Efraïms oprechte bekering
Ik heb wél gehoord dat zich Efraïm beklaagt, zeggende: Gij hebt mij getuchtigd, en ik ben getuchtigd geworden als een ongewend kalf. Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, want Gij zijt de Heere mijn God. Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekendgemaakt, heb ik op de heup geklopt; ik ben beschaamd, ja, ook schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb. Jeremia 31:18, 19
Geliefde lezers,
Wat is de oprechte bekering tot God toch een eenzijdig, Goddelijk wonder! Als God niet de eerste was en bleef, er zou geen mens zalig worden. Maar omdat Hij de Eerste en de Laatste is, daarom wordt er een volk zalig dat God de Vader in de stilte der eeuwigheid in Zijn lieve Zoon verkoren heeft.
Zien we dit niet bewaarheid in de woorden van onze tekst? Daar ontmoeten we een volk dat weeklaagt en zich bij de Heere aanklaagt vanwege hun zonden en ongerechtigheden. Dat volk wordt Efraïm genoemd. De naam Efraïm wordt in het OT vaak gebruikt om daarmee het hele volk Israël aan te wijzen, en wel in het bijzonder het noordelijk gelegen tien stammenrijk.
Ondanks dat de Heere hen uitdrukkelijk had gewaarschuwd om geen uitlands god te eren en zich te wachten voor hun zielen, was Israël de stem des Heeren toch ongehoorzaam. Gods getrouwe knechten, de richteren en de profeten, hebben jarenlang het volk opgeroepen om terug te keren tot de God van hun vaderen. De Heere liet Zijn volk ernstig waarschuwen en liefdevol nodigen tot boete en berouw, maar zij weigerden de stem des Heeren te gehoorzamen. Daarom zond de Heere eerst het tien stammenrijk naar Assyrië, en jaren later het twee stammenrijk naar Babel.
Was dit nu het einde van Israël? ‘Zou God Zijn genâ vergeten? Nooit meer van ontferming weten? Zou Hij Zijn barmhartigheên door Zijn gramschap hebben afgesneên?’ O nee! Wie zal het wonder ooit in woorden kunnen uitdrukken, de getrouwe Verbonds-Jehova gedacht in de toorn des ontfermens. De Heere had onder die vele duizenden ballingen nog een overblijfsel naar de verkiezing van Zijn genade. Dat overblijfsel wordt in onze tekst Efraïm genoemd. Voor hen gebruikte de Heere de ballingschap als middel om hen in de schuld te brengen. Welk een wonder dat Hij Zich naar Zijn soeverein welbehagen over hen ontfermde, terwijl duizenden en duizenden ballingen om eigen schuld verloren gingen. Zij wilden leven zoals de wereld leeft en weigerden zich te bekeren.
Geliefde lezers, zult u er aan denken dat als u wilt leven zoals de wereld leeft, u ook zult sterven zoals de wereld sterft, namelijk zonder God en buiten Christus! De apostel Jakobus zegt: Overspelers en overspeelsters, weet gij niet dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand Gods gesteld (Jak. 4:4). O, vreselijk als God uw vijand is en blijft! Laat u daarom nu nog met Hem verzoenen door de dood van Zijn Zoon. Het is nu nog de welaangename tijd, de dag der zaligheid, waarin een volkomen vergeving van al uw zonden om niet te verkrijgen is. O, versmaad deze dierbare Zaligmaker en Zijn grote zaligheid toch niet, maar smeek Hem evenals de tollenaar achterin de tempel om Zijn genade. Dan zult u ondervinden dat ‘wie Hem need’rig valt te voet, van Hem Zijn wegen zal leren’. Dan zult u zich evenals Efraïm bij de Heere gaan aanklagen, zeggende: Gij hebt mij getuchtigd, en ik ben getuchtigd geworden als een ongewend kalf.
Een ongewend kalf is een kalf dat niet gewend is aan het dragen van het juk en zich daar ook niet aan wil onderwerpen. Het springt en dartelt alle kanten op. Zo weigert ieder mens van nature zich te onderwerpen aan het zachte juk van Gods geboden. Hij verzet er zich op allerlei wijze tegen. O, wat wordt hem dat toch tot schuld en smart als hij door Gods Geest ontdekt wordt aan zijn dodelijke vijandschap tegen God! Dan gaat hij met Asaf erkennen: Toen was ik onvernuftig en wist niets, ik was een groot beest bij U (Ps. 73:22). O, dan doorleeft hij iets van wat de dichter zingt in Psalm 38:6
’k Ben door Uwe wet te schenken,
Krom van levenden,
Vol van druk, benauwd van hart;
Zeer gebogen en verslagen,
Moe van klagen,
Ga ik al den dag in ’t zwart.
Met Efraïm klopt hij nu op zijn heup als teken van een oprecht berouw over zijn zonden. Terwijl hij vroeger zijn zonden probeerde te verbergen, doet hij nu niets liever dan die voor Gods aangezicht oprecht bekennen. Efraïms gebed wordt zijn dagelijks gebed: Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, want Gij zijt de Heere mijn God. Het gaat hem om hersteld te mogen worden in Gods dierbare gunst en gemeenschap.
Geliefde lezers, let eens op de laatste woorden van Efraïms gebed: Want Gij zijt de Heere mijn God. Met al zijn zonden en schuld vlucht hij door het geloof tot de Heere zijn God, Die in Christus een zeer barmhartig en genadig God is. Tot bemoediging van berouwvolle zondaren heeft Christus daarvan Zelf een bewijs gegeven in de gelijkenis van de verloren zoon. Toen hij nog ver van zijn vader verwijderd was, zag zijn vader hem al, en werd met innerlijke ontferming bewogen; en toelopende viel hem om zijn hals en kuste hem. Hij gaf zijn dienstknechten de opdracht om hem het beste kleed aan te doen, een ring aan zijn hand te geven en schoenen aan zijn voeten en het gemeste kalf te slachten.
Berouwvolle zondaar, u die zo vermoeid en belast bent vanwege uw zonden en schuld, kom dan tot Hem zo schuldig en onwaardig als u bent, en u zult rust vinden voor uw ziel. Laat u niet misleiden door de duivel die u wel weet wijs te maken dat u te lang, te veel en te zwaar gezondigd hebt. Hij is een leugenaar en een mensenmoorder van den beginne en zoekt uw eeuwige ondergang. Geloof echter Christus’ heil- en troostrijk Woord. Hij verzekert u dat Hij u in genade zal aannemen: Al wat de Vader Mij geeft zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen (Joh. 6:37).
Onbekeerde lezers, we zijn met u bewogen. U reist op de eeuwigheid aan zonder iets te kennen van dit hartelijke berouw en deze oprechte schaamte vanwege uw zonden. O, val de Heere heilig lastig om de ware ontdekking aan uw zonden en schuld!
Kinderen, jeugd, maak het gebed van Efraïm tot je dagelijks gebed: Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, want Gij zijt de Heere mijn God. Smeek de Heere om kracht om onvoorwaardelijk met alle zonden te breken. Zijn er onder jullie die gebukt gaan onder de schuld van je jeugdzonden? Bid David dan na: Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen, gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o Heere (Ps. 25:7). Zo zal de Heere Zich zeker over je ontfermen, want Zijn goedheid is zeer groot.
Volk des Heeren, zolang u op aarde bent zult u niet boven het gebed van Efraïm kunnen uitgroeien. Diepere ontdekking aan uw zondige en verdorven bestaan zal u telkens weer tot het gebed brengen: Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, want Gij zijt de Heere mijn God. De Heere zal er voor zorgen dat u niet als een bekeerd mens door het leven zult kunnen gaan, maar als een in uzelf onbekeerde, ellendige en arme zondaar. Zo alleen krijgt Christus in Zijn gezegende ambten van Profeet, Priester en Koning alle waarde voor uw ziel. Zo alleen zult u eenmaal worden verlost van het lichaam dezes doods, met toeroepingen: Genade, genade zij denzelven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's