloof in één God… En in één Heere Jezus Christus… En in één heilige algemene christelijke kerk.” Hoe kan de kerk dan zo versplinterd zijn?

Van der Graaf proefde achter de conferentie over spirituele oecumene een sterk verlangen naar (meer) geestelijke eenheid. “Er ligt een dik boek voor ons, waarin een waaier van stromingen present is, met ecclesiologisch gezien tal van tussenschotjes, hoewel met vensters. Niet eerder werd spirituele oecumene zo breed en grondig doordacht.”

De conferentie leerde volgens hem dat christenen qua confessie verschillen maar spiritueel verbonden zijn. “De diepgaande secularisatie vandaag doet meer en meer ervaren dat we samen in de storm staan. Er zijn thema’s genoeg om samen in één Geest de hand aan de ploeg te slaan.”

Aan het eind van Nicea wordt beleden: “Ik geloof één doop tot vergeving der zonden”, waarna de belijdenis aangaande de opstanding der doden het eeuwige leven volgt. Van der Graaf, met stemverheffing: “We zijn gedoopt!”

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2019

Protestants Nederland | 24 Pagina's

De Kerk In Het Spanningsveld Van Geest En Instituut

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2019

Protestants Nederland | 24 Pagina's