Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paasprediking in Elberfeld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paasprediking in Elberfeld

6 minuten leestijd

Aanstaande zondag en maandag is het Paasfeest. Op het grote en allesbeslissende wonder van Pasen is ook in het verleden door de getrouwe dienaars van Christus gewezen. Ter gelegenheid van de aanstaande paasdagen nemen we enkele gedeelten over uit een nog altijd zeer aansprekende preek van dr. H.F. Kohlbrugge, uitgesproken op zondag 25 april 1847. De tekst was Openbaring 1:18: En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods.

Ik ben dood geweest…

“Mijn geliefde Johannes, hoe valt u daar zo voor Mijn voeten neer als een dode? Dat moest u toch niet doen. Hebt u dan nu nog vrees? U behoeft immers voor Mij niet zo te sidderen en te beven. Wat jaagt u nog vrees aan? Uw zonde? Die heb Ík immers en u hebt Míjn gerechtigheid. Hoor toch, o Mijn trouwe discipel, gij gewenste man: Ik ben dood geweest. Ik wierp Mij met blijmoedigheid en vrijwilligheid voor u in de bres. Nu is de toorn van ú afgekeerd, en Ik wil u hebben, zoals u bent.” Mijne geliefden. Dat is een lieflijk evangelie, dat wij hier vernemen. Ik ben dood geweest. Een evangelie vol van waarheid en genade van de lippen van Hem, Die de Verlosser en de overste Leidsman van onze zielen is. Een evangelie, ook voor ons, in wie de vreze des doods zo vaak nog huisvest. De Heere van Zijn gemeente heeft een ontzaglijke liefde voor allen, die verslagen zijn van geest, en wier beenderen verbrijzeld zijn. Voor allen, die voor Zijn Woord wegzinken.

Ik ben dood geweest. Gelijk wij ook dood waren in zonden en overtredingen, en Hij daar de Eerste is geweest, Die ons door Zijn dood uit onze dood tevoorschijn riep, zo zijn wij nog steeds als doden. Want in allerlei nood kunnen wij ons niet vasthouden aan Zijn Woord, aan Zijn ontferming en trouw. Wij verbeelden ons ook gedurig, als het erop aankomt, dat Hij toornig op ons is. Ook is ons de majesteit Gods te machtig, en zijn wij zelf te vleselijk, dan dat wij gedurig met blijdschap tot Hem zouden toetreden en een hart tot onze God zouden hebben, om met frisse moed Zijn ‘nochtans’ op de puinhopen van al het zichtbare te handhaven.

Ik ben dood geweest. Zo spreekt de Heere, onze getrouwe en barmhartige Hogepriester. Hij heeft voor ons de dood gesmaakt, wat het is, als een dode daar neer te liggen, waarbij alle baren over ons heengaan. Maar daar hebben we nu Zijn troost, en daardoor weten wij nu, waardoor wij doorgekomen zijn, doorbreken en zullen doorbreken.

Ik ben dood geweest. Omdat Ik een dode werd, zo zult u, Mijn verlosten, niet dood blijven liggen. Geen dood zal meer macht over u hebben. Opstaan zult u, die daar in het stof neerligt. Opstaan, u, die in de as neerzit. Heerlijk zult u voortblinken, u, die door allerlei nood neergedrukt bent. Waak op, waak op, trek uw sterkte aan! Ik heb door Mijn dood-zijn voor u uitgewerkt dat u allerlei vruchten des levens hebt, genade en volheid tot alle genoegzaamheid, naar Mijn Woord: Ik leef, en gij zult leven.

…en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen.

De HEERE zegt: Zie. En wanneer Hij dit zegt, zo moeten wij onze ogen opendoen. Intussen is het een vriendelijk Woord van Zijn lippen, waardoor Hijzelf onze ogen ontsluit, want wij zijn gedurig weer blind van hart. Het ene ogenblik zien wij de volheid van Zijn goedertierenheid, macht en genade, en hoe Hij weet te helpen. Het volgende ogenblik zien wij wederom niets dan dood en omkomen. Wij zitten voortdurend vol vrees, namelijk niet vol ware vreze Gods, maar vol vrees dat Hij niet goedgunstig, niet genadig jegens ons zal zijn. Ook vol vrees of wij wel weer uit deze of gene doodsangst zullen verlost worden. Daarom opent Hij de ogen door Zijn vriendelijk Zie. Vat het derhalve toch, mijn broeders en zusters, u, die de Heere Jezus Christus liefhebt in onverderfelijkheid: de Heere wil dat wij niet op onze zonden zullen zien. Niet daarop dat wij vleselijk zijn. Ook niet daarop of wij het waard zijn of niet. Hij geeft ons moed dat er in al datgene waarvoor wij vrees koesteren, niets te vrezen is.

Ik ben levend. De dood heeft Mij niet kunnen houden. De smarten des doods zijn voor Mij ontbonden. Nu sta Ik daar als Overwinnaar van élke dood. Waar is dan nu nog de prikkel des doods? Ik heb toch voor u de zege behaald. Zo hebben wij dan geen dode Heiland, mijne geliefden, maar zulk één, Die levend is. Zo kan Hij dan horen, wanneer wij tot Hem smeken, want Hij heeft wel oren voor ons geroep. Hij heeft ook ogen. Hij ziet onze nood, telt onze tranen, en hoewel Hij Zich verborgen houdt, zo is Hij evenwel Israëls Heiland van oudsher. Hij heeft ook handen, om ons uit elke diepe kuil, uit alle slijk uit te rukken waarin wij verzinken zouden zo Hij niet nabij was, om ons te redden en op een Rotssteen te stellen, die alle vijanden te hoog is. Hij heeft ook voeten, om Zich tot ons te haasten wanneer wij anders zouden moeten omkomen. En als wij daar op de grond neerliggen, zonder troost en vol vertwijfeling, zo is Hij snel met Zijn heil brengende voeten nabij, om ons te bezoeken, om Zich bij ons te voegen op de weg, zodat ons hart brandende wordt in ons van enkel vreugde, omdat Hij zo lieflijk weet te vertroosten met Zijn Woord en Zijn tegenwoordigheid.

Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods.

Kan ons dan nu niets meer in de weg staan, zo vraagt het hart dat gedurig opnieuw bestreden wordt? Weliswaar staat ons alles in de weg, want de zekerheid die de Heere ons geeft, is geen zekerheid voor het vlees, maar een zekerheid voor het geloof. Daar zullen duivel en wereld wel voor zorgen, dat des Heeren heiligen hier nimmer zonder bestrijding blijven, want al wat van de wereld is, kan niet anders dan diegenen van harte haten, die van hun God getuigen.

En Ik heb de sleutels der hel en des doods. Ja, wel is het waar: het gaat kort bij de hel langs. Maar de Heere weet wel, hoe lang en hoe kort Hij de keten van de oude draak heeft gemaakt. Of deze ook de tanden toont en hard blaft, toch kan hij noch bijten, noch schade doen.

Ja. Amen. In mij is geen kracht tegen de grote menigte dergenen die mijn ziel haten. Ik sidder voor hel en dood. In mij is geen kracht, ook niet om voor Uw aangezicht op de voeten te blijven staan. In het stof verootmoedig ik mij. Wie ben ik, en wat is mijn huis voor U? Maar nochtans juicht mijn ziel U ter eer. U geeft mij moed door Uw woorden: Vrees niet. Uw Amen is mij ten zegel, dat niet de hel, maar de hemel Uwer zaligheid, niet de dood, maar Uw leven mij in eeuwigheid bezit. Wees Gij mij dan genadig. Gij hebt alles wel gemaakt!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Paasprediking in Elberfeld

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's