Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op weg naar Kanaän

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op weg naar Kanaän

15. De twaalf verspieders

5 minuten leestijd

Daar gingen de twaalf verspieders. Het was een gevaarlijke onderneming, want ze wisten dat ze op vijandelijk grondgebied kwamen. Ze moesten dus behoedzaam en zo onopvallend mogelijk het land bezien om straks verslag te kunnen uitbrengen. Mozes gaf hen de opdracht mee: ‘Trek het zuiden van Kanaän binnen en bekijk het volk of het sterk of zwak is, bezie de steden of ze al of niet ommuurd zijn en bekijk de vruchtbomen en neem wat vruchten mee als je kunt en wees moedig’ (Num. 13:17-20).

Aangekomen in het beloofde land zagen ze in het zuiden rond Hebron enorme reuzen, kinderen van Enak, een bekende en beroemde reus. Daarna trokken ze naar het noorden en gaven hun ogen goed de kost. Na veertig dagen keerden ze terug en kwamen behouden in het leger van Israël te Kades-Barnea aan. Ze hadden een geweldige druiventros bij zich, meegedragen aan een stok uit het dal van Eskol, en spoedig werden ze omringd door Mozes, Aäron en de nieuwsgierige Israëlieten. Vooral aan Mozes vertelden de verspieders wat zij allemaal gehoord en gezien hadden. Inderdaad was het een goed land, vloeiende van melk en honing en trots lieten ze de meegenomen druiventros zien. Alles leek mooi en aardig!

Maar toen werd de andere kant door hen belicht en tien van de twaalf verspieders vielen elkaar bij en spraken: ‘Al is het land mooi, we zullen het nooit kunnen bezitten. Dat volk is veel sterker dan wij zijn en het dagelijkse leven is er hard. Bovendien hebben we reuzen en grote mannen gezien waar wij nooit tegenop kunnen. Wij waren slechts sprinkhanen vergeleken bij hen.

Nee, het land zullen we nooit bezitten. Heel onze reis erheen is op een mislukking uitgelopen. We hadden veel beter in Egypte kunnen blijven.’ Mismoedig eindigde hun verhaal en onder het vertellen was het volk steeds bozer geworden. Maar Kaleb onderbrak hun trieste verhaal door tegen Mozes te zeggen: ‘Laten wij ondanks die sombere vooruitzichten maar gerust optrekken, want de HEERE zal ons helpen. Wij hoeven het gelukkig niet in eigen kracht te doen. In ’s HEEREN sterkte zullen wij de strijd aanbinden en alle vijanden overwinnen.’ Maar zijn opbeurende geloofstaal werd weggehoond, want de tien verspieders vielen elkaar bij en legden de gelovige Kaleb het zwijgen op.

Er was trouwens nóg een verspieder die er net zo over dacht als Kaleb en dat was Jozua. Maar hij schijnt om de een of andere reden even afwezig te zijn geweest en kon dus Kaleb niet bijvallen. Maar al zou hij erbij geweest zijn, dan nog hadden de twee gelovige verspieders het tegen de tien ongelovige verspieders moeten afleggen. Temeer daar het hele volk de tien verspieders bijviel, want we lezen: Toen verhief zich de gehele vergadering, en zij heven hun stem op, en het volk weende (Num. 14:1). Het geklaag en gejammer vermeerderde en uiteindelijk keerde het hele volk zich zelfs tegen Mozes en Aäron en werd er geroepen om een paar andere leiders die het volk weer naar Egypte zouden terugbrengen. ‘Het is veel beter naar Egypte terug te keren dan door het zwaard in het beloofde land te moeten sterven,’ riepen ze boos.

Tegenover dat massale geschreeuw stonden vier machteloze mensen: Mozes, Aäron, Jozua en Kaleb. Wat moesten zij beginnen tegenover zo’n overmacht? Er bleef voor Gods kinderen maar één Toevlucht over en dat was de HEERE. Mozes en Aäron vielen biddend op de grond en Jozua en Kaleb scheurden uit droefheid en verslagenheid hun kleren. Vier mensen, krachteloos en machteloos in zichzelf, stonden tegenover het hele leger van de Israëlieten.

Terwijl de twee leiders op de grond lagen te bidden, namen Jozua en Kaleb het woord en spraken: ‘Het land waar wij heengaan, is een uitermate goed land en als wij naar de HEERE luisteren, zal Hij ons vast en zeker in dat land brengen. Wat onmogelijk is bij de mensen, is mogelijk bij de HEERE. Hij zal ons helpen en daarom zullen de vijanden het verliezen, hoe groot en machtig zij ook zijn.’

Toen de twee mannen nauwelijks uitgesproken waren, schreeuwde het volk: ’Geloof hen niet, zij bedriegen ons!’ Terwijl ze zo spraken, namen ze stenen op om de twee godvrezende mannen te stenigen. Toen greep de HEERE in. Op hetzelfde ogenblik liet Hij Zijn vreselijke majesteit in de wolk boven de tabernakel zien en sprak Hij tot Mozes om het hele volk in één ogenblijk te verteren. Maar Mozes bad als vanouds voor hen en sprak: ‘HEERE, dan zullen de Egyptenaren U honen en zeggen dat U het volk wel tot de grens, maar niet over de grens in het land van Kanaän kon brengen en zo zou Uw grote en heilige Naam gelasterd worden. O, HEERE, vergeef toch de ongerechtigheid dezes volks, naar de grootte Uwer goedertierenheid’ (Num. 14:19).

De HEERE verhoorde Mozes’ gebed, want we lezen daarna: En de HEERE zei: Ik heb hen vergeven naar uw woord (vers 20). Hoewel het volk gespaard bleef, sprak de HEERE wel een grote straf over hen uit. Veertig dagen hadden de verspieders het land bezocht en daarom zouden de Israëlieten veertig jaren in de woestijn moeten zwerven. Bovendien zouden alle mensen boven de twintig jaar in de woestijn moeten sterven. Alleen Jozua en Kaleb, die een goed gerucht van het land Kanaän hadden voortgebracht met de Levieten (er was geen Leviet onder de verspieders geweest) zouden op Gods tijd in het beloofde land mogen komen. Ook stierven de tien verspieders door een oordeel van de HEERE een plotselinge dood omdat zij kwaad van het beloofde land gesproken hadden.

Och, had naar Mijn raad

Zich Mijn volk gedragen!

Och, had Isrels zaad

Op Mijn effen paân

IJv’rig willen gaan,

Naar Mijn welbehagen! (Ps. 81:15).

(Volgende keer D.V. 16. Het oproer van Korach, Dathan en Abiram)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Op weg naar Kanaän

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's