Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak over de brief van Paulus (42)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak over de brief van Paulus (42)

9 minuten leestijd

Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één; Er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt. Romeinen 3:10 en 11

HOPENDE: Allen die zalig zullen worden, zullen weten dat zij uit genade zalig worden. Er is daarin geen onderscheid tussen Jood en Griek. We zijn allen gevallen Adamskinderen. De apostel heeft in het vorige vers gezegd dat zij allen onder de zonde zijn, of ze nu Jood of Griek zijn. In Adam zijn alle mensen van God afgevallen. Alle mensen zijn daardoor in een zelfde staat van ellende gekomen. In ons eenvoudige vragenboekje van Hellenbroek, waar wij ons altijd nog maar aan houden, wordt de vraag gedaan: In hoeveel stukken bestaat des mensen ellende? En dan is het antwoord daarop: In drie, in zonde, onmacht daaronder, en in straf. Over onmacht onder de zonde hadden de vrome Joden niet te klagen. Zeker de farizeeërs niet. Maar de apostel zegt: Want wij hebben tevoren beschuldigd beide Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn.

De vorige keer hebben we het al besproken dat dit niet anders betekent dan der zonde dienstbaar te zijn. Dat geldt voor de Jood dus zowel als voor de Griek. De apostel kan dat met de Schrift bevestigen. Daarom zegt hij nu: Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één. We hebben ons altijd maar aan de Schrift te houden. Allen die de totale doodstaat van de gevallen mens loochenen, bestrijden daarin de Schrift. Het is een gevaarlijk werk als we de Schrift bestrijden. We spreken dan het onfeilbare Woord van God tegen. Zo durven we dan dus heel wat aan. Maar zo brutaal is de mens dan ook door zijn diepe val geworden.

UITZIENDE: Och vriend, we zijn zo jong niet meer. We hebben een leven van strijd achter ons liggen. Straks zal die strijd ook voor ons een einde hebben genomen. Vele dingen uit ons leven beschuldigen ons bij het ouder worden. Ik gevoel het, dat als de dood op het ogenblik komt, er niet anders overblijft dan de bede: ‘O God, wees mij zondaar genadig’. Áls ik die bede dan nog in waarheid zal mogen doen, want ik word ook nog gewaar, dat God het laatste woord zal hebben en dat er van mij totaal niets in aanmerking zal kunnen komen. Alleen wil ik er maar mee zeggen, dat al ben ik door Gods weerhoudende genade bewaard gebleven voor uitbrekende zondedaden, er dan toch niet anders dan bergen van schuld in mijn leven te vinden zijn. Maar ik gevoel er geen schuld over als ik het voor de Waarheid heb opgenomen. Altijd is die Waarheid geweld aangedaan, waarin de soevereiniteit Gods verhoogd wordt en waarin des mensen totale geestelijke doodstaat niet wordt verzwegen. De Waarheid dus waarin op een rechte wijze de vrije genade Gods verhoogd wordt in het zaligen van de zondaar. En die Waarheid is toch zo duidelijk in Gods Woord geopenbaard. Ik mag dan toch wel eerlijk zeggen dat ik nooit heb kunnen verdragen als de in Gods Woord geopenbaarde Waarheid werd verdoezeld. En als ik dan de strijdbijl heb opgenomen, dan heb ik daar geen beschuldiging over. Het is de Heere bekend, dat ik daarin voor mijn eigen eer niet heb gestreden, al heeft men wel durven zeggen dat er in al dat strijden zoveel vreemd vuur op het altaar was. Ze hebben daarin nog niet helemaal ongelijk gehad, al was het niet zoals zij het bedoelden. Over al mijn werk moet er verzoening worden gedaan. Dat ben ik me goed bewust. Het zoeken van eigen eer kruipt er altijd in alles tussen. Ook moet ik erkennen, dat mijn Godevijandige vlees het met de Waarheid net zomin eens kon zijn als degenen die de Waarheid bestreden. Ik behoef Rome en de Pelagiaan of Remonstrant echt niet buiten mezelf te zoeken. Toch is er iets in me geweest dat op de Waarheid aantrok en het voor die Waarheid op deed nemen.

HOPENDE: Zo was het bij Paulus ook. Hij wist dat hij in de door hem verkondigde Waarheid niet tegen de Schrift ingegaan was, maar dat hij daarin de Schrift had laten spreken. Daarom zegt hij nu: Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één. In onze Bijbel worden we bij deze tekst naar de Schriftplaats gewezen waarop de apostel zich beroept. Psalm 14 en Psalm 53 zijn zo goed als gelijkluidend aan elkaar. Die gelijkluidende Schriftplaatsen waar onze Bijbel ons naar verwijst, zijn nog met vele Schriftplaatsen te vermeerderen. In Prediker 7:20 lezen we: Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op de aarde, die goed doet en niet zondigt.

UITZIENDE: Het is toch wel een ontzettend getuigenis dat de Schrift van de gevallen mens moet geven. God heeft de mens toch zo goed en volmaakt geschapen. Geschapen naar Gods beeld, was de mens geheel rechtvaardig. Maar Adam verloor het beeld Gods en wij allen in hem. De toerekening van Adams schuld aan al zijn nakomelingen wordt ons hier dus ook weer duidelijk geleerd. Niemand is daarvan buiten gesloten. Met deze Waarheid kan de mens van nature het ook weer niet eens zijn. Men vraagt zich af, wat men eraan kan doen dat Adam van God afgevallen is. Maar dat behoeft men niet meer te vragen, als men Adam niet meer in het paradijs behoeft te zoeken, maar bij zichzelf kan vinden. En och vriend, dan spreek ik nu over wat ik op het ogenblik bij mezelf gewaar word. Ik geloof, dat ik wel eens in het paradijs gebracht ben en dat toen Adams zonde mijn zonde is geworden. Toen heb ik het over leren nemen dat Adams zonde mij rechtvaardig toegerekend wordt. En op dat plekje moet elk mens komen, want buiten de eerste Adam om leren we de tweede Adam niet kennen. Adam moet het eens niet meer gedaan hebben. We moeten het zelf gedaan hebben, wat de paradijsgeschiedenis ons laat weten. Maar och, ik heb nooit kunnen denken dat ik die oude Adam nog eens zo in mijn leven bij mezelf vinden zou, als nu het geval is. Als de apostel hier zegt dat niemand rechtvaardig is, gelijk geschreven is, dan tekent hij daarmee de totale verdorvenheid van de gevallen mens. Die mens staat niet meer in een rechte verhouding tegenover zijn Maker. Hij is Godevijandig geworden. Hij heeft zelf God willen zijn. Dat is de val van de mens geweest. We zijn in die val atheïsten geworden. Daarom zegt de dichter in het verband van de Schriftplaats, die hier door de apostel wordt aangehaald: De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God.

Och vriend, ik kan boven die dwaas niet uitkomen. Ik ga steeds meer aan dat oude volk van God denken, dat ik dingen heb horen zeggen die ik niet begreep. De Heere was in die tijd zo dicht bij me. Maar als ik nu soms niets meer van God in mijn ziel kan vinden, ga ik denken aan die mensen die ik heb horen zeggen, dat ze zo gekweld konden worden met atheïstische gedachten. Om dan maar te zwijgen over dat als God willen zijn.

Augustinus schijnt daar ook last van gehad te hebben, want die heeft het eerlijk erkend, dat hij wilde dat hij God zou zijn en dat God Augustinus moest worden, maar dat hij alleen maar weer vrede voor zijn gemoed kon vinden, als God weer God was en Augustinus weer Augustinus.

O vriend, het valt niet mee, als men zijn gevallen staat in moet gaan leven. Het is niet te zeggen welk een diepe kuil er vanbinnen te vinden is van enkel goddeloosheid en vijandschap. Waar ik vroeger door gekweld werd, dat laat me nu wel met rust, want de lust is grotelijks vergaan, maar nu hoor ik die honden blaffen die ik vroeger niet zo gehoord heb.

HOPENDE: Als ge u zo waarneemt, dan moet ge wel denken, dat ge alleen zo zijt. Maar nu lezen we in de tekst: Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één. We zijn dus allen met hetzelfde sop overgoten.

De apostel zegt ook nog: Er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt. Dat is alweer een Waarheid die de gevallen mens niet overnemen kan. Zeker niet, als men denkt dat men zo’n zoekend mens is. Ik heb de vijandschap dikwijls goed waargenomen, als ik bijvoorbeeld bij een begrafenis erop wees, dat er geen mens meer is die nog naar God vraagt of zoekt. Maar ik stond er altijd sterk mee, als ik me op deze Schriftplaatsen kon beroepen, die hier ook door de apostel worden aangehaald. Dan kon ik zeggen, dat ik dit niet zei, maar dat de Heere Zelf vanuit de hemel heeft nedergezien op de mensenkinderen, om te zien of iemand verstandig ware, die God zocht. Maar de Heere Zelf heeft er niet één gevonden. Men voelt zich toch altijd sterk staan, als men Gods Woord laat spreken. De apostel heeft hier ook Gods Woord laten spreken. Maar dat getuigenis dat de Heere heeft moeten geven van de gevallen mens, houdt wat in! Ik heb er weleens een indruk van gehad dat die zonde van nalatigheid de mens zo schuldig stelt voor God. Het schepsel vraagt naar zijn Schepper niet.

Is God dan niet rechtvaardig, als Hij zulk een mens, die geleefd heeft alsof hij geen Schepper had en die nog nooit om de gunst van zijn Schepper verlegen is geweest, straks voor eeuwig van voor Zijn aangezicht verstoot? Maar in die zonde van nalatigheid ligt ook gelijk een zonde van bedrijf opgesloten. Waarom vraagt de mens naar God niet meer? Er is niemand die verstandig is, zo wordt hier gezegd. Hij is onwillig om naar zijn Schepper te zoeken. En waar hij naar God niet zoekt, daar zoekt hij alleen de dingen buiten God. Hij zegt tot God: Wijk van ons, want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust (Job 21:14). Gelukkig, dat er nu in Jesaja 65 staat: Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden, Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten. Die Waarheid heb ik juist altijd hoog zien te houden, met het vasthouden aan die Waarheid die we overdacht hebben. Daar wilde de apostel ook heen, zoals we verder hopen te beluisteren. Maar daar openbaart zich nu altijd de bitterste vijandschap tegen.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Samenspraak over de brief van Paulus (42)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's