De zaligsprekingen [11]

Hier is een grote gunst voor de gelovigen. Zij zullen bevorderd wor- den en een Koninkrijk ontvangen. Sommige mensen, die op aardse grootheid uit zijn, spreken over een tijdelijke heerschappij hier, maar dan zou Gods Kerk op aarde geen strijdende Kerk zijn maar een triomferende. Zeker is evenwel dat de gelovigen op een luister- rijke manier zullen heersen: hunner is het Koninkrijk der hemelen. Men beschouwt een koninkrijk als het hoogste, als de top van alle geluk in de wereld, en deze eer zullen alle gelovigen ontvangen.

Alle onderdanen van Christus zijn koningen. Met het Koninkrijk der hemelen wordt de staat der heerlijkheid bedoeld die de gelovigen zullen genieten wanneer ze voor eeuwig met God en de engelen zullen heersen. Dan zijn de hel en de dood volkomen bedwongen.

Koningen hebben hun insignes of regalia, hun tekenen van de kroon en van de majesteit.

1) Koningen hebben hun kroon. Dan hebben ook de gelovigen na hun dood hun koninklijke kroon. Openbaring 2:10: ‘Zijt getrouw tot de dood, en Ik zal u geven de kroon des levens’. Gelovigen hebben niet alleen vergeving ontvangen, maar ze zijn ook gekroond. De kroon is een ereteken. Een kroon is er niet voor iedereen. Hij past niet op ieder hoofd. De kroon wordt alleen gedragen door koningen en be- roemdheden (Ps. 21:4). De kroon die de armen van geest in de hemel zullen dragen, is een erekroon. God Zelf doet hun die eer aan en zet de koninklijke kroon op hun hoofd.

2) Koningen hebben hun mantel. De mantel is een kledingstuk waar- mee een koning is getooid. 2 Kronieken 18:9: ‘De koning van Israël nu en Josafat, de koning van Juda, waren bekleed met hun klederen’. Die mantel was van scharlaken of fluweel, omzoomd met hermelijn. Zulke klederen zullen de gelovigen ontvangen: ‘Ik zag een grote schare die niemand tellen kon, uit alle natie en geslachten, gekleed in witte klederen’ (vgl. Openb. 7:9). De klederen van de gelovigen beduiden hun pracht en praal. Witte klederen duiden op hun hei- ligheid. Zij hebben geen zonde om hun klederen te bevlekken of te verontreinigen.

3) Koningen hebben hun scepter als teken van heerschappij en grootheid. Koning Ahasveros reikte Esther de gouden scepter toe (Esther 5:2). De gelovigen in de heerlijkheid hebben hun scepter, en palmtakken in hun hand (Openb. 7). Het was de gewoonte van grote veroveraars om als teken van hun overwinning palmtakken in de hand te hebben. Zo hebben ook de gelovigen, deze koningen, palm- takken ten teken van overwinning en triomf. Ze hebben de zonde en de hel overwonnen. Zij hebben overwonnen door het bloed van het Lam (Openb. 12:11).

4) Koningen hebben hun troon. Toen Caesar terugkeerde nadat hij zijn vijanden had overwonnen, werden hem als eerbewijs vier zege- tochten vergund. Zo zal er voor de gelovigen in de hemel, nadat ze zijn teruggekeerd van hun overwinningen op de zonde, de erezetel worden neergezet, die kostbaarder is dan een van ivoor of parels; het is een troon der heerlijkheid (Openb. 3:21).

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen