Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Tien Geboden afzonderlijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Tien Geboden afzonderlijk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het achtste gebod III.

III. We merkten een vorige maal op, dat er bij de eigendom der goederen nog valt te onderscheiden tussen gemeenschappelijke en particuliere eigendom. Ook zijn er goederen, die niemands eigendom' zijn, zoals de oceaan, het zonlicht, de lucht, de wind enz.

Het absolute communisme is daarom strijdig met het wezen van het achtste gebod, zoals het ook ingaat tegen de Schrift en de rede, en voert tot anarchie en despotisme. Het achtste gebod houdt echter ook niet in, dat alle eigendom strikt particulier eigendom zal zijn. x

Steeds weer is tegenover de idee van de gemeenschap van goederen, zo die van de productiemiddelen, bodem en kapitaal, als die nog weer verder gaat en ook de gebruiksmiddelen gemeenschappelijk wil doen zijn (het communisme) gehandhaafd, dat de particuliere eigendom ten aanzien van" al deze, zo productie- als verbruiksartikelen, Goddelijke ordinantie is. Nu heeft men wel aangevoerd voor de gemeenschap van goederen en tegen de particuliere eigendom, dat de goederengemeenschap er was vóór de val in het Paradijs en na de val gebleven is als één van de zedelijke beseffen in de mens. Daartegen geldt echter weer, dat de schepping naar het beeld Gods wel degelijk ook een wezenlijk onderscheid stelde van de één tegenover de ander, en zo ook van wederzijdse eigen persoonlijke rechten tegenover elkander, mede ten aanzien van het hebben en beheren van de stoffelijke goederen, zodat er bij een' onzondig verloop als vanzelf verdeling van goederen zou zijn gekomen. En na de val is het beeld Gods in ruimer zin gebleven en daarmede ook naast het bewustzijn, dat men zelf een ander is dan de ander, en er onmiddellijk aan verbonden, dat van het mijne ter onderscheiding van het zijne. In het Oude Testament vindt men verder het onderscheid al direct na de val, waar Kaïn een landbouwer werd en Abel bracht van de vrucht zijner schapen. Ook hadden de aartsvaders particulier eigendom, zoals verder ook onder Israël privaat bezit was van vee en akkers. En Spreuken 5 : 15: „Drink water uit uw bak", onder meer andere uitspraken der Schrift, wijst het al evenzeer aan, evenals ook Ezech. 46 : 16.

Men beroept, zich echter van de zijde van de voorstanders van de gemeenschap der goede­

ren op uitspraken in het Nieuwe Testament, zoals op het woord van de Heere Jezus tot de rijke jongeling, dat hij alles verkopen moest en aan de armen geven. Maar dit was een speciaal gebod, alleen die jongeling in die bepaalde omstandigheden geldend. Ook moest hij zijn goederen niet overmaken aan de gemeenschap, of zijn vermogen storten in een gemeenschappelijke kas, maar het de armen geven. Ook zegt men wel, dat zoals alle dingen Christus toekomen, ze ook zo de christenen, als de Zijnen, toekomen. Dit is echter wel een geestelijk recht, doch neemt de particuliere eigendom der tijdelijke goederen voor het maatschappelijk samenleven in de huidige aardstijdelijke bedeling der dingen niet weg. De gemeenschap der heiligen stoot de orde der natuur niet omver, doch veredelt en heiligt haar.

Maar, zo zeggen ze verder, in de eerste christengemeente waren alle goederen gemeen, Hand. 2 : 44; 4 : 32. Ja, maar de gemeenschap der goederen daar was geen gemeenschappelijk bezit of eigendom van de voortbrengings- of productiemiddelen, doch alleen een gemeenschappelijk gebruik van de verbruiksmiddelen, geheel vrijwillig en alleen in de bijzondere omstandigheden toen van tijd en plaats bijeengebracht. Ook bleef de particuliere eigendom of het privaatbezit daarnaast ongedeerd bestaan, zoals al heel duidelijk blijkt uit de woorden, die Petrus zeide tot Ananias en Saffira: „Zo het gebleven was, bleef het niet het uwe, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? " Ook had de apo'stel Johannes een eigen huis, Joh. 19 : 27, zoals ook Calvijn bij die plaats opmerkt, terwijl Hand. 12 : 12 aanwijst, dat ook Maria, de moeder van Johannes Markus, een eigen huis te Jeruzalem had, en Hand. 28 : 30 er van gewaagt, dat Paulus in zijn gevangenschap te Rome gedurende twee jaren verbleef in een eigen gehuurde woning.

Die bijzondere toestand te Jeruzalem duurde ook maar een betrekkelijk korte tijd en was ook maar alleen voor die gemeente geldig. Al spoedig werd de Jeruzalemse kerk een noodlijdende gemeente, voor welke, evenals voor andere gemeenten in Judea, collecten gehouden werden in de gemeenten van Macedonië, Galatië en Achaje, Rom. 15 : 25, 26; 1 Cor. 16 : 1; 2 Cor. 8 : 1, enz. Het was ook maar een soort armenkas te Jeruzalem tot ondersteuning van behoeftigen, zoals blijkt uit Hand. 2 : 45; 4 : 35 en 6 : 1-11.

Maar verder zou een gemeenschap van alle goederen ook in strijd komen met het achtste gebod zelf. Het achtste wetswoord als gebod \van de geopenbaarde zedenwet komt op zijn minst toch overeen met het zedelijk bewustzijn om ieder het zijne toe te deïen, en zo ook met de overeenkomstige trek in de ingeschapen wet der liefde vóór de val en in het werkverbond gesanctionneerd. Ook kan er geen diefstal, als wegnemen van eens anders goed tegen diens wil, plaats grijpen als alle goederen gemeen zouden zijn.

Maar verder zou er dan ook geen sprake meer kunnen zijn van een diakonie en van het diakenambt voor de verzorging van armen en noodlijdenden en voor het voorkomen van armoede, zo tegen de instelling van Christus, Hand. 6, in. Dat zou dan dus moeten leiden tot de opheffing van één der bijzondere ambten in Christus' kerk, om maar te zwijgen van de particuliere liefdadigheid.

Tenslotte gaat ze ook in tegen verschillende andere geboden der Wet, en wel tegen het vierde gebod, dat spreekt van dienstknechten en dienstmaagden, en dus van dienstbetrekking, waarin de één tegenover de ander staat, en van vee als privaat bezit. Evenzo is het gesteld met het tiende gebod, dat onderwijst, dat men niet begeren mag in zondige zin, onder meer de dienstknecht, noch de dienstmaagd des naasten. En in beide geboden wordt ook gesproken van het goed van de naaste, zoals vee of wat het verder zoude mogen zijn. Maar dit kan toch nooit zo uitgelegd worden, dat er geen particuliere eigendom onder begrepen zou kunnen zijn. En zo vwijst ook het vijfde gebod op onderscheiden gemeenschapskringen in de menselijke samenleving, waaronder dan ook de maatschappelijke met haar dienstverhoudingen meer of minder privaatbezit van de één in vergelijking met de ander, in overeenstemming met de genoemde geboden der Wet. Alleen in grote nood van land en volk kan de overheid beschikken over de bezittingen der onderdanen, en in uiterste nood kan men een ellendige van eens anderen goed geven tot redding van het leven, waar het leven meer is dan een stoffelijk goed, en is er een zedelijke plicht van Gods wege op de hand gezet om de nooddruftige in een rechte weg mede te helpen voorzien in zijn behoeften. Spreuken 3 : 27.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1953

De Wachter Sions | 4 Pagina's

De Tien Geboden afzonderlijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1953

De Wachter Sions | 4 Pagina's