Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verzet tegen het werk van de Heilige Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verzet tegen het werk van de Heilige Geest

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Het weerstaan van de Geest

Het weerstaan van de Heilige Geest wordt door Stefanus genoemd in zijn rede voor het Sanhedrin. Stefanus, die vol van de Heilige Geest was heeft een lange rede uitgesproken tot zijn verdediging voor de Joodse Raad. Deze mannen van de Hoge Raad worden door Stefanus niet behandeld met pluimstrijkende woorden. Hij heeft de raadsheren van het Sanhedrin niet gespaard. Door de kracht en het licht van de Heilige Geest heeft deze diaken vanuit de geschiedenis laten zien hoe Israël van ouds af allen heeft verworpen die tot hen waren gezonden. Wie van de profeten hebt gij niet vervolgd? En tenslotte hebben zij de Messias Die door de profeten aangekondigd was, gedood. Jozef hebben zij verkocht, Mozes werd door Israël verworpen, de profeten werden gedood en Christus is door hen gekruisigd. In diepe verontwaardiging roept Stefanus hen toe: ij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij wederstaat altijd de Heilige Geest, gelijk uw vaders, alzo ook gij (Hand. 7:51).

Het weerstaan van de Geest is het verwerpen van het Woord, waardoor de Heilige Geest mensen overtuigt dat de leer van Christus de rechte zaligmakende leer is, en evenwel staat gij Dezelve altijd tegen (Kanttekeningen). Ook Stefanus is gevangen genomen omdat hij sprak met wijsheid door de Geest. Zij hebben gezegd dat hij lasterlijke woorden tegen Mozes en God gesproken had, tegen de heilige plaats en de wet (Hand. 6:11, 13). Dat Woord mocht niet gesproken worden. Het moest van de wereld weg. De apostelen moesten zwijgen. De Naam van Jezus mocht niet genoemd en gepredikt worden. Daarin weerstonden zij de Heilige Geest. Zij waren onbesneden van hart en oren. Het waren wel besneden mensen, maar zij hadden nog hun oude, onvernieuwde hart. Zij verstonden het Woord des levens niet, hun oren waren onbesneden. Zij hebben zich aan dat Woord gestoten en geërgerd. Daarom hebben zij het Woord dat tot hen gezonden werd, verworpen en de dienaren van het evangelie gegrepen en gevangen gezet.

De vrucht van de preek van Stefanus is niet dat zij verslagen werden in het hart (Hand. 2:37), zoals de mannen in Jeruzalem op de Pinksterdag, maar dat hun harten berstten en zij met de tanden knersten tegen hem (Hand. 7:54). Wat een onderscheid is er. De één staat onmiddelijk in de brand en leeft zijn vijandschap uit, de ander ontvangt een gebroken hart. Een hart dat doorstoken, doorpriemd is. Verwond door het zwaard van Christus' liefde. De mensen vragen na de preek van Petrus in radeloosheid: Wat zullen wij doen man- nen broeders? ". Wat een zegen! Zij weten het niet meer. Zij zijn radeloos. Wat een zegen, als een mens niet in verzet komt, maar buigen mag onder het Woord. En het was toch een scherpe schuldprediking van de apostel. Het was beslist niet een sparende prediking van Petrus geweest. Hij heeft gezegd; "Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israels, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die gij gekruist hebt" (Hand. 2:36). En zij werden verslagen in het hart. Oren werden besneden en harten werden besneden. Wat is dat nodig! Anders verzetten wij ons tegen de prediking van het evangelie. Gijlieden weerstaat altijd de Heilige Geest. Wij blijven ons verzetten tot de dood toe.

Toen alles wat Mijn almacht wrocht, Hen niet bewoog om Mij te vrezen. Ps. 95:5.

Dan is het resultaat van de prediking zoals dat in Jeruzalem was bij het Sanhedrin, namelijk dat hun harten berstten. De vrucht is in dat geval dat de vijandschap overloopt en uitbreekt. Een verslagen hart of een gebarsten hart. Wat is het onderscheid eeuwig groot! Het één is vrucht van genade. Het ander van ons natuurlijk vijandig hart.

Hoe is het bij u? Gelukkig als wij hebben leren buigen onder het Woord, schuldverslagen en veroordeeld in onszelf, en wanneer wij de Christus in het Woord hebben mogen ontmoeten. Het is van tweeën één: verzet of overgave. Weerstaan of buigen. Eén van de twee. Een derde weg is er niet.

Het bedroeven van de Geest

In het Nieuwe Testament wordt het bedroeven van de Heilige Geest genoemd door de apostel Paulus in Efeze 4:30: En bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door Welke gij verzegeld zijt tot de dag der verlossing". Dat wil zeggen dat wij alleen in deze plaats het woord "bedroeven" tegenkomen. De zaak die er mee wordt aangeduid, treffen we in de hele Schrift aan.

De vraag is wat wij hieronder moeten verstaan. Wat is het bedroeven van de Heilige Geest eigenlijk? De kanttekeningen op Efeze 4:30 schrijven:

Een wijze van spreken bij gelijkenis uit Jesaja 63:10, waardoor te kennen gegeven wordt dat de Geest Gods Die in ons woont, door dergelijke zonden, waar Hij een afkeer van heeft. Zijn vriendelijke werking in ons verduistert en in plaats van Zijn liefde ons Zijn gramschap laat gevoelen (gelijk een vader een droevig aangezicht aantrekt over zijn kinderen, wanneer zij in zijn tegenwoordigheid kwaad doen, en in plaats van zijn vriendschap te bewijzen hen, hoewel ongaarne, moet straffen), waaruit ook een bedroefd gemoed rijst in de gelovigen, en de zekerheid van hun zaligheid verduistert (Ps. 6:2; 31:10, 11).

Het is altijd nodig om op het verband te letten waarin zulke woorden worden gebruikt. Een dergelijke vermaning staat nooit zo maar los op zichzelf Zo ook hier.

De gemeente van Efeze wordt door Paulus vermaand. Hij heeft reeds vermaand om niet te stelen maar te arbeiden, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mee te delen degene die nood heeft. Een vermaning tot getrouwe arbeid en (let daarop) zo te komen tot leniging van de nood van de naaste. Dat is iets om over na te denken, wat de Heere hier als arbeidsdoel in Zijn Woord noemt. Opdat wij hebben mede te delen dengene, die nood heeft, schrijft de apostel. Ik denk dat op het ogenblik, in ons tijdsgewricht het doel van het werken en streven daar zo ver vanaf is. Het is beslist geen overbodige vermaning. Ook de volgende niet, waarin Paulus de gemeente waarschuwt om in het taalgebruik en in de gesprekken niet de eerbaarheid of zedigheid te kwetsen. "Geen vuile rede ga uit uw mond, maar zo er enige goede rede is tot nuttige stichting, opdat zij genade geve dien, die dezelve horen" (vs. 29). Het is ook geen overtollige zaak in onze tijd om naar de vermaning van de apostel te luisteren en erop te letten hoe wij onze gesprekken vullen en welke onderwerpen we aansnijden. Jonge mensen, maar ook de ouderen, wordt voorgehouden zorgvuldig te zijn in het spreken ten aanzien van wat en hoe zij spreken. Geen vuile rede ga uit uw mond. Een vreemde vermaning in deze tegenwoordige wereld die in geschrifte en door het woord over radio en televisie, openlijk of bedekt, sexuele zonden verheerlijkt. En dan volgt de vermaning: En bedroeft de Heilige Geest van God niet.

Na deze vermaning schrijft Paulus: "Alle bitterheid, en toornigheid, en gramschap, en geroep, en lastering, zij van u geweerd, met alle boosheid" (vs. 31).

Wij weten nu dat de vermaning omtrent het bedroeven van de Heilige Geest Gods staat tussen de vermaningen omtrent woorden die gesproken worden, en waardoor gezondigd wordt. Vuile woorden en woorden door boosheid, uit ongeremde drift gesproken. Het kan verhelderend zijn om te weten dat in het Oude Testament eenmaal wordt geschreven over het bedroeven van de Geest in Jesaja 63:10: Maar zij zijn wederspannig geworden, en hebben Zijn Heilige Geest smarten aangedaan; daarom is Hij hun in een vijand verkeerd; Hij zelfheeft tegen hen gestreden".

Jesaja schrijft in die plaats over de kinderen Israels in de woestijn. Met name over de geschiedenis die wij in Numeri 14:11 lezen. Het volk wilde Mozes en Aaron stenigen, nadat de tien verspieders een kwaad gerucht van het land hadden voortgebracht. Zij hebben geweend en gezegd: aarom zijn wij niet in deze woestijn gestorven. Zij hebben gesuggereerd om terug te keren naar Egypte. Zij willen een ander hoofd benoemen die hen een leidsman zou zijn. Zij begeren terug te keren naar het diensthuis. Terug naar het land waaruit de Heere hen verlost had. Zij onttrekken zich aan de leiding waarmee de Heere hen door de woestijn leidde. Zij hebben Zijn Heilige Geest smarten aangedaan. Zo zegt ook Paulus eigenlijk tot de gemeente van Efeze, die uit het heidendom ontstaan was door barmhartigheid van God, dat zij niet opnieuw medegenoten van de kinderen der ongehoorzaamheid moeten worden, over wie de toorn van God komt. Het is nu wel zo ongeveer duidelijk aan het worden wat het bedroeven door de Geest is. Door de Geest zijn de kinderen van God afgezonderd. Zij dragen het stempel van de Geest. Zij zijn gekenmerkt. Comrie gebruikt in de eigenschappen des zaligmakenden geloofs het voorbeeld van een koopmansschip waarin allerlei stukgoederen geladen waren, met bestemmingen in de vreemde. Elk pak moet voorzien zijn van de naam van de eigenaar aan wie dit stukgoed gezonden wordt. Bij het uitladen van het schip wordt elk pak herkend. De Geest stempelt de kinderen Gods. Hij verlost van het diensthuis van de zonde. De Heere verlost Zijn kinderen niet tot zondedienst, maar tot dienst van Hem. Wanneer zij in zonden leven waarvan de Geest een afkeer heeft en waardoor Zijn werking in ons verduisterd wordt, dan wordt de Geest bedroefd. Of, zoals Jesaja schrijft, dan worden Hem smarten aangedaan.

Bedroeven of smarten aandoen zijn mensvormige uitdrukkingen. Niet dat God droefheid kan kennen of smarten kan lijden. God is volmaakt. Bij wijze van spreken zegt de Schrift dit. Om iets duidelijk te maken aan ons mensen, daalt de Heere soms in zulke uitdrukkingen tot ons neer in Zijn spreken. Hij buigt Zich neer tot ons niveau van begrijpen. Zo ook hier. Bedroeven kunnen wij alleen degenen, die ons liefhebben. Een moederhart weet wat bedroeven is. Of een vaderhart, dat smarten kent omdat het de zoon liefheeft, die het huis uitgaat en naar een vergelegen land reist, om daar zich uit te leven. Het werk van de Heilige Geest is een werk van liefde. De Heiligmaking van Zijn volk is het liefdeswerk van de Geest. Waar dat werk wordt verduisterd door de zonden, waarvan de Geest een afkeer heeft, wordt de Geest bedroefd, worden Hem smarten aangedaan. Het is in feite een willen terugkeren naar het diensthuis. Het is een zich willen onttrekken aan Zijn leiding. Kinderen van God worden medegenoten der heidenen.

Dat bedroeven van de Geest wordt ervaren doordat Hij Zijn werking in ons verduistert. Wij gaan het donker in. In plaats van Zijn liefde en nabijheid, laat Hij ons Zijn gramschap gevoelen. Daardoor is het licht en de troost van de genade weg. De blijdschap van het heil is weg. Wij moeten dit goed verstaan. Niet dat de Heilige Geest is weggegaan. Want Hij zal in hen zijn en bij hen blijven in der eeuwigheid. De genadegiften en de roeping van God zijn onberouwelijk. Maar wel zijn de troost, het licht en de blijdschap weg. Wij lezen in Psalm 51, de boetepsalm van Koning David, nadat hij overspel bedreven had en Uria had laten doden, dat hij bidt: eef mij weder de vreugde Uws heils" (Ps. 51:14). Hij is de vreugde van het heil kwijt, niet het heil zelf. Want direct hiervoor heeft hij gebeden: Neem Uw Heilige Geest niet van mij" (vs. 13). Hij bidt niet: Geef mij Uw Heilige Geest weder". Nee, koning David bidt: Neem Uw Geest niet van mij". Hij is dus de Heilige Geest als Inwoner niet kwijt, maar wel de blijdschap, de vreugde in God en Zijn zaligheid door de Geest. Bovendien lezen we in een ander boetepsalm. Psalm 32, van de ellende die hij heeft ondervonden, toen hij zijn schuld aan God niet beleden had. En niet alleen de vreugde, maar ook de zekerheid van het heil is daarmee weg. Een leven in de zonde kan nooit gepaard gaan met de zekerheid van het heil. En vanzelf zullen wij in ons hart altijd genoeg vinden om ons daarover te verootmoedigen in het licht van het Woord en van de Heilige Geest. Maar hier gaat het om het leven in openbare zonden, zoals wij gezien hebben uit de vermaningen van de apostel. Daardoor wordt het werk van de Heilige Geest verdonkerd. Niet onopgemerkt moet blijven dat Paulus de Geest noemt: e Heilige Geest Gods. Of - zo wij het letterlijk willen vertalen - de Geest, de Heilige, van God. Hier valt dus sterk de nadruk op Zijn heiligheid. De nadruk valt zowel op Zijn majesteit als op Zijn heiligende kracht. Hij is heilig, niet alleen omdat Hij vlekkeloos zondeloos in Zichzelf is, maar ook als de ware Bron van heiligheid voor allen in wier harten Hij wil wonen.

Het is dus geen geringe zaak om de Geest te bedroeven. Wat kunnen de kinderen van God zich daarmee een schade berokkenen. Het neemt de kracht van de kerk weg. Er gaat niets meer vanuit. Zij zijn geen lichtend licht en geen zoutend zout. De kerk Gods is beslist geen stad op een berg of een licht op een kandelaar. Het duister van de wereld trekt over de kerk heen. Geen overbodige vermaning van de apostel dus. Maar een indringende oproep: Bedroeft de Heilige Geest van God niet!

Moerkapelle

ds. D. Rietdijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1991

De Saambinder | 12 Pagina's

Verzet tegen het werk van de Heilige Geest

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1991

De Saambinder | 12 Pagina's