Snoeitijd
99
Chiel loopt naar het bed van Martijn. ‘Aijsa mag hier niets van weten,’ zegt hij meteen als hij Chiel ziet.
‘Voorlopig beloofd,’ zegt Chiel, ‘jij kunt haar zo toch niet onder ogen komen!’
‘Morgen hoor ik in hoeverre het oog beschadigd is; misschien valt het nog mee.’
Dan draait Chiel zich om naar het andere bed. Het gezicht van Haci Hasani is grauw: hij ademt erg oppervlakkig, hij moet veel pijn hebben. Toch maakt hij een beweging met zijn hand in Chiels richting. Voorzichtig drukt Chiel die ongewoon warme, klamme hand. Als hij daarna mevrouw Hasani zijn hand toesteekt, wendt ze haar hoofd af. Chiel maakt er een onbeholpen halve buiging van. Op de gang geeft Catharina hem een arm, een gebaar van troost.
Pas als Catharina de auto het erf oprijdt en Chiel het gedempte licht van de schemerlamp door de gordijnen van het voorraam ziet, moet hij aan Mijntje denken. ‘Zat ze aldoor alleen!’ constateert hij verschrikt. Catharina glimlacht en Willemijn wijst op het gemotoriseerde invalidenwagentje in de hoek bij de achterdeur.
‘Ugur?’
Ze knikken allebei. ‘Het kon op twee plekken gevaarlijk worden, zeiden die twee. Dus de één ging mee naar huize Verkade en de ander naar Meijlanden.’
Binnen zit Lode verdwaasd en verslagen op de bank. ‘Nou zijn we alles kwijt! Jij zei het nog. Die Van Eerden, die rotzak… Nou kan het allemaal nog wel tien jaar duren!’
Chiel hoort het niet, hij loopt rechtstreeks door naar zijn eigen kamer. Daar toetst hij het nummer van Gold Apple Garden in en wacht op Effi’s stem.
‘Ja,’ zegt hij, ‘ja, Effi, ik ben het.’
Haar stem klinkt ver, de verbinding is erg slecht. Een verre kakafonie van stemmen in allerlei talen houdt de lijn bezet.
‘Chiel! Is alles goed?’ Ze moet het wel drie keer herhalen voor het overkomt.
‘Ja, ze is onderweg… Wat zeg je? Leg maar neer, Effi, ik probeer het zo meteen nog een keer. Ik bel je op het vaste toestel. Blijf bij de telefoon. Ik moet je nog veel meer vertellen…’
Na de ruis nu de tergende pieptoon in zijn oor.
Hij geeft van machteloosheid een klap tegen de deurpost. Hij ziet haar staan in het kantoor voor het raam. Ze kijkt naar buiten, waar de dag begint. De zon zal net boven de boomtoppen komen. Ze wacht. ‘Ik kom.’ Dat zal hij straks zeggen. Alleen maar dat, de rest komt later. Hij loopt terug naar de kamer, waar Lode zijn onsamenhangende verhaal volhoudt ondanks de geringe aandacht van Catharina. Waar Willemijn Ugur in zijn jas helpt, terwijl ze hem bijpraat.
Ugur knikt hem ernstig toe voor hij zijn bontmuts opzet. Even heeft Chiel de neiging zijn hand op Lodes schouder te leggen. Maar hij loopt door naar Mijntje, die voor dit keer in bed zit met haar vest nog aan. ‘Zo, Chiel,’ zegt ze, haar handen vouwend als ging ze bidden. ‘Dat was een erg nette mijnheer, die ik hier op bezoek had. Een keurige man, die alle tijd voor mij had, maar nu gaat hij weg. Wanneer ga jij weg?’
Chiel laat voorovergebogen zijn handen tussen zijn gespreide knieën hangen. Zal hij een volgende keer zijn moeder nog aantreffen? Hij kijkt naar de dikke blauwe aderen op haar handen. Een ding is wel zeker: dan zit Effi hier naast hem in een van deze ouderwetse stoelen.
‘Ja moeder, ik ga!’
Tijdens de research voor deze roman heb ik veel gehad aan Een eeuw strijd om het bestaan in de fruitteelt, 100 jaar npv-nfo, geschreven door Arie Groot (nfo, Den Haag 1998).
Joke Verweerd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 2020
Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 2020
Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's