Gods weg met Jozef
8. Gaat naar Jozef
Wat is het waar in het leven van Jozef wat we lezen in Ps. 30: 4 en 6: HEERE, Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in de kuil niet ben nedergedaald. Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich. Zijn dromen hadden hem een zonnige toekomst voorspeld, maar het was zo geheel anders in zijn leven gelopen. Zijn broers hadden hem in de kuil geworpen en hij was daarna als slaaf naar Egypte verkocht. Wat was er van al zijn mooie dromen uitgekomen?
Daarna werd hij in het huis van Potifar van een grote misdaad beschuldigd en kwam hij in één van de zwaarste gevangenissen van Egypte terecht waar des konings gevangenen gevangen zaten (Gen. 39:20). In plaats van hogerop te komen, was hij in de kuil nedergedaald (Ps. 30:4). Wat een onbegrepen en raadselachtige wegen waren het voor Jozef. Tot zijn zeventiende jaar woonde hij bij zijn vader en daarna moest hij dertien jaar in ellendige omstandigheden in Egypte verkeren. Toch was de Heere onder alles wat hij leed bij hem. Herhaaldelijk lezen we tijdens zijn moeilijkheden: En de HEERE was met hem.
Door middel van de dromen van de schenker en de bakker en vooral door de dromen van Farao werd hij op Gods tijd verhoogd tot onderkoning. Toch zijn zulke onbegrepen wegen niet vreemd voor allen die de Heere vrezen. Denk eens aan het leven van vader Jakob, aan David, Ezechiël, Daniël, Jeremía en andere bijbelheiligen. Wat moesten zij vaak door diepe dalen gaan voordat de hun toegezegde beloften in vervulling gingen. Ondanks dat alles blijft het waar: Het licht is voor den rechtvaardige gezaaid, en vrolijkheid voor de oprechten van hart (Ps. 97:11). Duidelijk zien we dat in het leven van Jozef. Hij werd onderkoning van Egypte, kreeg als teken van macht en gezag de ring van Farao en ontving een nieuwe naam: Zafnath Paänéah (Gen. 41:45), wat ‘redder van de wereld’ of ‘uitlegger van verborgenheid’ (kanttek. 61) betekent. Ook mocht hij in de op één na belangrijkste koninklijke wagen rijden, terwijl de mensen als zij hem zagen aankomen, moesten knielen.
Niet lang hierna trouwde hij met Asnath, de dochter van Potiféra, een belangrijke man uit de plaats On. Uit dit huwelijk werden de beide zonen Manasse en Efraïm geboren. Manasse betekent: ‘God heeft mij al mijn moeite (in dit land) doen vergeten’. Dat wil vanzelfsprekend niet zeggen dat hij niet meer aan zijn vader en vaderland terugdacht, maar dat de Heere hem uit zijn ellendige omstandigheden, waarin hij jaren verkeerd had, genadig had willen verlossen. Zijn tweede zoon heette Efraïm. Die naam betekent: ‘dubbele vrucht’ of ‘dubbel vruchtbaar’ en wijst op het ‘dubbele’ geluk dat de Heere hem niet alleen uit zijn ellende wilde verlossen, maar daarenboven ook wilde verhogen tot onderkoning.
Zoals Jozef voorzegd had, braken er eerst zeven jaren van voorspoed aan en hij raadde de koning aan, een vijfde deel van de oogst als een soort belasting het volk op te leggen en het als distributievoorraad in de steden op te slaan. Die maatregel betekende geen drukkende maatregel voor de bevolking, want Egypte was een vruchtbaar land en de mensen wisten bovendien dat het opgeslagen koren voor hen ten goede kwam en dat er na de zeven jaren voorspoed (de zeven vette jaren), er een hongersnood van zeven jaren zou aanbreken (de zeven magere jaren). Toen de zeven jaren des hongers begonnen aan te komen, gelijk als Jozef gezegd had, was er honger in al de landen, maar in gans Egypteland was brood. Als nu gans Egypteland hongerde, riep het volk tot Farao om brood; en Farao zeide tot alle Egyptenaars: Gaat tot Jozef, doet wat hij u zegt (Gen. 41:54 en 55). Wat gelukkig voor de mensen in Egypte en de omliggende landen dat er zoveel koren was opgeslagen, want de honger werd sterk in Egypteland (vers 56). En alle landen kwamen in Egypte tot Jozef om te kopen, want de honger was sterk in alle landen (vers 57).
In Spreuken 6:6-8 lezen we hoe de mieren hun voedsel bereiden in de zomer en voorbereidingen treffen voor de winter. Zo behoren we niet zorgeloos te leven, maar ‘moeten wij zorgen voor het hiernamaals en in het leven ons voorbereiden voor de dood en in de tijd voor de eeuwigheid’ (Matthew Henry). De Bijbel zegt dat het nu de welaangename tijd en dag der zaligheid is (2 Kor. 6:2) om bekeerd te kunnen worden en om de Meerdere Jozef, de Heere Jezus, als onze Zaligmaker te mogen leren kennen, want na deze tijd zal er geen tijd meer zijn (Openb. 10:6). In Joh. 6:27 zegt de Heere Jezus: Werkt niet om de spijze die vergaat (de tijdelijke dingen), maar om de spijze die blijft tot in het eeuwige leven. Hij, Die het Licht der wereld en het Brood des levens is, zegt: Die tot mij komt, zal geenszins hongeren en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten (Joh. 6:25). De Heere Jezus is ‘de Meerdere Jozef’ en Hij roept ons toe: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven (Matth. 11:28).
Opent uwen mond,
Eist van Mij vrijmoedig
Op Mijn trouwverbond.
Al wat u ontbreekt,
Schenk Ik, zo gij ’t smeekt,
Mild en overvloedig (Ps. 81:12).
(Volgende keer D.V. 9 Jozefs broers gaan naar Egypte)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's