Overwonnen
Openbaring 12
Een dramatisch hoofdstuk is het: Openbaring 12. Johannes ziet een indrukwekkend teken aan de hemel verschijnen: een vrouw, een vorstin gelijk. De zon is haar koninklijk gewaad, onder haar voeten glinstert de maan, op haar hoofd draagt ze een kroon van twaalf sterren. Wie is zij? De gemeente uit Israël en de volkeren.
Prachtig beeld van de gemeente! Wij zien vaak haar zwakke kanten. Maar ze is de bruid van Koning Jezus. “Stralend van goud, stralend van licht en vreugde / gaat zij als bruid tot wie haar hart verheugde.” Dat is het geheim van Gods gemeente. We vangen er iets van op, wanneer de gemeente rond de avondmaalstafel zit of haar halleluja zingt.
Helaas, slechts even ziet Johannes haar in volle glorie. Want ze is uiterst kwetsbaar en schreeuwt het uit van pijn. Een zware bevalling overweldigt haar. Het Oude Testament is het relaas van haar geboorteweeën. Eindelijk is het Kind er: “Zij baarde een Zoon.”
Meteen verschijnt een volgend teken aan de hemel: een grote vuurrode draak. Een ondier is het, met zeven koppen, teken van verwrongen intellect; op elke kop een diadeem; verder tien horens, symbolen van brute macht, waarmee hij van Gods kosmos een chaos maakt.
En dan? De draak stormt op de vrouw af die op het punt staat moeder te worden. Hij wil haar Kind hebben, wil Het verslinden zodra Het geboren is. Lukt het? We zien Herodes, de kindermoordenaar, op Hem aandringen, evenals de inwoners van Nazareth, het Sanhedrin, Judas, Pilatus. Ten slotte wordt Hij in een graf gelegd. De draak zegeviert.
Nee, toch niet. Ten derden dage wederom opgestaan van de doden, opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods. Als in een flits ziet Johannes het. Want Jezus’ leven wordt in dit visioen samengeperst tussen de twee polen van Kerst en Hemelvaart. Een schokkende ontknoping volgt. Zodra de draak wil toeslaan, wordt het Kind weggerukt naar God en zijn troon. Daar is Het veilig. De draak heeft het nakijken. God triomfeert. Ons heil is daarom veilig in de hemel. Daar wordt het bewaard, totdat Christus terugkomt op de wolken des hemels en ons zal meenemen naar God en zijn troon.
Een aangevochten verwachting. Ons heil veilig in de hemel? Johannes ziet hoe er oorlog uitbreekt in de hemel: Michaël en zijn engelen voeren strijd tegen de draak en zijn engelen. Verwarrende beeldspraak. In de hemel woont toch de Eeuwige, bij wie het één en al vrede en zaligheid is? Hoe zit dat?
We krijgen enig zicht op dit raadsel, als we bedenken dat satan een tijd lang toegang had tot de hemel om zijn aanklachten bij God in te dienen. Tegen wie? Tegen Job, tegen de hogepriester Jozua, tegen iedereen die God liefheeft. Maar dan is daar het Kind, dat door zijn kruis en opstanding een ijzeren staf ontvangt om de nieuwe Koning der wereld te zijn. Zodoende stort de duivel met zijn aanhang onder luid geraas op aarde neer. Jezus zelf noemde het ook: “Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen” (Lukas 10).
Op dat moment wordt in de hemel een triomflied aangeheven: “Nu zijn ze verschenen: de kracht van onze God en de macht van zijn Christus. Want de aanklager is ten val gebracht. Onze broeders en zusters hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door hun getuigenis. Daarom, verblijd u, hemelen, en allen die daar wonen.” Fraai heeft Bach deze woorden getoonzet in cantate 50.
Het evangelie wordt verkondigd omdat wij God prijzen dat zijn Lam ook voor ons zijn bloed heeft gestort. Daarom kan satan geen rechten meer op ons laten gelden en moeten zijn aanklachten tegen ons verstommen.
Dat zeggen we niet goedkoop. Want aan het slot van het zegelied klinkt een sinister wee: “Wee degenen die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is naar u toegekomen.” De draak heeft zich, toen hij uit de hemel was geworpen, niet stilletjes teruggetrokken. Integendeel, hij is in grote woede uitgebarsten en probeert op aarde zijn gram te halen, ook heden ten dage. Daarom achtervolgt hij opnieuw de moeder. Tevergeefs. Ze ontkomt, net zoals toen ze haar Kleine ter wereld had gebracht.
Nog geeft de boze niet op. Lukt het hem niet Christus’ gemeente in haar geheel te vernietigen, dan zal hij eenieder van ons persoonlijk aanvallen. Is dat niet de reden dat we het nodige meemaken? En dat we soms denken dat Luther ten onrechte zong: “Al trekken op van alle kant / de helse legerscharen, / wij vrezen niet! De Heer houdt stand, / Hij zal zijn volk bewaren”? Alles is satan eraan gelegen dat we niet tot geloof komen of het geloof verliezen.
Dit rest ons: vasthouden aan Christus’ overwinning. Als het moet met een schreeuw, net als de vrouw. Eens zal het moment aanbreken dat we verheugd en van zorg ontslagen in het Vaderhuis de jubelroep aanheffen: “Wij, nota bene wij hebben overwonnen door het bloed van het Lam.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 2021
Ecclesia | 8 Pagina's