Getuigenis van 1971: Opzienbarend Protest Tegen Revolutiegeest in de Kerk
Enige nog levende ondertekenaar van der graaf blikt terug op bewogen tijden
Revolutie in de kerk. Dat was het vijftig jaar geleden in de Nederlandse Hervormde Kerk. De maatschappijkritische theologie voerde al jaren de boventoon. Het antwoord was een even revolutionair protest in het Getuigenis van 1971. “Het gíng ergens over”, zegt de nog enige levende ondertekenaar van het spraakmakend manifest, dr. ir. Jan van der Graaf.
In 1951 kreeg de Nederlandse Hervormde Kerk officieel haar nieuwe Kerkorde. Zij was daarmee eindelijk bevrijd van de knellende banden van de staat, die haar sinds 1816 (de totstandkoming van het Algemeen Reglement) belette om vrij en onafhankelijk van de overheid kerk te zijn. Het was een bijzonder moment in de geschiedenis van deze kerk, die zich na de oorlog van haar roeping bewust werd om het Evangelie in het geheel van de natie uit te dragen. De kerk keerde zich naar deze wereld, die in een morele en geestelijke crisis verkeerde als gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Ook werden de kiemen van de secularisatie en geloofsafval al zichtbaar in kerk en samenleving.
In artikel VIII (“Van het apostolaat der Kerk”) van de Hervormde Kerk lezen we dat de kerk zich als “Christusbelijdende geloofsge-meenschap” wilde inzetten voor de “kerstening van het volksleven in de zin der Reformatie”. Deze terminologie verraadt duidelijk de invloed van de theocratische theoloog Ph. J. Hoedemaker. Het gaat in de theocratie niet alleen om de doorwerking van Gods Woord in de kerk, maar ook in de samenleving. Theocratie is een ellips, zo gebruikte A. A. van Ruler als beeld, waarbij kerk en staat -ieder op zijn eigen wijze en met zijn eigen doel-dienstbaar zijn aan de doorwerking van Gods Woord. Terecht heeft de voormalige secretaris-generaal van de Hervormde Kerk, dr. K. Blei, gesproken van een “scheut theocratiedenken” dat in het hervormde apostolaatsdenken verborgen zit. Dat had zijns inziens niets te maken met kerkelijke pretenties, maar met het belijden van het Koninkrijk van God.
In de zogenaamde Doorbraak-beweging werd de christelijke partij-vorming na de oorlog afgezworen en werd het de opdracht van de christenen om midden in de wereld het Evangelie in praktijk te brengen. Befaamd was de opvatting van de zendingstheoloog J.C. Hoekendijk, die vond dat de kerk ‘binnenste buiten’ moest. In de lijn van Karl Barth benadrukten christenen de heerschappij van Jezus Christus over kerk en staat, waarbij de kerk het geheim van de staat doorgrondde en haar in dienst nam van het Koninkrijk van God.
Politiek heil
Maar hoe werkte deze nieuwe blikrichting naar de wereld uit? Het apostolaire elan van de na-oorlogse kerk ontwikkelde zich in de praktijk in een richting van een steeds meer politiek spreken van de kerk. Er was sprake van een verhorizontalisering en vermaatschappelijking van kerk en theologie.
Het protest tegen deze ontwikkelingen begon met een Open Brief van dr. W. Aalders in 1967, aangeduid als de ‘brief van de 24’, omdat die mede ondertekend was door 23 theologen uit de Gereformeerde Bond en de Confessionele Vereniging, naast Aalders als opsteller. Van der Graaf: “Aalders was fervent anti-Barth. De Amsterdamse dogmaticus G. C. van Niftrik, die de theologie van Karl Barth mede had geïntroduceerd in Nederland, had kritisch gereageerd op de Open Brief. Hij zag Barth als de grote meester. Maar Van Niftrik veranderde ingrijpend. Hij zei tegen mij letterlijk: als ik zie wat de epigonen van Barth ervan gemaakt hebben, dan begrijp je dat ik kritischer ben gaan staan tegenover de grote meester. En tegen Aalders zei hij dat hij het ten aanzien van diens Open Brief verkeerd had gezien. Volgelingen van Barth waren terecht gekomen in een maatschappijkritische theologie, zoals bijvoorbeeld tot uiting komend in de beweging van christenen voor het socialisme.”
Eerste ontmoetingen
Van der Graaf was in 1966 in het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond gekomen. “Ik werd rond 1970 benaderd door Van Niftrik. Hij had met Van Ruler een gesprek gehad over de zorgelijke toestand in de kerk en de maatschappijkritische theologie die zich toen breed maakte in de kerk. Van Ruler zei letterlijk tegen Van Niftrik: wat jij nu verteld hebt, hadden we eigenlijk op een bandrecorder moeten hebben, want dit is een getuigenis.”
Van Niftrik heeft uiteindelijk dit getuigenis opgesteld waarna hij vijf mensen erbij heeft uitgenodigd, te weten dr. W. Aalders, prof. dr. G.P. van Itterzon, mevr. J. A. Van Ruler-Amelink (die in plaats van Van Ruler kwam die op 15 december 1970 aan een hartstilstand was overleden), prof. dr. H. Jonker en ir. J. van der Graaf.
Van der Graaf, terugkijkend: “We hebben prachtige bijeenkomsten gehad bij Jonker en Van Ruler thuis, hoogwaardige vergaderingen om het meeste bij Van Ruler. Het waren nooit meer te vergeten. Ik zat daar tussen vier vermaarde theologen maar ik heb daar toch een mooie inbreng mogen en kunnen hebben, vooral op het punt van de verzoening, met name de reikwijdte en het effect ervan.”
Vlammend protest
Na ettelijke gesprekken kwam het Getuigenis op 7 oktober 1971 in de kerkelijke pers, mede ondertekend door vertegenwoordigers van de Gereformeerde Bond, de Confessionele Vereniging, de Vrienden van Kohlbrugge en de hoogleraren J.N. Bakhuizen van den Brink, G. de Ru en Th. C. Vriezen.
Het Getuigenis was een vlammend protest tegen het opgaan van het Evangelie in medemenselijkheid en de verpolitisering van het leerstuk van de verzoening, zo lezen we. Het document spreekt van een geloofscrisis. Nog nooit in de geschiedenis van de christelijke kerk is het geloof zo vereenzelvigd met een ideologie.
Kerk en theologie hebben zich afgewend van het belijden van de kerk van alle eeuwen. Religie en geloofsworsteling worden als een overwonnen zaak beschouwd, bekommernis om het persoonlijk heil als een vorm van zelfzucht. Alles wat bovenwerelds is wordt verworpen als overwonnen Grieks-dualistisch denken. Het Evangelie wordt op deze manier geabsorbeerd door de geschiedenis en het Evangelie mondt uit in het Koninkrijk van God. Het Evangelie verbastert tot een verwereldlijkt messianisme met sterke wederdoperse trekken.
Het Getuigenis benadrukt dat de Opstanding van Christus een goddelijk heilsfeit is en geen zaak van “politieke en maatschappelijke geëngageerdheid.” Het christelijk geloof is in de eerste plaats een persoonlijke zaak van wedergeboorte, geloof en bekering. De zonde is primair een zaak van het menselijk hart. Maatschappelijke en politieke problemen kunnen alleen opgelost worden als de mens persoonlijk door Christus gegrepen en vernieuwd wordt. Het Getuigenis komt in het “huidige tijdsgewricht” op voor het Bijbelse recht van een persoonlijk gerichte prediking. De kerken lopen leeg niet omdat de prediking zo orthodox en onverstaanbaar is, maar omdat de prediking zich “alléén en uitsluitend” met de problemen van onze tijd bezighoudt. Aan de andere kant verwerpt het Getuigenis ook een orthodoxie, die eenzijdig het accent legt op het dogma van de rechtvaardiging en de heiliging van het leven min of meer verwaarloost.
Er stak een enorme storm op na publicatie van dit manifest. Vele reacties volgden, waaronder tienduizenden adhesiebetuigingen, talloze artikelen en (forum)gesprekken, voor de radio en televisie. Prof. C. Veenhof (Kampen) vergeleek het Getuigenis met de Barmer Thesen. “De situatie in de kerk lijkt ook veel op die van de Duitse kerk in de jaren dertig.”
Dat waren nog eens tijden, zo verzucht Van der Graaf in een terugblik. “Ik fungeerde als secretaris die de administratie verzorgde en de correspondentie voerde. Er zijn toen nachten geweest dat ik niet uit de kleren geweest ben om alles te verwerken. Ik moest lezingen houden in den lande, zoals in Groningen bij de Groninger godgeleerden. Ik heb daar in Groningen een heftige avond meegemaakt, waarin prof. Knetsch fulmineerde tegen het Getuigenis. Het spande geweldig in de kerk. De studentenpredikanten Karel Deurloo en Nico Bouhuis spotten: “In de ark naar de kark, zei de dominee”, omdat het Getuigenis de kerk had vergeleken met de ark van Noach.”
Er volgt een vertaling van het Getuigenis in het Duits, Engels en Spaans. Maar er was ook fikse kritiek op “de hoogmoedige en onverdraagzame mentaliteit, die het Evangelie verbastert tot een concordantie op dogmatische a-priori’s”, zo liet iemand weten. De Amsterdamse predikant dr. J.J. Buskes hekelde de “privatisering” van het geloof in het Getuigenis. Een a-politieke prediking heeft in de geschiedenis volgens hem altijd gefunctioneerd als een sanctionering van het bestaande. Het Getuigenis peilde naar zijn mening de geloofscrisis van de kerk niet wezenlijk.
Een aantal theologen uit het brede midden van de kerk reageerde met een Open Brief, waarin zij zich beriepen op Karl Barth en expliciet aandacht vroegen voor de actuele politieke en maatschappelijke problemen in die tijd, zoals in Zuid-Afrika en Vietnam.
Synode
Op 6 november 1971 kwamen in de Domkerk 1300 ambtsdragers en andere belangstellenden bijeen. Die dag was een getuigenis op zichzelf, zegt Van der Graaf in zijn boek Het Getuigenis. Motief en effect (1973). Er werd een telegram gestuurd naar het moderamen van de hervormde synode, die van 15 tot 17 november gehouden zou worden.
Van der Graaf over de synode die hij bezocht: “Secretaris-generaal ds. F. H. Landsman was in vreze en beven. Hij verkeerde in grote spanning: wat komen jullie vertellen?, vroeg hij. Het regende reacties op de synode. Zelfs het synodelid ds. J. C. Delbeek te Hardegarijp, afkomstig uit het midden van de kerk, gaf een buitengewoon getuigenis.
De hele synode viel toen stil, het was het beste wat er eigenlijk toen gezegd werd.”
De synode sprak unaniem uit dat zij met “erkentelijkheid” geluisterd heeft naar het Getuigenis. Zij hoorde de grote bewogenheid, de geestelijke nood en onzekerheid in de kerk. Enerzijds diende elke vereenzelviging van welke ideologie ook met het Evangelie volgens haar afgewezen te worden maar anderzijds is er een onlosmakelijk verband tussen geloof en politieke verantwoordelijkheid.
De nood opgelegd
Dr. A. Noordegraaf heeft gezegd dat het Getuigenis niet bleef steken in een negatieve beoordeling van allerlei verschijnselen op het kerkelijk erf, maar positief wilde getuigen en belijden. Het Getuigenis wil gelezen worden als pleidooi voor een belijdende kerk, het roept heel de kerk terug tot een bijbels-reformatorisch reveil. Hij zegt zelfs dat polarisatie niet te vermijden is als het gaat om de belijdenis aangaande Jezus Chris-tus en het gezag van het Woord van God in de kerk.
Van der Graaf vergelijkt het Getuigenis met klassieken als Groen van Prinsterers Ongeloof en Revolutie en Da Costa’s Bezwaren tegen de geest der eeuw. Hij heeft in zijn boek In de Mozes en Aäronstraat (1976) een pleidooi gevoerd voor de apostolaats- en kersteningsgedachte van de Nederlandse Hervormde Kerk, echter niet te verstaan als revolutionaire vernieuwing van maatschappelijke structuren, maar verbonden met de gerechtigheid van Christus als wortel van alle humaniteit en gerechtigheid.
De nood was opgelegd, zo zegt Van der Graaf in een terugblik. “Van Niftrik is er op 25 oktober 1972 aan overleden. Ik stond samen met Van Itterzon bij zijn kist, die gesloten was. Hij is echt bezweken aan het geweld dat op hem loskwam. Hij kreeg van zijn oud-leerlingen enorm veel kritiek. Het was een bewogen tijd. Zoals Van Niftrik de synode toesprak: naar uw tenten, o Israël! Zijn woorden klonken als van een profeet.”
Het Getuigenis heeft effect gehad en is gezegend geworden, zo is Van der Graafs overtuiging. Er was voor het eerst na jaren in de synode weer een indringend gesprek over het belijden op gang gebracht. Prof. A.F.N. Lekkerkerker noemde de synodevergadering de belangrijkste sinds de invoering van de hervormde kerkorde: op grondige wijze werd gesproken over het geheel van het belijden.
Termen als apostolaat en herkerstening zijn in de huidige kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland inmiddels verdwenen, dit vanwege de te hoge pretenties van de kerk die ermee gesuggereerd worden.
Van der Graaf: “Die sterke polarisatie is verdwenen. De maatschappijkritische theologie is een zachte dood gestorven. Er is niets meer van over. Er waren ettelijke mensen die later schuld over hun verzet tegen het Getuigenis hebben beleden, zoals dominee J.E.L. Brummelkamp in Middelburg. Ook anderen hebben dat laten weten: we hebben met onze brede maatschappelijke activiteiten en acties de afzonderlijke mens over het hoofd gezien. Die kreeg geen voedsel meer onder de preken.”
Het Getuigenis bond ook samen. Er werd unaniem instemming mee betuigd tijdens een vergadering van het Contact Orgaan van de Gereformeerde Gezindte (COGG) waarin zes verschillende kerken participeerden. Ds. J.H. Velema merkte op dat het Getuigenis geestelijk samenbindend heeft gewerkt en dwarsverbindingen tussen de kerken buitengewoon heeft bevorderd.
Van der Graaf: “Er werden accolades geslagen om de gereformeerde gezindte. De Gereformeerde Sociale Academie in Ede werd opgericht, als reactie op het revolutionaire kerkelijk vormingsinstituut De Horst in Driebergen. Er vond een brede geldinzameling plaats voor de Sociale Academie. Ik sprak hiervoor op de toogdag van de Jeugdbond van de Gereformeerde Gemeenten. Met de vrijgemaakte hoogleraar J. Douma heb ik een bijeenkomst gehad in Eindhoven. Hij noemde mij daar voor het eerst “broeder”.”
Terugkijkend naar vijftig jaar geleden krijgt Van der Graaf het weer “warm om het hart” als hij zich herinnert hoe hij met de initiatiefnemers ten huize van Van Ruler over de voorbereiding op het Getuigenis gesproken heeft. “Nu zou het niet meer kunnen, die accolade in de brede gereformeerde gezindte. De meeste christenen hebben zich teruggetrokken in de eigen bubbel. De Utrechtse theoloog Hans van der Knijff zei in een van zijn laatste artikelen: het moet in de kerk weer eens gaan knetteren. Het kan in de kerk ook heel gezapig worden, in de zin van: we moeten elkaar accepte-ren en respecteren. Maar dan gaat de scherpte eruit. Je moet echter wel weten hoe en waar je de strijd voert, want die kan ook gaan over ondergeschikte punten. Dat was niet het geval met het Getuigenis. Het ging daar om het hart van het kerk zijn, de kern van de verzoening.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2021
Protestants Nederland | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2021
Protestants Nederland | 36 Pagina's