De heilige oorlog (159)
Verkiezende en verlossende liefde
Na veel strijd is in de stad Mensziel de rust weergekeerd. Bunyan vertelt in het laatste hoofdstuk van ‘De heilige oorlog’ hoe de stad toegesproken wordt door Prins Immanuël. Dit laatste hoofdstuk heet ‘Immanuels toespraak tot Mensziel’ en kan de sleutel, de uitleg genoemd worden tot het begrijpen van alles wat heeft plaatsgevonden. In dit artikel het eerste deel van de toespraak.
Bericht van de Prins
Nadat de inwoners van Mensziel zich tot hiertoe hebben bevrijd van hun vijanden en de onruststokers, krijgen ze bericht van de Prins. Hij stelt een dag vast waarop Hij alle inwoners wil ontmoeten op het marktplein om hen een aantal aanwijzingen voor de toekomst te geven. Als ze daarnaar handelen, zal dat ten goede komen aan hun eigen veiligheid en welstand en tot vernietiging van de Diábolonisten die in deze stad geboren zijn.
Als de vastgestelde dag is aangebroken, ontmoeten de stedelingen elkaar op het marktplein. Prins Immanuël verlaat het kasteel, stapt in Zijn koets en volgt de dalende weg naar het plein. Al Zijn kapiteins staan in vol ornaat rechts en links naast Hem opgesteld.
De grond van de verlossing
Daarna wordt gevraagd om stilte en na enige wederzijdse begroetingen waaruit de liefde tot elkaar te zien is, begint de Prins hen als volgt toe te spreken:
‘Mijn Mensziel! U, die Mijn hartsvrienden bent, heb Ik vele en uitnemende voorrechten geschonken. Ik heb u uitgekozen uit velen om Mijns Naams wil, niet om u te vereren, maar tot Mijn eer. Ik heb u ook verlost, niet alleen van de vloek der wet, maar ook uit de macht van Diábolus. Dat heb Ik gedaan omdat Ik u heb liefgehad en omdat Ik Mijn hart op u gezet heb om u goed te doen.’
De prijs tot verlossing
‘Ik heb ook een volkomen genoegdoening voor uw ziel betaald, om daarmee alles weg te nemen wat u in de weg stond om tot de genoegens van het paradijs terug te keren. Om Mijn eigendom te worden heb Ik u gekocht met een prijs, niet van vergankelijke dingen, zoals zilver en goud, maar met een prijs van bloed. Met Mijn eigen bloed, dat Ik vrijuit heb gestort op aarde, heb Ik u tot de Mijne gemaakt. Zo heb Ik u, o Mijn Mensziel, verzoend met Mijn Vader. Ik heb U woningen toegewezen bij Mijn Vader in de Koninklijke stad.
Daar zijn dingen, o Mijn Mensziel, die geen oog heeft gezien en ook niet in het hart van een mens zijn opgeklommen, om die te bedenken.’
De weg tot verlossing
‘U hebt bovendien gezien, o Mijn Mensziel, hoe Ik u uit handen van de vijanden heb verlost en wat Ik daarbij heb gedaan voor U. Samen met die vijanden was u in vreselijke opstand gekomen tegen Mijn Vader. U was gewillig om hun eigen dom te zijn, al zou dat tot uw vernietiging leiden. Ik kwam eerst tot u met Mijn wet. Daarna kwam Ik met Mijn Evangelie. Ik schudde u wakker en Ik toonde u Mijn heerlijkheid. U hebt geleerd wie u was, wat u zei, wat u deed en dat u vaak in opstand bent gekomen tegen Mijn Vader en Mij.
Toch heb Ik u niet verlaten, zoals u vandaag ziet. Maar Ik ben tot u gekomen. Ik heb u verdragen in alles wat u deed. Ik heb op u gewacht en u uiteindelijk uit louter genade en gunst aangenomen. Ik heb het niet toegelaten dat u verloren zou gaan, terwijl u daar wel gewillig voor koos. Ik heb u omringd en van alle kanten gekweld, zodat u vermoeid zou worden van de wegen die u ging. Ik heb uw hart vernederd door u te pijnigen, zodat u bereid was om het goede en het ware geluk te aanvaarden. Toen Ik een volkomen overwinning over u had behaald, zorgde Ik ervoor dat dat tot uw voordeel was.’
Uitverkoren en verlost
Achttien hoofdstukken lang heeft John Bunyan ons meegenomen in een verhaal waarin hij laat zien welke strijd gevoerd wordt om de ziel. Die strijd is nog niet voorbij, maar Bunyan is nu op een punt gekomen dat hij Prins Immanuël een toespraak kan laten houden waardoor licht valt op Gods werk in de ziel.
Bunyan gebruikt deze toespraak om te laten zien wat de Bijbel zegt over de dwaasheid van de mens, de liefde van God en de haat van satan. Hij begint met wat God van eeuwigheid heeft uitgedacht en in de tijd uitwerkt tot verlossing van de ziel.
Vaders verkiezende liefde
Bunyan gaat de verkiezing niet uit de weg. De verkiezing, ook wel het Godde lijk welbehagen genoemd, is de grond, de verlossing is het gevolg, Gods eer is het doel. De verkiezing is een teken van Goddelijke liefde. Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat (Rom. 9:13). God is de Eerste, niet de mens. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een Verzoening voor onze zonden (1 Joh. 4:10). Die liefde gaat uit van de Vader en wordt zichtbaar gemaakt door de Zoon: Gelijkerwijs de Vader Mij liefgehad heeft, heb Ik ook u liefgehad (Joh. 15:9).
Christus’ verlossende liefde
De verkiezing van verloren zondaren is de grondslag van de zaligheid, het verlossende werk van Christus is de uitwerking daarvan. Omdat betaling van de schuld, om te komen tot verlossing van de straf, onmogelijk door de zondaar zelf plaats kan vinden, al zou hij alle schatten van de wereld bezitten, heeft Christus het op Zich genomen om de prijs te betalen die nodig was om Zijn eigendom te worden. Daar is de apostel Petrus wel achter gekomen, en daarom schrijft hij: Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdelen wandel, die u van de vaderen overgeleverd is, maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam (1 Petr. 1:18,19). Die bloedprijs is ook de betaling om een eeuwige woning in de hemel te kunnen ontvangen. Die verlossende liefde opent ogen, oren en harten om daar dingen te zien, te horen en te ondervinden die alles te boven gaan en bereid zijn door God voor diegenen die Hem liefhebben (1 Kor. 2:9).
De toepassende liefde van de Heilige Geest
Bunyan beschrijft ook door welke middelen die verlossing wordt geschonken. Dat is het werk van de Heilige Geest, Die de Wet afdrukt in het hart, waardoor de zondaar ontdekt wordt aan zijn vijandige doodstaat. Het ontzaglijke van de gehoorzaamheid aan satan en de opstand in het paradijs wordt ingeleefd. Maar na de donder van de Wet klinkt de bazuin van het Evangelie die doet ontwaken. De Heere toont Zijn heerlijkheid, maar het opstandige bestaan blijft zijn werk doen. Maar God verlaat niet wat Zijn hand begon, al zijn de vijanden van buiten en van binnen de ziel nog zo machtig. Weest sterk en hebt goeden moed, vreest niet en verschrikt niet voor hun aangezicht; want het is de HEERE uw God, Die met u gaat; Hij zal u niet begeven, noch u verlaten (Deut. 31:6).
Het gaat alles door een weg van verdrukking en van vernedering, maar dat is de weg om tot overgave en overwinning te komen. Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd (1 Petr. 5:6).
Deze Goddelijke liefde moge leiden tot de verwonderde uitroep die Johannes liet horen: Ziet hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden (1 Joh. 3:1).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's