De heilige oorlog (86)

Namen en doel van de vijanden

De Prins heeft verteld dat het de burgers van Mensziel niet zal lukken de vijanden totaal uit te roeien. Hij vervolgt: ’Vraagt u Mij: Wat zullen we dan doen? Wel, wees ijverig en gedraagt u als mannen. Probeer erachter te komen waar hun holen zijn. Val ze aan en sluit geen vrede met hen. Waar ze ook verblijven en op u loeren, welke vredesvoorwaarden ze u ook aanbieden, verafschuw hen; dan zal alles goed zijn tussen u en Mij. Om ze te onderscheiden van de echte burgers van Mensziel zal Ik u een korte lijst met namen geven van de belangrijkste vijanden. Hun namen zijn: Hoererij, Overspel, Moordenaar, Nijdigheid, Onkuis, Bedrog, Boos Oog, Dronkenschap, Zuiper, Afgoderij, Toverij, Onenigheid, Jaloezie, Toorn, Tweedracht, Opstand en Ketterij. Dit zijn enigen van degenen die zullen proberen u ten val te brengen. Zij sluipen door Mensziel. U zult hun gelaatstrekken en karakters vinden en herkennen doordat ze afwijken van de wet van uw Koning. Vergeet het niet: als u hen toestaat in de stad te komen en als zij de ruimte krijgen, zullen ze zo snel als giftige slangen uw ingewanden opeten. Ja, zij zullen uw kapiteins vergiftigen, de zenuwen van uw soldaten doorsnijden, de grendels en sloten van de poorten openbreken en daardoor het prachtig bloeiende Mensziel veranderen in een dorre en verlaten wildernis en ruïne.’

Bemoedigd in de strijd

’Opdat u de moed hebt om die schurken te arresteren, geef Ik burgemeester Geloof, de heren Vastewil en Geweten met alle inwoners van de stad het volledige gezag en alle volmacht om al die soorten volgelingen van Diábolus op te zoeken. U mag ze nemen en laten sterven aan het kruis, waar en wanneer u ze ook vindt, loerend in de stad of schuilend buiten de muren van Mensziel.

Ik heb u al eerder verteld dat Ik predikers heb aangesteld. Dat was nog niet het geval voordat Mijn eerste vier kapiteins tegen de meester en heer van de Diábolusmannen zijn opgetrokken. Deze predikers kunnen u, wanneer zij ook willen, niet alleen persoonlijk, maar ook iedereen in het openbaar informeren over de goede en gezonde leer en alles wat u kan leiden op de goede weg. Ja, zij kunnen u wekelijks onderwijzen, maar als u het graag wilt ook dagelijks, o Mensziel! Als u gehoor geeft aan hun nuttige lessen, zal dat tot een goed einde leiden.’

Sluipend gevaar

’Pas op, dat u de mannen waarvan u bevolen is die te grijpen en te kruisigen niet spaart! Ik heb u de namen van die landlopers en zwervers genoemd, maar Ik waarschuw u ook dat sommigen zich sluipenderwijs onder u zullen begeven om u te behagen. Ze zullen zich voordoen alsof ze vurig godsdienstig zijn. Als u niet oplet, zullen ze u zoveel onheil aandoen, zoals u zich dat op dit moment niet kunt voorstellen. Ze zullen zich laten zien in een ander uiterlijk dan degenen die Ik eerder heb genoemd en beschreven. Daarom Mensziel, waak en wees nuchter. Laat niet toe dat u bedrogen wordt.’

Met deze nuttige aanwijzingen vormt en onderwijst de Prins de stad.

Een ereteken beloofd

Daarna stelt de Prins een dag van samenkomst vast waarop Hij van plan is Mensziel een ereteken te geven. Dit insigne zal hen onderscheiden van alle mensen, geslachten en talen die in een ander koninkrijk wonen.

Op de hoede tegen het vergif van de zonde

Bunyan staat als het ware op de wachttoren en ziet opnieuw de vijanden van de ziel naderen. Nu niet als herkenbare soldaten, maar als listige indringers. Ze komen niet met trommel en trompet, maar sluipen het hart binnen. De ziel wordt gewaarschuwd voor godsdienstig bedrog.

Werken des vleses

De zonden die de geredde zondaar zullen binnensluipen, zijn de werken des vleses. Paulus somt ze op in Gal. 5:19-21a: De werken des vleses nu zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinheid, ontuchtigheid, afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen en dergelijke. Ze zijn te onderscheiden in ’wereldse’ (zoals overspel, moord en dronkenschap) en ’godsdienstige’ zonden (zoals afgoderij en ketterij, godsdienstige dwalingen dus). Satan heeft verschillende soorten pijlen op zijn boog. Maar welke pijl het ook is, hij is gedoopt in gif.

Slangenvenijn

Bunyan noemt de vijanden giftige slangen. De duivel is tot Adam en Eva gekomen in de gedaante van een slang, maar zijn dienaars vermommen zich net zo. Uitgezonderd de koperen slang, die Mozes moest oprichten in de woestijn, staat de slang (ook wel basilisk of adder) in de Bijbel in een kwaad daglicht. Niet voor niets. De slang komt kruipend naderbij, onhoorbaar. Zijn gif kan dodelijk zijn. De dood treedt niet ineens in, maar sluipt als het ware door het lichaam heen, tot het bloed geheel vergiftigd is. De slang is het symbool van het kwaad. In het Oude Testament worden de heidense vijanden van Israël vergeleken met slangen. Want zie, Ik zend slangen, basilisken onder ulieden, tegen dewelke geen bezwering is; die zullen u bijten, spreekt de HEERE (Jer. 8:17). Hoe vreselijk zal het voor de farizeeën geweest zijn, toen de Heere Jezus hen vergeleek met de eieren van een adder: Hij dan, ziende velen van de farizeeën en sadduceeën tot zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? (Matth. 3:7).

Wapen in de strijd

Welk wapen laat Bunyan aanprijzen door de Prins? Het is ’de gezonde leer’. Daarmee wordt de zuivere leer naar Gods Woord bedoeld. Kennis van Gods Woord is dus onmisbaar nodig. Waar dat gemist wordt, zal men vervallen tot een eigenwillige godsdienst. Wie Gods Woord niet onderzoekt, de belijdenisgeschriften gesloten laat en zich niet verdiept in de geschriften van onze vaderen, heeft geen recht tot spreken als het gaat over godsdienstige zaken. Men vervalt tot dwalingen en ketterijen. Paulus gaf zijn ’zoon’ Titus (zie Titus 1:3) een beter advies: Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij machtig zij beide om te vermanen door de gezonde leer en om de tegensprekers te wederleggen. En waarom? Want er zijn ook vele ongeregelden, ijdelheidsprekers en verleiders van zinnen, inzonderheid die uit de besnijdenis zijn (Titus 1:9,10).

Insluipers

Bij sluipen kan gedacht worden aan inbrekers. Die gebruiken vaak de duisternis als een dekmantel. Ook zakkenrollers behoren tot die categorie, al doen die hun werk overdag. Ze zijn als zodanig niet herkenbaar en kunnen zich zelfs heel mooi voordoen. Denk aan babbeltrucs, waarbij men met mooie woorden bankgegevens of geld aftroggelt. Paulus waarschuwde er zijn andere geestelijk zoon, Timotheüs, voor. De insluipers hebben een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. (…) Want van dezen zijn het die in de huizen insluipen (2 Tim. 3:5a,6a). Wat zegt Paulus in vs. 5b daarvan? Heb ook een afkeer van dezen.

Waken en nuchter zijn

Daarom is het nodig om op de hoe de te zijn, om te waken. Maar ook om nuchter te zijn. In de Bijbel wordt dan niet alleen bedoeld dat men (bijna) niet eet en drinkt, maar ook dat men niet meedoet met veelvraterij en dronkenmansfeesten (brasserijen). Ook wordt het woord gebruikt om aan te geven dat men zich niet moet belasten met allerlei wereldse zaken. Die kunnen een mens zo bezetten, dat ze vergeten waar het om gaat in het leven. In de strijd tegen de duivel en de zonde is het nodig te waken en nuchter te zijn. Zijt nuchter en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden (1 Petr. 5).

Staan wij bekend als wakende mensen? Tonen wij Bijbelse nuchterheid?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen