Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In memoriam Ds. A. Janse 24 April 1858 - 9 Juni 1920.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In memoriam Ds. A. Janse 24 April 1858 - 9 Juni 1920.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ach! we hadden 't reeds meermalen verwacht, en toch, gelijk 't zoo dikwijls gaat bij het sterven, toch kwam de tijding nog onverwacht, dat de Heere Zijn knecht, onzen geliefden broeder Ds. A. JANSE van ons had weggenomen.
't Ging de laatste twee, drie jaren al niet meer. Aug. '17 heeft hij 't moeten opgeven; naar we dachten, al wilde de dokter het nu zoo juist niet weten, had hem een beroerte getroffen. Vooral 't denkvermogen had geleden. Maar toch, 't was hem aan te zien, hij was op. De Veluwe had z'n kracht verteerd. Hij was naar Tholen gekomen om wat te rusten. Toen vóór Tholen, Goes hem beriep, schreef hij uit zijn geliefd Barneveld, geheel vertrouwelijk, zoo hij soms schrijven kon, dat de arbeid hem in het verstrooide Geldersche te zwaar begon te vallen, en zijn oog wel eens op den Heere geslagen was, of hem een gemeente mocht worden toebetrouwd, kleiner van omvang, waar hij zijn laatste dagen doorbrengen mocht.
En die gemeente is Tholen geweest.
Tholen is het vergund geworden eerst de vrouw van haar zwakken, maar zoo beminden leeraar, daarna hemzelf de laatste rustplaats te bereiden.
Dat was haar eere.
Dat heeft zij met groote toewijding gedaan; de geheele gemeente; want zij stond in dezen geheel achter den kerkeraad, die haar voorging.
Dat was vooral ook de beide laatste jaren betoond in al 't lijden, in de pastorie doorstaan. Ds. Janse zelf heeft het ons meermalen betuigd, dat de gemeente zijne lasten droeg; en voor hem zoo rijkelijk zorgde.
Geen klacht kwam van z'n lippen. Hoe menigmaal hebben we hem niet verwondering gadegeslagen, en dan gedacht: ,Hoe kan het toch, zóó stil en toch ook zoo gemoedigd zijn!"
Of zoudt ge denken de verdrukking licht te zijn, die hem was opgelegd? Gezond nog van harte, en - niet meer kunnen preeken! Week na week den kansel niet meer op! Nog naar de kerk soms, om eene predikatie te hooren lezen, maar eigen mond gesloten! Zoo ging het acht maanden lang. En dan was in hem zulk een stil berusten in Gods weg, dat hij met genoegen soms de predikatie hooren lezen mocht.
't Was Gods wille zoo en dat deed hem zwijgen.
En hij zweeg ook toen de Heere zijne vrouw wegnam.
't Was den 25 Mei '18.
Al lange tijden kon ze geen vaste spijze meer nuttigen, 't Werd pap, en van pap melk. Een operatie werd beproefd; kunstmatige voeding volgde. Tot dien bewusten Zaterdag ze heenging.
O, wat verloor hij in haar!
Hoe kon ze hem opbeuren steeds, als hij inzonk. Opbeuren soms met scherpe terechtzetting; maar toch zoo gepast, dat hij het zelf moest erkennen: „Ze heeft gelijk."
En die mond zweeg nu.
Doch er was hope voor deze stille in den lande. Och dat vuur had zoo lang gesmeuld onder de asch van ongeloof en twijfel. Maar niet altijd was het verborgen gebleven, wat in haar omging; vooral niet sinds haar oog eenigermate geopend was voor de zaligheid, die in Christus is.
Toen schepte ze hope.
Toen was er mogelijkheid ook voor haar.
En daaruit zei ze niet gansch troosteloos den lijdensweg te doormaken, waarvan ze wist, dat het eind de dood was. Is er voor kanker genezing?
Ze had 't wel goed, dat ze niet weer opstaan zou. Broeder Janse bleef alleen, met z'n dochter, die hare moeder dag na dag had verzorgd en geleden in haar leed; en met z'n jongsten zoon, die eerst te Barneveld was achter gebleven, als de weg naar Tholen leidde, doch wegens krankte, waarvoor in het Geldersche vergeefsch herstelling werd gezocht, ook naar Tholen was gekomen, om daar wonderlijk te genezen.
Br. Janse met z'n twee ongehuwde kinderen alleen!
Beter dan ik 't zeggen kon, gevoelde ik den dag van begraven, wat het zijn moet, zulk een vrouw en moeder te verliezen. O, in een sterfhuis kan het zoo aangrijpend zijn! En dat was 't ook daar. 't Was me of m'n spraak soms stokte, 'k Zag zoo geheel het lieve saamleven voor me, dat nu verbroken was; en 't was me, of ik den druk gevoelde, dien naar we gelooven mochten, zij nu te boven was. Want zij was een dergenen; die uit de groote verdrukking komen.
Niet minder dan acht keeren nam de dood een kind dier ouders weg. Vijftien kinderen schonk deze moeder; zeven bracht ze er groot.
En onder welke omstandigheden !
Ge weet, Ds. Janse is eerst onderwijzer geweest. Te Middelburg had hij zijn opleiding gehad aan de kostschool van De Man. Want Adriaan Janse was geboortig van Meliskerke. Middelburg was dus de aangewezen plaats voor z'n opleiding. En De Man zijn man. Met zooveel hoogachting kon Janse van zijn ouden meester spreken nog. Die De Man wist de leerstof er in te pompen! 's Morgens bij het ontbijt begon het al. Onder 't eten jaartallen opzeggen, geschiedenis bespreken.
Kortom je moest op de kostschool leeren.
1 December '76 werd Janse dan ook onderwijzer; hij bleef op Walcheren. Grijpskerke was z'n eerste plaats. Later kwam hij te Serooskerke en daarna te Aagtekerke.
1 October '87 kreeg hij op laatsgenoemde plaats z'n ontslag.
Toen begon de lijdensweg.
Hij was toen al lang getrouwd.
Oorzaak van dat ontslag was godsdiensthaat.
't Was toen in den tijd der doleantie, die op Walcheren nogal beroering bracht. Janse ging ook wel bij de doleerende domine's ter kerk, of anders bij Jan Vader, de oefenaar der Geref. Gemeente die te Meliskerke woonde. En dat kon niet geduld ! Zonder gelegenheid te bieden zich te verantwoorden, werd Janse op straat gezet.
Met vrouw en vijf kinderen, uit z'n brood gestooten; den winter op handen !
Vijf maanden lang is Janse toen zonder betrekking geweest. Toen heeft het er genepen. Hij zelf vertelde wel, dat z'n vrouw oude kousen uitrafelde, om anderen met die sajet te stoppen; er was geen cent in huis soms. In die dagen is in stilte veel geleden, ook inwendig onder het gegrinnik der vijanden.
Maar ook de Heere ondersteunde.
Hij beproeft niet boven vermogen.
25 Febr. 1888 bracht uitkomst.
Toen werd Janse onderwijzer aan de Chr. School in de Planciusstraat te Amsterdam.
Veelal kerkte hij toen te Sloten.
De dienstdoende ouderling in dat kerkje verzocht hem zekeren keer eene oefening te houden, en 't was den 3e Januari 1889 dat hij na veel strijd aan dat verzoek voldeed.
11 Sept. van datzelfde jaar werd hij door de classis Amsterdam onderzocht en toegelaten een stichtelijk woord te spreken in de kerken der doleantie. Want daaronder behoorde Janse toen. De cursus, toen voor oefenaars en ter examinatie naar art. 8 der kerkenordening gegeven, had hij ook gevolgd. 15 Sept. 1890 verliet hij het onderwijs. En toch, het ging niet.
Meer en meer gevoelde Janse zich bij de doleantie niet thuis. Wat hij zocht, vond hij daar niet. Dat was de reden, dat hij zich dan ook in het ambt niet kon laten bevestigen; voor het examen zich niet opgeven durfde.
Hij moest die kerken uit!
Te Sloten reeds kwam het tot de breuke.
Hij werd predikant; daar te Sloten.
Later trok hij naar Kampen; tweemaal was hij te Barneveld en tusschen die beide keeren in Terneuzen; en sedert den 14 Nov. '15 te Tholen, waar ik hem bevestigen mocht, uit 2 Cor. 5 : 19, en hij 's middags intree deed met eene predikatie over Joh. 3 : 29. 'k Ga dat predikantsleven voorbij. Van zijn innige liefde voor en z'n strijd om Ds. Fransen zwijg ik nu!
'k Zou gevaar loopen te persoonlijk te worden.
Alleen maar velen zullen hem nooit vergeten.
Vooral onder de Veluwenaren werd zijne prediking rijk gezegend. Was het wonder, dat zijn hart aan Barneveld hing? 't Volk daar kende hem, verstond hem, was zijne leiding gewoon, zooals geen ander en hij had zich onder het Geldersche volkje ingeburgerd. Die beiden waren één. Men moest Ds. Janse kennen.
De wijze, waarop hij predikte moest men gewoon zijn. Dan hinderde het niet, al sprak en deed hij zoo langzaam; dan voelde men zijn eenig bedoelen, de schrift te ontvouwen en toepasselijk te maken op het leven zijner hoorders. Z'n in druk verschenen predrikaties, 13 in getal, kunnen dat nog wel bevestigen.
Men moest Ds. Jansen kennen.
Dan verstond men dat hij meer op het dagelijksch leven aankwam, dan wel leerde van de onderscheiden standen in het leven van het volk. Sommigen konden dat niet vatten; en keerden zich dan af; hoewel anderen dit element in de prediking te meer waardeerden.
Doch dat wilde hij wel dragen.
Onze br. Janse was geen man des oorlogs.
Waar gevochten werd, kwam hij liever niet.
Dat had z'n schaduwzijde, een leeraar moet soms kampen. Doch dat had ook veel voor.
Tholens kerkeraad zou 't U kunnen zeggen : „Er is daar geen hamerslag gehoord" De liefde deed alle gebrek in elkaar dragen. Ook 't gebrek, dat door zijn krankte wel in z'n prediking uitkwam. Want van tijd tot tijd trad hij nog weer op. In '19 zelfs nog 88 keer; in '20 slechts 18 maal. 25 April nog legden de Catechisanten openbare belijdenis af. 't Was dien dag of br. Janse boven het stof verkeerde, en toen hij Ps. 77 : 7 voorlezen zou, toen overweldigden hem de bewezen goedertierenheden Gods en werden de wonderen hem te machtig. Nog eens beproefde hij het Woord en 't sacrament des Heiligen Doops te bedienen.
Met vreezen of hij den dienst ten einde brengen zou, hebben velen toen hem aangehoord, 't Was voor 't laatst; die 5108e keer, dat hij voor de gemeente optrad. De drie maanden rust, door den dokter hem voorgeschreven, zou hij niet uitleven. 9 Juni bereikte hij het einde van zijn loopbaan.
Acht jaar geleden sprak de nu van ons genomene op het graf van Ds. Pieneman, wat nu op hem van toepassing is: „Al wat van hem niet deugde is begraven". Wat ten deele is, is te niet gedaan; wat zondigs aankleefde is eeuwig weggewasschen door Christus bloed.
Hij ging ter heerlijkheid in. Met welk gevoelvolle woorden heeft Ds. Roelofsen z'n oude vriend, die hem voor ruim 20 jaren te Barneveld bevestigde en sinds dien zoo nauw zich aan hem gebonden gevoelde ons dat vertolkt, toen hij in het geheel volle kerkgebouw, voor de van alle oorden saamgekomen vrienden sprak over Psalm 73. Ge gevoeldet. God had tusschen die beiden banden gelegd, door den dood zelfs niet verbroken; en dat deed den grijzenden Roelofsen zoo vast blijmoedig getuigen: „Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven van nu aan." Zelfs de doodstrijd had de Heere weggenomen. Want o, de ontslapene kon zoo tegen die laatste ure opzien! Doch de Heere beschaamde die ijdele zorg. Eer hij den dood vreezen kon, was zijn ziele opgenomen in heerlijkheid. Zijn heengaan echter liet een ledige plaats. Ach ja, zijn kinderen zullen hem missen; zeer missen ; doch meer nog zal het gemis de gemeenten drukken.
't Getal leeraars onder ons is zoo klein; en dat klein getal is nog met een verminderd weer. Wat zal er van Gods kerken worden, toch? Hoe bemoedigend was 't toen, na ons wederkeeren van het graf. Ds. Fraanje Ps. 90 las en de schare die van geen heengaan wist, bepaalde bij den weg dien God Israël leidde door de hand van Mozes, den geroepene Gods uit de braambosch. O, kome dat nog eens uit in onze gemeenten, dat zij wel branden maar niet verteren. Vervulle de Heere die ledige plaats eens. Zende Hij ons mannen Zijns raads; vermenigvuldige Hij het gebed tot den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijne Wijngaard uitstoote ; want de oogst is groot en de arbeiders zijn weinige. 't Zij mij vergund te besluiten met een korte samentrekking van wat ik op het kerkhof sprak.
Let op den vrome en zie naar den oprechte; want het einde van dien man zal vrede zijn"'
Onder de vromen had God onzen broeder plaats gegeven. Neen niet onder degenen, die zich vroom aanstellen, als Jozefs broeders; doch onder hen, die door het geloof hun heil en zaligheid in Christus vonden, in Hem, in Wien Zijn volk volmaakt is en Die de betaling bracht voor al hunne zonden, als Hij werd overgeleverd, en daarna is opgewekt tot hunne rechtvaardigmaking. Zie den ontslapen leeraar zóó na; zoo zijn einde vrede werd. Zie zóó uwen Vader na, kinderen, opdat ook gij deel ontvangen moogt onder de erve der heiligen in het licht. Zie zóó uwen leeraar na, kinderen, die van hem werd onderwezen en zooveel vermaningen uit zijn mond mocht hooren. Dat zijn arbeid bij u niet vergete worde, die zoo menigwerf de woorden des levens van zijn lippen vingt. Ook ons eind komt. Zal dat einde vrede zijn? Hoe verschrikkelijk wanneer we daarvan nog alle bewustheid missen moeten.
Ai, geve de Heere ons hier voor God te buigen en met Zijn woord winste te doen, opdat de nu zwijgende mond van het groote oordeel niet tegen ons getuige. Uw leeraar was rein van uw bloed. Let op dezen vrome, volk.
Zijn eind was vrede; in eeuwige vrede ging hij in; een vrede, die alle verstand te boven gaat. Hij ging u een weinig voor.
Straks zullen wij hem mogen volgen, om eens met de schare, die Christus kocht door Zijn bloed, eeuwiglijk God te dienen dag en nacht, waar de vrede niet meer zal verstoord, en waar de druk niet meer zijn zal, wijl God de tranen van de oogen afwischt. Vertroost elkander met deze woorden. Dan zullen wij altijd bij den Heere zijn".
I. K.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1920

De Saambinder | 4 Pagina's

In memoriam Ds. A. Janse 24 April 1858 - 9 Juni 1920.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1920

De Saambinder | 4 Pagina's