Doopgetuigen
Tijdens elke doopsbediening worden wij geconfronteerd met de derde doopvraag: “Ten derde, of gij niet belooft en voor u neemt, dit kind, als het tot zijn verstand zal gekomen zijn, waarvan gij vader en moeder (of: getuige) zijt, in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen, te doen en te helpen onderwijzen?” Mij is de vraag gesteld iets te schrijven over het woordje dat tussen haakjes staat: getuige. Hoe komt het dat dit woord er staat? Wat is de achtergrond ervan? Is dat een woord dat we nu nóg moeten gebruiken?
In dit artikel wil ik eerst iets schrijven over de historische achtergrond van doopgetuigen, om vervolgens de betekenis voor het heden te beschrijven.
Doopgetuigen tóen
Doopgetuigen zijn een verschijnsel uit de Rooms-Katholieke kerk, reeds vanuit de tijd vóór de Reformatie (16e eeuw). De kerk beschouwde zich min of meer als eigenaar van haar leden en doopleden. De kerk wilde de garantie hebben dat de kinderen overeenkomstig de roomse leer werden opgevoed. Daarom waren bij de doop ook doopgetuigen aanwezig, die mede antwoord gaven op de doopvragen. Vaak waren dat de grootouders, en zij heetten dan peter en meter (Latijnse afleidingen van vader en moeder). De doopgetuigen droegen met hun beantwoording verantwoordelijkheid namens de kerk dat het kind goed rooms werd opgevoed. Ze konden de ouders ook bijstaan in de opvoeding. In moeilijke situaties kon aan hen raad gevraagd worden.
Toen de tijd van de Reformatie aanbrak, heeft men willen breken met het verschijnsel van de doopgetuigen. De Reformatie zette sterk in op de eigen en grote verantwoordelijkheid van de ouders in de zaak van de opvoeding. Tegelijk realiseerden onze vaderen zich dat zo’n verschijnsel niet zomaar verdwenen was. Men maakte er in ieder geval geen breekpunt van. Daarom staat in de Dordtse Kerkorde (DKO) van 1618-1619, artikel 57: “De dienaars zullen hun best doen, en daartoe arbeiden, dat de vader zijn kind ten doop presentere.1 En in de gemeenten daar men nevens de vader ook gevaders of getuigen bij de doop neemt (welk gebruik in zichzelf vrij zijnde, niet lichtelijk te veranderen is) betaamt het, dat men neme die de zuivere leer toegedaan en vroom van wandel zijn.” Met andere woorden: als er doopgetuigen zijn, moet je er in ieder geval voor zorgen dat ze zuiver in leer en leven zijn.
In al onze Bijbeluitgaven staat bij het doopformulier nog altijd “(of getuige)”. Kerkrechtelijk hebben onze eigen synode en de synode van de Gereformeerde Gemeenten in 2021 korte metten gemaakt met het verschijnsel doopgetuigen. Artikel 57 van de gezamenlijk opgestelde herziening van de DKO is ingekort en zegt alleen nog: “De kerkenraad bevordert dat doopouders zelf het kind ten doop houden.” In de toelichting wordt aangegeven dat er geen rol meer is weggelegd voor peetouders en getuigen.
Doopgetuigen nú
In de praktijk van het gemeentelijk leven zijn er echter bij de doop veel oog- en oorgetuigen aanwezig. De doop wordt bediend aan de ‘kinderen der gemeente’ in de samenkomst van de gemeente. De doop is niet alleen een zaak van de ouders. De doop is een zaak van de hele gemeente. In het kader van ‘doopgetuigen’ noem ik enkele invalshoeken.
1. In de eerste plaats heeft God de sacramenten ingesteld tot verstérking van het geloof van Gods kinderen. Zo staat het in onze Heidelbergse Catechismus in vraag en antwoord 65. Wel is de hele gemeente getúige van de doopsbediening. Daardoor komt tot de héle gemeente de prediking van de betekenis van de Heilige Doop. Wijlen ds. W. Verhoeks (1930-1994) zei weleens aan het begin van zijn dooptoespraak, dat we met het lezen van het doopformulier “een kostelijke predicatie” hadden gehoord. Doordat we getuigen van de doop zijn, rust op ons de volle verantwoordelijkheid van de prediking van de Heilige Doop.
2. Doordat de héle gemeente bij de bediening van de doop van “deze kinderen” betrokken is, ligt er ook op de héle gemeente de dure roeping om de kinderen van de gemeente in het gebed op te dragen. In Gods huis. In gezinsverband. In het persoonlijk gebed. Realiseren we ons dat we, als getuigen zijn van de bediening van de Heilige Doop, een dure verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van de kinderen van de gemeente?
3. De band tussen een kind en de gemeente krijgt in de loop der jaren op verschillende manieren gestalte. De ambtsdragers ontmoeten de kinderen tijdens de catechisatie en werken op deze manier mee aan de opvoeding en het onderwijzen van de kinderen. Dat geldt ook voor jongerenwerkers die, door de kerkenraad aangesteld, kinderen en jongeren “helpen onderwijzen”.
4. Waar veel minder aandacht voor is, is de steun die vanuit de hele gemeente zou kunnen worden gegeven bij de ópvoeding van de kinderen. Dat was het oorspronkelijke doel van ‘doopgetuigen’. Ik schreef hierboven: “Zij droegen met hun beantwoording verantwoordelijkheid namens de kerk dat het kind goed rooms werd opgevoed. Ze konden de ouders ook bijstaan bij de opvoeding. In moeilijke situaties kon raad gevraagd worden.”
Een en ander heeft dr. A. de Muynck ertoe gebracht om in de Waarheidsvriend van 29 september 2022 een oproep te doen om het stelsel van peters en meters weer in te voeren. In dat artikel gaat hij in op ouders en gezinssituaties waarin ouders het soms reuze moeilijk hebben bij het opvoeden. Wat zou het mooi zijn als ze dan terug konden vallen op bijvoorbeeld grootouders, familieleden of bekenden uit de gemeente. De Muynck schreef: “Waarom zou zoiets weer ingevoerd moeten worden? Eenvoudig omdat opgroeien én opvoeden in de 21e eeuw lastig is. Een verwarrende tijd vraagt om gidsen die mensen naast zich hebben.”
Moeten we dan weer terug naar peters en meters zoals dr. De Muynck in zijn artikel betoogt? Dat gaat ons te ver. Toch is de gedachte die De Muynck aansnijdt niet verkeerd. Het sluit aan bij wat de heer L.P.M. Scholten in 1997 al in De Wachter Sions schreef over de doopgetuigen: “Feitelijk is het zo, dat bij elke doopbediening de gehele gemeente er getuige van is. Dat dan ook de gehele gemeente als een muur om deze ouders met dit kind ga staan, ter bescherming en hulp”.2 Dit sluit aan bij wat ik hierboven schreef en wat door De Muynck is verwoord.
Laten we samen en ieder voor zich de woorden van De Muynck eens overwegen. Niet om het stelsel van doopgetuigen formeel weer op te tuigen. Maar wel om én in de familie, én in de gemeente, én in de kerken raden ons erop te bezinnen of en hoe we elkaar tot steun kunnen zijn in het zo belangrijke werk van de opvoeding van onze kinderen.
Noten
1. Op basis hiervan lijkt het minder juist als de moeder alleen naar het doopvont loopt.
2. Zie hiervoor de artikelenserie van dhr. L.M.P. Scholten over ‘Vader of getuige’ in De Wachter Sions van 29 mei 1997 e.v.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's