De Heerser in Isra�l
I. En gij, Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Vit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. (Micha 5 : 1)
Micha is de bestraffende man Gods, die in de Naam des Hoeren het oordeel over Jeruzalem verkondigen moet. Een ondergang, die door vele profeten reeds voorzegd is en die de bedreigde smaad over Israël brengen zal. De zonden van vorstenhuis en volk hebben deze oordelen over stad en tempel gebracht, zoals de profeet in dit korte, maar toch ook zo betekenisvolle profetische boek ons voorstelt. Hij ziet door profetische verlichting de heirlegers der vreemden zich tegen de heilige stad vergaderen en diepe vernedering het deel van het volk worden, want, zo lezen wij in het laatste vers van het voorafgaande hoofdstuk: Zij zullen de rechter Israels met de roede op het kinnebakken slaan.
Hoe ver is het huis van David vervallen. Met Zedekia komt er een einde aan de macht van dit huis, want het wordt na zeer smadelijke bejegening gevankelijk weggevoerd naar het land van Babel. Dadelijk echter, nadat deze droeve aankondiging plaats vindt, wordt echter het geestesoog van de profeet verlicht en mag hij gewagen van de Heerser in Israel, Die uit het huis Davids zijnde, op de troon van Jacob zitten zal tot in der eeuwigheid. Hij mag één van de heerlijke voorzeggingen, waarin de trouw Gods jegens het huis van David en Zijn liefde en wijsheid jegens Zijn ganse kerk openbaar wordt, uitspreiden. Hij ziet het diep vernederde huis van David voor zich. De roem, die door David over zijn geslacht gebracht is en de door zijn optreden plaatsgehad hebbende verheffing van het geslacht van Isaï schijnt geheel verdwenen te zijn. Wederom is door dit verval het huis van David geraakt tot de nietigheid en de onbekendheid, die dit geslacht eigen was vóór Davids optreden in de geschiedenis van Israël. De grote boom van dit roemruchte geslacht, is een afgehouwen tronk geworden. Een klein, nietig en machteloos geslacht onder de vele geslachten van de stam uit Juda. Dit is het dan ook, dat de profeten doet uitroepen: En gij, Bethlehem Efratha, zijn gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Ja gewis, het is slechts een klein geslacht geworden, nietig, onbetekenend, vanwege het feit, dat alle macht en heerlijkheid er nu aan ontbreekt.
Onder het woord „duizenden" moeten wij de geslachten verstaan. Elke stam was verdeeld in geslachten, aan het hoofd waarvan een geslachtshoofd stond, die vroeger meestal het hoofd van een duizendtal was, waardoor men met het woord „duizend" dan ook een geslacht pleegde aan te duiden. Nu, onder de vele geslachten, de vele „duizenden" van Juda, was het geslacht, dat weleer zijn woonplaats in Bethlehem en omgeving aangewezen gekregen had, één van de geringste en nietigste. Ja gewis, het huis van David is tot de nietigheid van het geslacht van Isaï vervallen. Niets koninklijks is er meer aan dat geslacht te vinden. Aanstonds leven de nazaten van dat weleer zo koninklijke geslacht in het verachte Nazareth, waar Jozef een eenvoudige timmerman is en .Maria een onbekende nakomelinge van het huis van David.
Maar al moge het geslacht nietig zijn en niet meer de paleizen van de groten der aarde bewonen, de heerlijkheid van de Goddelijke trouw blijft het geslacht van Isaï verlichten. Op dat zo geringe huis rusten de onveranderlijke beloften Gods, die zeker zullen vervuld worden, al veranderde de aarde ook van haar plaats en al zou ze verzet worden in het hart van de zeeën. Gods beloftenissen falen nooit.
Zij rusten in Gods vrijmachtig welbehagen en zullen door Zijn macht en trouw vervuld worden. Uit de vervallen stad en uit het schier ondergegane geslacht zal dat Rijsje voortkomen, waarvan de profeet hier gewagen mag. Een Rijsje, dat zich ontwikkelen zal tot de Heerser in Israël. De profeet, gewagend van de komende Messias, predikt Hem in Zijn menselijke en Goddelijke natuur. Ja, hij mag ons bekend maken in
Ja, hij mag ons bekend maken in Wiens Naam en met welk doel Hij op de aarde verschijnen zal. Met nadruk toch staat er geschreven: Uit u zal Mij voortkomen. Hij komt in de Naam des Heeren om te doen het werk des Heeren Hij zal, zo spreekt de Heere door de mond van de profeet. Mij voortkomen. Hij wordt door de Vader gezonden om Zijn raad te dienen en Zijn werk te volvoeren.
Wat een uitnemende en uitmuntende gedachte. Hier ontsluit zich een schat van verborgenheden. Hij komt, de Heerser in Israël, uit kracht van het feit, dat Hij van de Vader gezonden is. Christus is de zalige vrucht van het eeuwig welbehagen Gods. Dat welbehagen vindt in Hem zijn heerlijkste openbaring. Door Christus wordt het op aarde geopenbaard. Dat God een welbehagen in mensen, in ellendige mensen genomen heeft, wordt ons juist in de komst van de Zoon Gods geopenbaard. Opdat wij weten zouden in wiens belang Hij op de aarde komt en van de waarheid van de woorden van Christus overtuigd zouden zijn, zien wij Hem voortkomen naar het welbehagen des Vaders uit een zo diep vervallen geslacht als het geslacht van David.
(Wordt vervolgd)
Ds. A. Vergunst. Rotterdam.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1961
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1961
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's