Gerechtigheid Geoefend
Welke door het geloof koninkrijken hebben overwonnen,gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen… Hebreeën 11:33
God de Heilige Geest plant het geloof. Dat geloof vraagt naar en oefent de gerechtigheid. Nee, geen heiligmaking die uit ons zelf vloeit en niet anders is dan een tempering van de kwade bewegingen, maar een heilige wandel die door het geloof wordt verkregen uit de kracht van Hem, Die eenmaal der zonde is gestorven. Door Zijn kracht sterven zij der ongerechtigheid af om Gode te leven. Hun gehele leven is één sterven, tot de laatste ademsnik toe, opdat zij door het geloof gerechtigheid mogen oefenen.
Door het geloof getuigde David: ‘Ik zal verstandiglijk handelen in den oprechte weg. (…) Ik zal in het midden mijns huizes wandelen in oprechtheid mijns harten’. Ja, als koning zou David iedere morgen alle goddelozen des lands verdelgen om uit de stad des Heeren alle werkers der ongerechtigheid uit te roeien (Psalm 101).
Och, of de vorsten en overheden met het ware geloof werden begiftigd, voorwaar, het zou in kerk en staat anders toegaan dan bij de huidige regeringen. De zonde zou worden neergeworpen. Gods wet en recht zouden worden geëerbiedigd. ‘Het gebrek aan geloof is de oorzaak van al de onrechtvaardigheid en verdrukking, die in de wereld is’, schrijft John Owen, en terecht.
Hoe moest het algemeen verval Gods volk ter harte gaan, opdat er zuchtingen en smekingen opgingen tot Gods genadetroon, om de uitstorting van Zijn Geest. Te midden van de toenemende goddeloosheid verwekke de Heere in Zijn volk de levende oefeningen des geloofs, opdat zij gerechtigheid oefenen en uitroepen tegen de zonden, die in het midden van de stad geschieden.
Een teder leven doe ons meer en meer door het geloof de zonde haten, doe ons meer beminnen wat God bemint. In eigen hart zij door genade een nederwerpen van het kwade, opdat van binnenuit de vrucht der gerechtigheid gedragen worde. Wie moet zichzelf hier niet beklagen? Wie moet niet bekennen dat in zijn hart het kwade al te zeer vernacht? O, dat het geloof verwakkere, om gerechtigheid te oefenen. Indien dit zo zou zijn, wij zouden niet vreemd zijn van wat Paulus het geloof voorts toekent, namelijk dat de gelovigen de beloftenissen hebben verkregen.
Dit getuigenis strijdt volstrekt niet met wat in vers 39 wordt verklaard, dat zij de belofte niet hebben verkregen. Immers, in dit vers wordt gezien op de belofte van Christus’ komst in het vlees. Die belofte hebben de gelovigen van het oude verbond niet verkregen; de vervulling ervan hebben zij niet beleefd. Zij zijn in het geloof gestorven. Maar al was de tijd der vervulling van de éne belofte gesteld voor later dagen, dit nam geenszins weg dat de beloften, waarop zij hoopten, meermalen zijn gegeven. Abraham heeft door het geloof een zoon verkregen. Izak desgelijks. Jozua verwachtte niet vergeefs het land der belofte te zullen innemen, noch Gideon de overwinning op de Midianieten, noch David het koningschap over geheel Israël. Door de grootste tegenstand heen hebben zij de beloften verkregen. Wat menselijkerwijs gesproken de vervulling ook onmogelijk maakte, het geloof stelde de zekere verwachting op Hem, Die alles vermag.
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 2023
De Saambinder | 20 Pagina's