Water wordt wijn
Jezus zeide tot hen: Vult de watervaten met water. En zij vulden ze tot boven toe. (Johannes 2 vers 7)
Jezus gebiedt de dienaren zes watervaten te vullen. Dat is veel werk, maar lijkt zinloos. Water halen terwijl er wijn nodig is. Zal het bruidspaar te Kana daarmee geholpen zijn? Inderdaad, op zichzelf is dit de oplossing niet, maar... het is Jezus Die het hun gebiedt. De dienaren gehoorzamen onvoorwaardelijk, al begrijpen ze er niets van – de Heere heeft een gewillig volk op de dag van Zijn heirkracht.
De dienaren rusten niet eer al de zes vaten gevuld zijn. Een mens kan vol ijver beginnen te doen wat Jezus zegt, maar is tot allerlei dwaasheid in staat. Hier is echter de genade van de volharding. Johannes weet het zich –zestig jaar later– nog goed te herinneren: watervaten gevuld tot boven toe, zodat het licht in het water weerspiegelt.
Volle watervaten, zes stuks, maar... géén wijn. Is dit nu de weg? Is dit nu de weg om uit de nood te geraken? Dat is gebleken. De Heere werkt door contrasten. Hij breekt alles van de mens af om hem te gronden op de Rotssteen des heils. Hij geselt een iegelijken zoon die Hij aanneemt. Uit de duisternis brengt Hij licht voort en gebruikt slijk om blindheid weg te nemen. Daarvan heeft de Kerk beleden: „Want wij die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus’ wil, opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden” (2 Kor. 4:1).
Het dwaze Gods is wijzer dan de mensen, ook toen ’s Vaders Knecht gehoorzaam was tot de kruisdood toe. Hij heeft gewillig alle gerechtigheid vervuld. Het dwaze Gods is wijzer dan de mensen, ook toen Jezus de watervaten liet vullen. Maar dan zal Hij ook niet langer wachten Zijn heerlijkheid te openbaren.
Gezegend de gehuwden aan wie Hij Zijn hulp en bijstand bewijst, ook wanneer zij dat allerminst verwachten. Jezus maakt van water de beste wijn. Ja wat meer is, Hij reinigt en vernieuwt een verdorven zondaar tot een gezaligd zondaar. Welgelukzalig de mens die Hem mag kennen door een waar geloof (Joh. 2:11b). „Och, dat ik klaar en onderscheiden zag, hoe ’k mij naar Uw bevelen moet gedragen...”
tekst: DS. C. HOGCHEM, AALBURG
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 oktober 2019
Terdege | 156 Pagina's