Samuël, de laatste richter
13. Het sterven van Eli, zijn beide zonen en zijn schoondochter
Op de dag dat de Israëlieten verslagen werden, liep er gejaagd een Benjaminiet uit het slagveld naar Silo, de plaats waar de tabernakel stond. Hij zag er heel ontdaan uit, want we lezen in 1 Sam. 4:12 dat zijn klederen gescheurd waren en dat er aarde op zijn hoofd was. Het was een teken van diepe rouw en grote verslagenheid. De man had een vreselijke tijding in Silo te brengen en vooral de hogepriester moest weten wat er gebeurd was.
Normaal zat Eli op zijn vaste plaats bij de tabernakel, maar deze keer had de onrust en bange onzekerheid over de ark hem van zijn plaats verdreven en zat hij op een stoel aan de zijde des wegs, uitziende; want zijn hart was sidderende vanwege de ark Gods (vers 13). Ook nu weer kijken we Eli in zijn hart dat hij, ondanks zijn tekortkomingen, toch een oprecht kind des Heeren was. Hij wist dat zijn zonen bij de oorlog met de Filistijnen betrokken waren. Toch ging zijn zorg in de eerste plaats niet uit naar hen, maar naar de ark des Heeren. Uiteindelijk woog de dienst van de Heere bij hem het zwaarst.
Niet voor niets zegt de Bijbel dat hij was sidderende. Dat betekent dat de 98-jarige grijsaard trilde van angst als hij aan de ark dacht. Zijn gedachten waren niet zozeer bij de oorlog en bij zijn zonen en het volk van Israël als wel bij de ark. Ongetwijfeld heeft hij gedacht aan de onbekende profeet die van Godswege naar hem gestuurd werd en aan de nachtelijke verschijning van de Heere aan Samuël die hem het oordeel hadden aangezegd. Geen wonder dat hij met vrezen en beven de afloop van de oorlog tegemoet zag. Terwijl hij met een bevend hart in de stadspoort zat, verscheen de rouwdragende boodschapper in Silo. Hevig aangedaan deelde hij de inwoners mee wat er had plaats gevonden. Vooral dat de ark des verbonds in handen van de vijand was gevallen, sloeg als een bom in Silo in. We lezen in de Bijbel: Toen schreeuwde de ganse stad (vers 13). Hun geschreeuw werd tot in de verre omtrek gehoord en het was geen wonder dat de oude Eli ook het gejammer van de mensen vernam.
De boodschapper zocht ook Eli op die vanwege zijn ouderdom zo goed als blind was. De hogepriester hoorde hem komen en vroeg: ‘Wat is de stem dezer beroerte? (vers 14). Wat is er toch aan de hand, want ik hoor een groot geschreeuw in de stad?’ Daarop antwoordde de boodschapper: Israël is gevloden voor het aangezicht der Filistijnen en er is een grote nederlaag onder het volk geschied; daarenboven zijn uw twee zonen, Hofni en Pínehas, gestorven, en de ark Gods is genomen (vers 17).
Met ontzetting hoorde de oude hogepriester het aan. De woorden striemden hem en het vaderhart bloedde toen hij vernam dat zijn beide jongens in de strijd gebleven waren. Maar al te goed wist Eli wat het voor hen inhield om in hun zonden te sterven. Op een verschrikkelijke wijze werden de beide zonen op één dag van hem afgescheurd. Maar toen hoorde hij iets dat nóg vreselijker was. Het was alsof een onweerslag hem trof toen de boodschapper vertelde: En de ark Gods is genomen.
Die ontzaglijke mededeling kon de oude man niet meer verwerken. Wat hij gevreesd had, was werkelijkheid geworden. Het aanhoren van die woorden deed hem achterwaarts van zijn stoel vallen aan de zijde van de stadspoort en de oude en zware man brak daarbij zijn nek. Onverwachts werd het sterven voor hem. Ónder het oordeel werd hij uitgehaald om eeuwig bóven het oordeel gesteld te worden. Voor hem gold het: En de vrijgekochten des HEE- REN zullen wederkeren met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen (Jes. 35:10).
Aan Silo’s gejammer scheen maar geen einde te komen, want er volgde nog een zware slag. Terwijl het nameloze leed zich over het stadje uitstortte, werd er juist op dat moment een jongetje geboren. De vrouw van Pínehas verwachtte een baby en overstelpt door het vernemen van de dood van haar schoonvader, haar man Pínehas en haar zwager, bracht zij het kindje eerder ter wereld dan verwacht werd. De vrouwen die haar hielpen zagen wel dat de moeder vreselijk leed onder de tijding die zij zojuist had vernomen. Om haar enigszins wat moed en troost te geven, spaken ze haar toe: ‘Vrees niet, want u hebt een kindje gekregen!’ Maar zij gaf helemaal geen acht op de moedgevende woorden van de vrouwen die haar hielpen. Terwijl ze de laatste adem uitblies, kon ze nog juist haar pas geboren kindje een naam geven. ‘Noem hem Ikabod, want de ark Gods is weggevoerd,’ stamelde ze.
De naam Ikabod betekent: ‘De eer is weg.’ Zij wilde daarmee zeggen dat alle eer en heerlijkheid Israël was ontnomen, omdat de ark een zichtbaar teken was van Gods genadige tegenwoordigheid onder Zijn volk. Het vertrek van de ark zag de stervende vrouw als het heengaan van de Heere Zelf en dat maakte haar grootste smart uit. Hoe geleek zij hierin op haar schoonvader die ook stierf toen hij hoorde dat de ark Gods genomen was!
Gij zijt volmaakt, Gij zijt rechtvaardig, HEER’;
Uw oordeel rust op d’allerbeste wetten (Ps. 119:69).
(Volgende keer D.V. 14. De ark in het land van de Filistijnen)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's