De ten hemel gevaren Hogepriester
‘Maar Deze’. Zo beginnen de woorden van onze overdenking.
Paulus wijst in dit hoofdstuk op het grote verschil tussen het priesterschap van Aäron en dat van Melchize dek. Hij wijst op de uitnemendheid van Christus als Hogepriester naar de ordening van Melchizedek. Zijn Priesterschap is eeuwig, tegenover het tijdelijk priesterschap van Aäron. Christus is een Hogepriester zonder schuld, terwijl Aäron een zondig mensenkind was en bleef in zichzelf. Aäron had ook zelf bloed nodig. Zijn bediening bestond uit het bloed van stieren en bokken. Maar Christus heeft Zichzelf geofferd tot verzoening van de zonden van al de Zijnen. Aäron kon niet één zonde wegnemen, maar Christus kon door Zijn gezegende offerande de schuld en smet van al de Zijnen wegnemen. De offeranden van Aäron waren gedurig weer nodig, maar Zijn offerande was eenmalig, zodat Hij met één offerande in eeuwigheid heeft volmaakt degenen die geheiligd worden.
‘Maar Deze’! Heeft deze Hogepriester al waarde voor ons gekregen? Dan zijn we ontdekt aan onze zonden en schuld door wedergeboorte, maar ook aan de Goddelijke vloek over die zonden, krachtens de eisen van Gods wet en recht. Immers:
Wie niet de vloek der zonden kent,
hoe zou hij om verzoening smeken?
Al wordt het kruis hem ingeprent;
het is voor hem geen reddingsteken.
Al zegt hij ook: De Heere maakt vrij; h
et is ijdele taal of huichelarij.
‘Maar Deze’! Paulus wijst de schuldigen onder de Hebreeën op Zijn blijvend Priesterschap! Hij is van eeuwigheid gezalfd door de Vader. Maar Hij blijft ook tot in der eeuwigheid. Naar Zijn eigen getuigenis: ‘En zie, Ik ben met ulieden, al de dagen tot aan de voleinding der wereld’. Vraagt u hoe? O, met Zijn Godheid, genade, majesteit en Geest wijkt Hij nimmermeer van de Zijnen, al is Hij naar Zijn mensheid ten hemel gevaren. Dat wordt nu zo’n groot wonder voor een volk dat zichzelf zo moet aan klagen dat zij Hem verlaten hebben en steeds weer verlaten.
Zijn Priesterschap wordt ‘onvergankelijk’ genoemd. Dat kan twee dingen betekenen. Allereerst: onoverdraagbaar. Dit Priesterschap kan op niemand worden overgedragen. Het is daarom ook blijvend op de heilige schouders van deze enige Hogepriester. Maar het kan ook betekenen: onaantastbaar. O, dit Priesterschap kan door niets en niemand worden aangetast, al heeft de vijand er boog en schild, en vurige pijlen op verspild. Wat krijgt deze onvergankelijke Hogepriester toch een waarde voor een volk dat moet inleven vergankelijk te zijn, en dat vanwege hun zonden en hun diepe val in Adam.
Zaligmakende Hogepriester
En van deze Hogepriester getuigt Paulus dat Hij ‘volkomenlijk kan zalig maken’. Hij verlost de Zijnen van het grootste kwaad (de zonde), en Hij brengt ze tot het hoogste goed (de gemeenschap met God). En dat doet Hij volkomenlijk, dat wil zeggen: op een volmaakte wijze. Onze kanttekening zegt: ‘Ten volle, alzo dat er niets aan ontbreekt, zodat buiten Hem geen deel der zaligheid óf in onszelf óf in een ander te vinden is’. Gods volk heeft geen halve Zaligmaker. Maar dat moet wel geleerd worden op de leerschool van genade. O, wat zoeken die bekommerde zielen hun zaligmakers vaak op plaatsen waar ze niet te vinden zijn. Ze zoeken hun zaligheid in zichzelf. Maar welgelukzalig zijn zij, die het voor God verliezen en Hem in Zijn recht liefkrijgen. Daar komt plaats voor deze enige Zaligmaker.
Daar wijst de apostel ook op! Hij spreekt van ‘degenen die door Hem tot God gaan’. Ze worden getrokken met liefdekoorden. Ze nemen afscheid van de wereld en al haar verleidingen. Ze begeren God te kennen. Zo worden ze geleid: met smeking en geween, met een droefheid naar God. Met de koorden van veroordeling om hun hals. Door Hem! O, wat een waarde krijgt deze tussentredende Hogepriester voor een volk dat voor een heilig God niet kan bestaan. Wat krijgt een plaatsbekledend Hogepriester waarde voor een onrechtvaardig volk, dat voor een rechtvaardig God nooit kan bestaan. Wat krijgt deze schuldovernemende Hogepriester waarde voor een doodschuldig volk, dat voor een toornend God niet kan bestaan.
‘Door Hem tot God’. Dat houdt zoveel in, geliefde lezer(es). Het is zo’n diepingrijpende les als Gods kinderen na alle ontvangen genade leren dat aan Gods recht volkomen genoeg gedaan moet worden in mijn leven. In de weg waarin zij de voetstappen van deze Hogepriester mogen drukken, leren zij dat er aan een hemelvaart een hellevaart voorafgaat. Het wordt van onze kant een afgesneden zaak. Het is de weg waarin Gods eer hun meer waard wordt dan hun eigen zaligheid. Zo worden zij door het Goddelijk gericht getrokken om deel te krijgen aan de dood en de opstanding van deze Hogepriester, opdat ze een verzoend Rechter leren kennen. Maar deze Hogepriester is ook ten hemel gevaren! Opdat Zijn volk weer een thuiskomen in God zou ontvangen. Wat groot als de ziel in de vrucht van Zijn hemelvaart mag delen.
Biddende Hogepriester
‘Maar Deze’! Hij is nu ook gezeten aan de rechterhand van Zijn Vader. En daar leeft Hij altijd. Waartoe? Om voor Zijn volk te bidden. In de kanttekening staat: ‘Aldaar altijd vervullende het andere deel van Zijn Hogepriesterlijk ambt, de voorbidding’. De grond voor die voorbidding ligt niet in Zijn volk. Als dat waar was, was het eeuwig kwijt. Maar de grond ligt in Zijn bloed en gerechtigheid. Hij bidt voor hen met een broederlijke liefde, want Hij heeft hen liefgehad met een eeuwige liefde. Hij bidt met altijddurende liefde. Geen ogenblik zal deze voorbidding verflauwen of verslappen. Hij bidt de Vader en Hij zal hen een andere Trooster geven. Met Pinksteren is de Heilige Geest als Trooster gekomen in Zijn Kerk. Een eeuwig wonder als de ziel in die verzegelende bediening van de Heilige Geest mag delen. Door Zijn voorbidding reinigt Hij ook de besmette gebeden van Zijn ellendig volk. Vraagt u ten slotte, waartoe Hij bidt? De Schrift is niet onduidelijk: opdat Hij Zich met Zijn volk verenigen mag in de hemel om Zijn heerlijkheid eeuwig te aanschouwen.
Geliefde lezer, kent deze dierbare Hogepriester óns in onze geestelijke armoede aan Zijn troon?
Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap; waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Hebreeën 7:24-25
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 2025
De Saambinder | 24 Pagina's