Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. N. H. BEVERSLUIS 1850 - 1931

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. N. H. BEVERSLUIS 1850 - 1931

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het behaagde den Heere Zondagmiddag 5 Juli l.l. des namiddags te kwart over twaalf tot Zich te nemen Zijn dienstknecht Ds. N. H. Beversluis.

Geboren te Nieuw-Beijerland 1 Februari 1850 mocht hij den leeftijd der zeer sterken bereiken, hoewel hij lange jaren een zwak lichaam omdroeg.
Reeds als kind had hij diepe indrukken van de noodzakelijkheid der waarachtige bekeering en betoonde hij grooten eerbied voor Gods Woord en volk. Als Gods volk hem aansprak was hij dikwijls zeer aangedaan. Vooral het woord van Ds. Ledeboer, die te Nieuw-Beijerland kwam preeken, maakte diepen indruk op Beversluis' jeugdig gemoed. In 1870 werd hij in militairen dienst geroepen, doch weldra keurde men hem af wegens bloedspuwingen. Deze herhaalden zich in hevige mate korten tijd na Zijn huwelijk. Zijn vak mocht hij naar 's dokters oordeel niet meer uitoefenen. Weder opgesterkt, besloot Beversluis, om in den nood van zijn gezin te voorzien, agent van politie te worden. Negen maanden was hij als zoodanig werkzaam te Schiedam; daarna op Rozenburg en later te Geervliet. Door zijn broer geholpen, die onderwijzer te Spijkenisse was, legde hij spoedig het onderwijzersexamen af. Herkingen benoemde hem. Te Vlaardingen, waarheen hij een benoeming aanvaard had, behaalde Beversluis de hoofdakte. Solliciteeren durfde hij echter niet, omdat hij een verhuizing niet kon bekostigen. Een modern reeder in Vlaardingen dit van een onderwijzer vernemend, bood toen geld aan, alleen dan terug te betalen, als Beversluis het zou kunnen missen. Te Rijswijk in Noord-Brabant werd Beversluis in 1889 hoofd. Het begon hem echter een steeds zwaardere last te worden, dat hij de kinderen van het eene noodige niet spreken mocht.
De kerk werd hem afgestaan om Zondagschool te houden. Maar ziet, niet alleen kinderen kwamen; ook volwassenen wilden gaarne het onderwijs van den boven-meester volgen. Door de ringpredikanten werden echter weldra bezwaren ingebracht.
In Augustus 1891 heeft Beversluis zijn eerste oefening gehouden te Nieuw-Beijerland over Joh. 10:28: „En Ik geef hun het eeuwige leven en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal ze uit Mijn hand rukken". Zijn ambt als hoofd der school heeft Beversluis toen neergelegd. Het werd hem in de openbare school te bang. De gemeenten van Ledeboer begeerden hem. Geen Zondag was hij meer vrij. Hij vestigde zich metterwoon te Middelburg, waar hij elke twee maanden eens voor Ds. D. Janse optrad. Andere Zondagen diende hij onderscheidene gemeenten.
Intusschen had de Heere nog een voorganger verwekt. Ds. Boone was krachtdadig in het hart gegrepen en sprak ook in de gemeenten. De drang kwam op, om beide oefenaars tot het leeraarsambt te beroepen. Zelf deelt Ds. Bever-sluis dienaangaande in zijn boekje: Ds. L. G. C. Ledeboer en zijne gemeenten" het volgende mede:
„Nadat op eenige achtereenvolgende vergaderingen veel en breedvoerig hierover gesproken was, is men tot het besluit gekomen een commissie te benoemen, die de twee oefenaars moest onderzoeken. Deze commissie is op den 27sten October 1897 te Krabberdijke saamgekomen en heeft daar de beide mannen onderzocht. Het eenparig besluit dier commissie was, dat wanneer zij beiden of een van beiden wettiglijk tot leeraar mochten beroepen worden, zij hen daartoe aan de gemeenten konden overgeven". Daarna is een groote vergadering gehouden te Krabbendijke op den 28sten Sept. 1898. Vóór deze vergadering had in elke gemeente een stemming plaats gehad van de stemhebbende leden, of deze oefenaars door de gemeenten begeerd werden tot leeraars. De uitslag dezer stemming was — dat een besliste meerderheid der gemeenten hen begeerde tot leeraar".
De vergadering te Krabbendijke besloot echter na lange deliberaties slechts één hunner te beroepen. Zeventien van de twintig gemeenten tekenden den beroepsbrief. Collectief dus beriep men Beversluis, want hij was de verkozene. Maar Beversluis maakte in 1889 bezwaren het beroep te aanvaarden zoo het tot hem kwam. 17 Juni van dat jaar is toen te Moercapelle (waar Beversluis ongeveer vier jaren voorgegaan heeft) een vergadering der gemeenten gehouden om de bezwaren te bespreken. Helaas! toen zijn droeve dagen aangebroken. Beversluis oordeelde, dat hij een beroep van zeventien gemeenten niet mocht aannemen. Nu dat was te verstaan. Op goede gronden kon Ds. Beversluis het recht ter beproeving van elke gemeente verdedigen. De vergadering besloot dan ook met algemeene stemmen los te laten het stelsel: „Combinatie is regel". Maar met het tweede door den beroepene ingebrachte bezwaar konden de gemeenten zich niet vereenigen. Ds. Beversluis toch zocht de Apostolische lijn der handoplegging. Hij weigerde bevestiging door Ds. David Janse, hoewel deze de gemeenten reeds jaren diende, en wilde alleen in het ambt gezet door Ds. V. d. Velde te Rotterdam, die op zich zelf stond. Want Ledeboer had V. Dijke en deze Los en deze weder V. d. Velde bevestigd. Hier liep de lijn dus door, en niet bij Ds. D. Janse die door Schaafsma was bevestigd, al was dit ook geschied in gevolge besluit van de gemeenten. Te begrijpen was, dat de vergadering den dienenden leeraar D. Janse niet afviel en een cachet van onwettigheid op hem wilde drukken. Beversluis gaf echter niet op en heeft zich door Ds. V. d. Velde te Rotterdam doen bevestigen. Hij nam het beroep der vrije gemeente te Rotterdam aan. Ds. Boone is 26 Dec. 1899 door Ds. D. Janse in het ambt bevestigd.
Toch wilde Ds. Beversluis geenszins aangemerkt worden als niet meer te behooren tot het verband der gemeenten. Hij bezocht de meerdere vergaderingen, waar de droeve gevolgen van zijn daad zeer wel te merken waren. De gemeente van Ds. v. d. Velde is met Ds. Beversluis in het kerkverband opgenomen. Krachtig heeft deze leeraar medegewerkt aan de vereeniging met de kruisgemeenten, die in 1907 tot stand kwam.
26 Maart 1908 heeft Ds. Beversluis ons land verlaten, door aanneming van een beroep uit Paterson, welke gemeente hij diende tot hem de classis in September 1921 eervol emeritaat verleende. Hij kon toen niet meer. Wie had gedacht, dat nog wel tien jaren hem zouden worden toegevoegd! De Heere heeft Zijne genade rijkelijk in hem verheerlijkt. Nog herinner ik mij den blijden brief, dien hij schreef, toen zijn ziele tot ruimte gebracht werd. Vóór dien kon Beversluis toch zoo wettisch zijn. Niet dat de rijkere genade ons onverschillig maakt. Dat zij verre. Maar zij leert tot overvloediger van alle eigen werk afzien. Dat werd ook Ds. Beversluis gegeven. Zijn hart mocht meer dan te voren op Christus leunen. O, ik heb hem wel hooren preeken, dat ik bezwaard was vanwege den harden wettischen gang dien de leeraar nam. Maar ik herinner mij ook met groot genoegen een tweetal zijner preeken, n.l. over de bloedvloeiende vrouw en over Jacob.
Haast onbewegelijk stond de lange, tengere man op den preekstoel. Hem was de gave geschonken in bevattelijken stijl zijn gedachten uit te drukken. Zijn vast karakter (zijn moeder was een IJzerman) was vooral te bemerken op vergaderingen. Sinds 1907 mocht ik hem meer van nabij leeren kennen en waardeeren. Wij stonden samen korten tijd te Rotterdam, geen tien minuten van elkander af. Des Heeren weg met Beversluis was door de diepte. In de natuur ging het hem niet op rozen. Bovendien werd hij gekweld door een zwak lichaam. Toch mocht hij met lust arbeiden. Hij gaf behalve het genoemde werkje, enkele predikatiën, een schoolrede (te Grand-Rapids gehouden) en een boekje gedichten uit, die zijne nagedachtenis in de gemeenten mede zullen doen voortleven.
Thans is Ds. Beversluis de ruste ingegaan. Alle gebreken zijn niet meer. Hij is ze te boven, voor goed. Menigmaal mocht hij van de hope, die in hem was, ook in het laatst van zijn leven getuigenis geven: „Het anker, zoo sprak hij op het laatst, „ligt vast in de steenrots Jezus Christus". Wat een voorrecht, dit in waarheid te mogen zeggen. Dan is de dood geen dood meer, maar een doorgang tot het eeuwige leven.
Hiervan sprak Ds. J. v. Zweden van Passaic, die Woensdag 8 Juli de begrafenis leidde en in het kerkgebouw Haledon Ave, waar Ds. Beversluis gepredikt heeft, en waar een groote schare bijeengekomen was, eene predikatie hield over Gen. 49:33: „Als Jacob voleindigd had zijnen zonen bevelen te geven, zoo leide hij zijn voeten tezamen op het bed, en hij gaf den geest en hij werd verzameld tot zijne volkeren". Ook aan de groeve sprak Ds. van Zweden. In het bijzonder richtte de leeraar zich tot de kinderen en kleinkinderen van den overleden leeraar. Hij wees hen op den wandel van den gestorvene hun tot een voorbeeld en op de genade hem geschonken, die geen erfgoed is, maar die toch niemand missen kan, om het voorrecht deelachtig te worden, dat Gods uitverkorenen is bereid en wat Ds. Beversluis beërven mocht. Zijn lichaam rust tot den jongsten dag, wanneer het in de heerlijkheid zal worden opgewekt. Ouderling S. Bezuijen sprak daarna nog een kort woord alsook de president van het Christelijk sanatorium, waaraan Ds. Beversluis mede zijne krachten gegeven had. Een zoon van den overleden leeraar dankte voor de zoo rijk betoonde belangstelling.
Nadat gezongen was Ps. 68:2 ging ouderling S. Timmer van de gemeente Peoples Park voor in gebed.
Diep onder den indruk keerde de groote schare huiswaarts. De Heere eert degenen, die Hem eeren. Ook in deze begrafenis is dit weder zoo klaar voor onze oogen gesteld. Ook in Amerika leeft een volk, dat nog de waarheid zoekt en hare dienaren liefheeft en hoog acht om huns werks wil.
Moge de Heere vooral de dochter, die haar vader tot het laatst liefderijk verzorgde en den zoon, die met haar in de ouderlijke woning bleef, genadiglijk vertroosten en de nagedachtenis van hun vader, Gods knecht, ten zegen doen zijn. Ja, doe Hij den arbeid van hem, dien Hij afloste van zijn post, nog voortleven in Zijn kerk tot eere van Zijn driemaal heiligen Naam.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juli 1931

De Saambinder | 4 Pagina's

Ds. N. H. BEVERSLUIS 1850 - 1931

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juli 1931

De Saambinder | 4 Pagina's