Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tegenstem tegen nationale zelfverheerlijking: Willem de Clercq over Van der Palm (II)

Bekijk het origineel

Tegenstem tegen nationale zelfverheerlijking: Willem de Clercq over Van der Palm (II)

5 minuten leestijd

De hooggestemd rede van Van der Palm riep bij Réveilman De Clercq, die zich steeds meer zou gaan verwijderen van het verlicht-liberale ideeëngoed van de overgrote meerderheid van zijn tijdgenoten, wisselende gevoelens op. De Clercq hield graag rekening met anderen, verre van hem iemands vreugde te bederven of tegenover zijn vrienden en kennissen te staan, niets zou hem aangenamer zijn geweest dan een werkelijk nationaal feest waar Gods eer en de belangen van het vaderland en die van de mensen recht zou zijn gedaan: “Hoe schoon ware ik geschikt geweest tot eene bazuin ter eere der publieke opinie, maar het gaat mij als Bileam: ik moet anders profeteeren, als ik naar den loop mijner kennissen en betrekkingen zoude hebben moeten doen. Dit te doen als men zijne tijdgenooten lief heeft, als men zoo gaarne met een ruim hart wilde bewonderen, als men gevoelt dat men zich daardoor in een onaangenaam daglicht plaatst is niet genoegelijk, doch ons hart moet onze overtuiging uitspreken en niet ter rechter- of ter linkerzijde zien”.26 Veinzerij paste niet bij een zo gewetensvol christen als De Clercq.

De Clercq, het tekent zijn inlevingsvermogen, probeerde zich tweeërlei reactie op Van der Palms lofrede op de nationale eendracht en de verlicht-christelijke tijdgeest voor te stellen. Enerzijds van tijdgenoten die in verlichting en vooruitgang geloofden: “Stel ik mij voor diegenen die zich hier verzameld hadden en die gedurende die veertig of vijftig verlopen jaren zoo veel rollen hebben medegespeeld, die zich van te voren op deze bijeenkomst verheugden, die aldaar vrienden van vorige jaren weder omhelsden, als zich door den tijdgeest gehuldigd ziende en den tijdgeest huldigende; als den tegenwoordige regeringsvorm als de beste erkennende, den tegenwoordige stand van het christendom als de vrucht van toenemend verstand en verlichting beschouwende, en eene toespraak waar van God en voorzienigheid gesproken wordt reeds bijzonder godsdienstig vindende, dan kan ik mij verbeelden hoe zij niet meer dan Van der Palm gezegd heeft, konden wenschen, en hoe de schone vormen waarin hij hen de beelden van den Academische leeftijd en de genoegens van hunne hereeniging ter dezer plaatse voordroeg hunne verrukking ten hoogste moeten gestemd hebben”.27 De welsprekendheid van Van der Palm waarvan De Clercq de helderheid, de klaarheid en de doorschijnendheid roemde maar waarin hij het verhevene miste dat eerbied inboezemt28 kon de gemoederen dus sterk beroeren.

Tegenover deze mensen, vermoedelijk de meerderheid, die in vooruitgang geloofden stelde De Clercq zich “diegenen voor, die nu die zelfde Academische Leeftijd dier feestvierders als de tijd beschouwen van waar de verspreiding van het gif van ongeloof en oproer dagtekent en alwaar de fakkels rond gedeeld wierden die ook dit land zoo vele schatten, zoo veele tranen gekost hebben en die nu deze zelfde menschen zich nog op de daden en gevoelens hunner jeugd horen beroemen”. hadden gezien.29 De Clercq noemt het niet maar ongetwijfeld moet hij hierbij hebben gedacht aan “De bezwaren tegen de geest der eeuw”(1823) van zijn vriend Da Costa dat in het verlicht-liberale Nederland een grote schok had teweeggebracht.30 We mogen aannemen dat de eerstgenoemden hebben behoord tot de felle tegenstanders van Da Costa en zijn ‘Bezwaren’, de tweede daarentegen tot de medestanders van Da Costa.

De Clercq onderscheidde nog een derde groep van reünisten, zij die noch het oude noch het nieuwe verheerlijkten maar de noodzaak van een geestelijke opwekking zagen: “Tevens stel ik mij voor den genen die begrijpt, dat er weder een nieuwe tijd moet geboren worden, waarin het Evangelie de grond onzer staatsregeling, onzer wetten, onzer opvoeding moet worden; en die nu daarentegen den naam van dat Evangelie hoewel het de enige bron is waardoor deze oude studenten de zaligheid, die hen hier mildelijk allen toegeworpen wordt, kunnen beërven van de lippen van een dienaar des Evangelies, van een vertaler van Gods woord, niet eenmaal horen vloeien, wanneer hij daarentegen op de vroegere dagen een blik van verachting ziet nederwerpen, in vergelijking van onze tijden en dan eindelijk aan de Koning eene hulde hoort toebrengen dat hem ongepast vleiend en overdreven voorkomt. Wanneer nu deze beoordelaar hier de vereening van geestelijk en wereldlijk aanschouwt en de kristelijke hoogleeraar dan weder het volkslied dan eenen veranderden Psalm met accompagnement van het orgel, dan weder het volkslied onder het geleiden van allerlei instrumenten hoort opgeven dan vraag ik of hij de zaak niet anders beschouwen zal en moet”.31

De Clercq laakte dus Van der Palms visie op het verleden en diens vermenging van het geestelijke en wereldlijke, maar vóór alles miste hij de verkondiging van het alleenzaligmakend Evangelie. Hij las zijn woorden voor aan zijn vertrouwde vriend Bosscha die er wel enigszins mee instemde maar van mening was dat Van der Palm hier niet als leraar van het Evangelie kon worden gezien, een opvatting die De Clercq niet kon delen.32 Interessant in dit verband is een latere opmerking van De Clercq dat er een graad van christendom is waarin iemand als Van der Palm tot zegen kan zijn maar dat hij niet de ideale verkondiger van het Evangelie was; daarvoor preekte hij te menselijk en riep hij niet op tot bekering.33


Noten

26 http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/declercq. Dagboek van Willem de Clercq 1811-1844.

27 Dagboek Willem de Clercq (deel XV, 1828), 163.

28 Ibid., 165.

29 Ibid., 164.

30 Zie hiervoor: Isaäc da Costa, Bezwaren tegen de geest der eeuw (1823). Bewerkt en ingeleid door O.W. Dubois. Barneveld 2011.

31 Dagboek Willem de Clercq (deel XV, 1828), 164. Voor de verwijzingen naar Van der Palm: H.J. van der Palm, ‘Feestvierende herinnering’, 208, 222-223.

32 Dagboek Willem de Clercq (deel XV, 1828), 183.

33 Ibid., 60

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 2022

Ecclesia | 8 Pagina's

Tegenstem tegen nationale zelfverheerlijking: Willem de Clercq over Van der Palm (II)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 2022

Ecclesia | 8 Pagina's