Gods oordeel over de Kerk (2)
En de heerlijkheid van den God Israëls hief zich op van den cherub, waarop Hij was, tot den dorpel van het huis; en Hij riep tot den Man Die met linnen bekleed was, Die den schrijvers-inktkoker aan Zijn lendenen had. En de HEERE zeide tot Hem: Ga door, door het midden der stad, door het midden van Jeruzalem, en teken een teken op de voorhoofden der lieden die zuchten en uitroepen over al die gruwelen die in het midden derzelve gedaan worden. Ezechiël 9:3 en 4
Hoor dan toch des Heeren Woord, gij volk dat met geen lust bevangen wordt. Of kent u niet de drankgod of de sportgod of de geldgod, of misschien ook wel de godsdienstgod? De hoogste afgod van onszelf is altijd onze eigen ik. Of is het bij jullie anders, kinderen? Heb je dan nooit tegen je ouders gezegd: Ik weet wel dat het niet mag, maar ik wil het, ik doe het, ik zal die afgoden toch dienen? Al die digitale onreinheid is vergelijkbaar met de vrouwen die in de tempel de Thammuz aanbaden, met alle onreinheid die daarmee gepaard ging.
Het waren in de tempel met name ambtsdragers die de afgoden aanbaden. Mag ik aan u de vraag stellen, ambtsdragers in ons midden: Welk voorbeeld geeft u aan uw catechisanten, aan uw gemeenteleden? Welke afgoden aanbidt u? Wees eens eerlijk tussen God en uw ziel. Kunt u de waarheid nog uitleggen? Of bent u zo druk met alle afgoden, van het werk misschien, of anders? Is er bij u nog evenwicht tussen Wet en Evangelie? Kunt u dat over het algemeen nog uitleggen?
Hoe is het in onze gezinnen? Zijn onze gezinnen kleine kerkjes? Hoe is het met u gesteld, ouders? Hoe is het met de huisgodsdienst, of hebt u de wereld in huis toegelaten en gaat u uw kinderen voor in allerlei wereldse zaken? Dan bent u net als die mannen hier in de tempel. U hebt uw Doopbelofte afgelegd, dat gij uw kinderen zult onderwijzen, zult doen en helpen onderwijzen. Scherpt u dagelijks uw kinderen de waarheid in?
Volk des Heeren, bent u jaloersmakend? U weet dat woorden wekken, maar voorbeelden trekken. Hebben ze al eens aangeklopt bij u om te horen over de werken des Heeren? Bent u wel eens waarlijk een profeet geweest, net als Eldad en Medad, om de daden en de deugden des Heeren te vertellen? Volk des Heeren, onderzoek eens wat uw afgod is. Het is toch niet uw bekering? Het zijn toch niet uw oefeningen, waar u zo prat op gaat? Alles wat u hebt is door de Heere geschonken.
Als ik zo die enkele vragen aan u stel, ziet u dan de overeenkomst met Ezechiël 9? Moeten we dan niet bevreesd zijn dat de Heere ook hier op de drempel kan staan en dat de verderfengelen klaar staan om ons te verderven? Weet het, geliefde hoorders, de Heere ziet de zonde niet door de vingers, zeker niet van de ambtsdragers. Hij móet alle zonden straffen. Hij zál ook alle zonden straffen, of aan onszelf of in een Ander. Alleen in Hem is behoud, voor mensen die in hun binnenste de gruwelen inleven die in de tempel bedreven werden.
Onbekeerde medereiziger in ons midden, mag ik u toeroepen wat ook Ezechiël in hoofdstuk 33:11 zegt: Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls? Keer weg van de afgoden. Buig u voor de Heere neer. De Heere heeft geen lust in de dood van de zondaar, maar daarin heeft de Heere lust, dat de goddeloze zich bekere en leve.
Volk des Heeren, u weet wat de afgoden zijn waar u zo onder gebukt gaat, wat die verdorvenheden zijn en de smart die daarmee gepaard gaat. Wat zegt Paulus in de Hebreeënbrief? Laat ons afleggen allen last (ook alle afgoden) en de zonde die ons lichtelijk omringt (Hebr. 12:1). Dan zal een eerlijk gemaakt mens zeggen: Ik kan het niet. Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik (Rom. 7:19).
Ach, Paulus zegt nog meer in Hebreeën 12:2: Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht. Dat is een zien op Hem met een geloofsoog, met een geschonken geloof. Want alleen in Zijn kracht kunnen die afgoden gedood worden. Alleen in Zijn kracht, ziende op Hem, op die grote Zondedoder, zullen de zonden gedood kunnen worden.
We zien de Heere staan op de drempel, gereed om de tempel te verlaten. Ingrijpend! Laat het eens op u inwerken. We zijn geen greintje beter. Mocht het maar nood worden in uw en in jullie leven. O Heere, wilt U ons niet begeven en wilt U ons niet verlaten?
We gaan naar onze tweede gedachte, om te midden van deze gruwelen, te midden van het verval van het volk, dus ook in deze tijd, na te gaan of er nog zuchters zijn.
2. De zuchters onder het oordeel
Er staat in vers 4b: lieden die zuchten en uitroepen over al die gruwelen die in het midden derzelve gedaan worden.
Kanttekening 33 noemt het een overblijfsel, dat is het overblijfsel naar de verkiezing, dat verborgen was onder het afvallig, God verwerpend volk. Dus tussen al die afgodendienaars, die van buiten netjes waren maar de afgoden dienden, is er nog een volk, een overblijfsel dat zucht. Het grondwoord wijst erop dat dit zuchten voortkomt uit pijn, uit smart. Ze zuchten onder die gruwelen en over de zonde die in stad en tempel bedreven wordt. Ze verheffen zich dus niet boven die mensen. Ze zeggen niet: Des HEEREN tempel, des HEEREN tempel, des HEEREN tempel zijn deze (Jer. 7:4b).
Zelfverheffing is de grootste hindernis om tot verootmoediging te komen. In de tempel - met nette ambtsdragers die de afgoden dienden, waar onzedelijkheid werd bedreven - stonden mensen met de rug naar God toe. Maar er waren in Jeruzalem ook zuchters, die zuchtten en uitriepen over al die gruwelen, staat er in ons tekstvers. De Bijbelverklaarder Greenhill legt het zo uit, dat het zuchten zijn die hoorbaar naar buiten komen. Die zuchten ontstaan door een last, vanwege de zonden en gruwelen die bedreven worden. Ik meen dat hij schrijft: Als u langs die huizen ging, dan hoorde u ‘och’ en ‘ach’.
Zuchten, het woord betekent ook een voortdurend zuchten en aanroepen, een voortdurend och en ach. Dat was dus een volk van och en ach. Dit laatste wordt vaak denigrerend gezegd, maar hier is er een overblijfsel van och en van ach, die niet konden ophouden. Zij waren net als Baruch in Jeremía 45: Ik ben moede van mijn zuchten en vind geen rust.
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's